In de prille lentezon - Achter de boeken - Bovenop het stapelbed - Marieke - opdracht 4

19 mrt 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

In de prille lentezon

 

Ze hadden hem samen tot in kamer 159 gebracht, zijn valies helpen uitladen, tandenborstel in het bekertje gezet en afscheid genomen. Op terugweg had zij de kinderen bij vriendjes afgezet, om hen de nodige afleiding en zichzelf wat rust te gunnen.

De stilte overvalt haar als ze weer thuiskomt, omhult haar als een deken en smoort haar onrust. Geen kinderstemmen, geen radio, geen geroep of gehuil. Hoe lang was dat geleden? Ze voelt de vermoeidheid door heel haar lijf tot in haar hoofd kruipen, loopt meteen door naar de slaapkamer. Ze zet de dubbele terrasdeuren wijd open om licht en lucht overvloedig binnen te laten stromen, trekt de lakens van het bed en gooit die in de wasmand. Met een oude keukenhanddoek veegt ze het mosgroen laagje van de ligzetel op het dakterras. Ze legt zich languit in de prille lentezon en sluit de ogen.

 

Het suist in haar oren, de beelden van de vorige dagen flitsen aan haar voorbij. Het gewicht van de afgelopen periode drukt haar op de zetel neer. Het was een slopende aanloop naar de moeilijkste beslissing uit haar leven geweest. Het kraken van die bittere noot. Ooit was ze vastberaden geweest om haar kinderen niet aan te doen wat ze zelf in haar jeugd had ondervonden. Maar ze kon niet meer anders, wist dat het moest gebeuren. Ze zou het op haar manier doen.

De spanning heeft zich vastgezet in haar lichaam. Als ze voorzichtig rondjes draait met haar schouders, trekken de spieren stram tot waar haar nek haar schedel raakt. Haar schouderbladen kraken. Zodra de zon haar huid zachtjes warm likt, voelt ze het gewicht langzaam van zich afglijden. Ze ademt diep in en laat de lucht voorzichtig langs haar lippen stromen. Alsof ze nog niet helemaal durft uit te ademen. Een behoedzame glimlach verschijnt op haar gezicht. Straks zal ze voor het eerst sinds vele nachten terug in haar eigen bed slapen. Van alle scenario’s die er lagen, lijkt het best denkbare zich nu te ontplooien. Al die nachten kamperen in de living heeft dan toch iets opgebracht. Als er een voor en een na was, dan is die na nu begonnen.

 

Die ochtend -tien dagen geleden- hoorde ze voetjes van de kinderkamer trippelen naar hun bed aan de andere kant van de gang. Daarna de paniek in zijn stem terwijl hij terugliep naar hun stapelbed en zijn zus wekte: ‘Mama is er niet!’. Haar geruststellende woorden: ‘Misschien is ze beneden, ik hoorde hen gisterenavond nog’. Gehaast maar voorzichtig zette hij zijn blote voeten op de koude trap. Hij kon niet wachten tot hij beneden was, boog zich voorover en tuurde tussen de metalen treden door, de living in. Zo keken moeder en zoon elkaar in de ogen. Opgelucht liep hij de trap af, sloeg zijn armen om haar heen en kroop mee in de slaapzak. Op een geïmproviseerd bed van twee grote kussens had ze een bijna slapeloze nacht doorgebracht. Ook zijn zus was snel beneden en schoof zo goed en zo kwaad als het ging mee bij hen aan op de kussens. Met haar twee kinderen in de armen, dicht tegen zich aan, deed ze haar best uit te leggen wat er te gebeuren stond.

 

Haar tienjarig meisje had het al voelen aankomen. Ze had er ook al met haar moeder over gesproken. Bij haar zoontje drong het bericht die ochtend voor het eerst duidelijk door. Een zucht, die meer op opluchting leek dan op verdriet, ontsnapte hem. Alsof hij toen ineens begreep wat hij al zo lang aanvoelde maar geen woorden kon geven. Alsof dit de reden was voor de onverklaarbare woedeaanvallen waar hij soms last van had, de spanning die hij voelde trillen in huis maar niet kon duiden.

‘We zijn al met zo veel kinderen van gescheiden ouders in de klas.’ Hij telde luidop, kwam aan tien vingers. ‘We zouden een praatgroepje hierover moeten hebben! Dan kunnen we horen hoe de anderen het doen.’ En zo werd de kiem gelegd van het groepje met een tiental tweedeklassers die samen ervaringen zouden delen over twee huizen, bezoekregelingen, ruzies en wisselmomenten.

 

De dagen die volgden zwalpte hun vader als een wrak in huis rond. Zij hield het roer in handen en ging op zoek naar oplossingen. Want zo kon dit niet blijven duren. Ze ging met de kinderen op stap en zag de bloesemknoppen klaarstaan om open te barsten. Ze keek rond naar huurhuizen, al wist ze dat het geen haalbare kaart zou zijn om een dubbel huishouden met enkel haar loon te onderhouden. Ze vond een leuk plekje via Airbnb aan het speelplein voor de school. Dat zou korte termijn soelaas kunnen bieden. En toch wilde ze haar kinderen niet uit hun vertrouwde huis wegrukken en kon ze hen in deze toestand niet alleen bij hem laten. Voor de middag kwam hij niet uit zijn bed, de rest van de dag hing hij als luie Wanja tegen de verwarming aan, snikkend, smorend, snotterend met af en toe luide uithalen van verdriet.

 

Dit wierp haar terug naar haar eigen kindertijd, waar ze de tranen van haar moeder niet had kunnen stelpen, waar ze dat immens verdriet meevoelde maar geen woorden kreeg om erover te spreken. Toen besloot ze als negenjarig meisje dat haar dat nooit zou overkomen, dat ze zich nooit zo afhankelijk van een man zou maken. Nu zag ze met lede ogen toe, dat door haar toedoen haar kinderen met een immens verdrietige vader werden geconfronteerd. Met dit verschil: zij zoeken elke dag weer samen naar de juiste woorden om te benoemen, begrijpen, om de dingen een plek te geven.  

 

Die avond, toen ze al vijf dagen op de kussens sliep, had ze de kinderen in bed gelegd en zich uit huis aan een goed gesprek met een vriendin gelaafd. Ze geneerde zich voor de onverwachte zweetaanvallen die haar deze dagen parten speelden. Dan liep haar gezicht en hals helemaal rood aan en voelde ze de natte kringen in haar t-shirt groeien. Een onbekende ervaring die op café erg vervelend kon zijn, ze voelde zich dan bekeken. De vrouwen hadden zich afgevraagd of het een hormonaal- of stressgebonden fenomeen was. Een medisch onderzoek zou onnodig blijken, later zou ze dit effect telkens weer ervaren bij een piekmoment met grote spanning. Zodra die piek overwonnen was, verdwenen ook de 'vapeurs'.

 

Terug thuis verdween ze in de badkamer, gepoetst en opgefrist trok ze een vers gewassen pyama aan en kroop in de living haar slaapzak. Hij knielde neer en zette zich naast haar tijdelijk nest, hij smeekte om weer naar boven in het bed te komen. Wat moest hij doen om haar weer voor zich te winnen? Die vraag kwam veel te laat. Hij strekte zijn hand naar haar uit om een haarlok uit haar gezicht te vegen. Maar zij weerde dit gebaar af. ‘Laat je helpen’ was het enige wat ze op dat moment nog aan hem kon meegeven. En dat zou hij doen. Hij besprak het met zijn psychiater en samen waren ze er snel uit. Vanaf dan is de bal aan het rollen gegaan. Hij kon enkele dagen later terecht in de PAAZ, bij hun kinderen beter gekend als ‘de spoed voor mensen die ziek zijn in hun kop’.

‘Ik laat me opnemen, maar geef me dan nog een kans’ zei hij vlak voor zijn vertrek.

‘Ik kan niets beloven’ was haar oprechte antwoord, meer dan dat kon ze op toen niet zeggen. Ze moest nog leren voelen wat er kon en wat niet meer.

 

Daarnet hebben ze hem in het ziekenhuis afgezet. Zij laat de zorg over aan professionelen. Voor even is er een oplossing, dat geeft ademruimte. Ze blokt de onoverkomelijke gedachte nog af, dat hij snel de weekends vrij zal krijgen en weer voor de deur zal staan. Hoe zullen ze dan leven in datzelfde huis? Even is zij, voor het eerst sinds heel erg lang, alleen in huis. Haar thuis waar ze de laatste jaren van wegliep, vluchtend in werk en engagement. Nu geniet ze, bekomt ze, ademt ze weer. Straks legt ze verse lakens en slaapt verfrist in haar eigen bed. Alleen.

 

  

Achter de boeken

 

Het is bijna vakantie. De laatste loodjes wegen zwaar voor haar moeder. Zoals elk jaar. Er werd door de school weer gretig gebruik gemaakt van haar talenten om te tekenen én om geen neen te kunnen zeggen. In het Steineronderwijs is het de traditie om rapporten voor elke leerling persoonlijk te maken. Zonder punten maar in woord en beeld. Wat natuurlijk een bijzonder geschenk is voor elk kind en diens ouders, maar een gigantische berg werk voor de leerkrachten.

Zo’n dag is het voor het meisje, helemaal aan de staart van haar eerste schooljaar in het middelbaar onderwijs. Ze trekt zich niet veel aan van de drukte. Want zij heeft weer een mooie buit in de bibliotheek verzameld, ze kan zich in zeven onbekende werelden onderdompelen. Sinds ze met de lidkaart van haar vader de volwassenafdeling literatuur mag verkennen, is er een nieuw universum bereikbaar. Op de jeugdafdeling en in de huisbibliotheek heeft ze nog weinig nieuws te ontdekken.

 

Ze worden vandaag mee op sleeptouw genomen, zij en haar broertje, naar een bel-etagewoning in een andere wijk van de stad. Daar waar die populaire leerkracht wiskunde woont met zijn kinderen. Als ze toekomen worden ze hartelijk door hem onthaald. Haar kinderen krijgen een kus op de wang, bij de mond van hun moeder blijft hij iets langer hangen. Hij nodigt hen naar boven uit, ze mogen meteen aanschuiven aan de grote tafel bij het gezin. De bezoekster port haar kinderen aan om iedereen beleefd te groeten. Licht blozend geeft het meisje de drie grote zonen en dochter een klam handje en slaat dan snel de ogen neer. Een dampende ovenschotel wordt geserveerd, pasta met vegetarische groentesaus. Sinds hij weduwnaar is, kookt een dame uit de buurt voor hem en zijn kinderen. De jongens klagen over het eten, het lijkt wel een traditie waar hun vader standaard wederwoord op geeft. Maar de honger overtroeft hun kieskeurigheid en al snel wordt elk restje uit de schotel geschraapt. Ook de borden worden vakkundig leeggemaakt. Hier en daar helpt een tong om elke verspilling te vermijden. Gelukkig komt er nog een dessert: een grote kom vanillepudding sluit de maaltijd af. Dan verdwijnen de jongeren naar hun kamers of naar de straat en wordt het even stil in de woonkamer. 

Zodra de tafel is afgeruimd, wordt die helemaal ingepalmd voor de eindsprint. Ze ligt bedekt met papieren. Er wordt geschreven, getekend, geteld, geordend, lijsten gecheckt. Want morgen worden de getuigschriften uitgedeeld. Het meisje nestelt zich in een zetel in de hoek en vertrekt naar een kleurrijke magische wereld in Latijns-Amerika. Haar broertje volgt een van de grote jongens die een elektrisch treinspoor voor hem bovenhaalt.

 

Meegezogen in liefdesverhalen ten tijde van cholera, lijkt het meisje niet door te hebben wat er zich vlak voor haar neus afspeelt. Haar moeder straalt weer, lacht, geniet. Ze laat zich welwillend charmeren. Wat een contrast met de jaren van verdriet die zij achter zich heeft. En de jaren van zoeken naar de juiste man. Er zijn meerdere kandidaten gepasseerd maar door moeder en kinderen niet goed genoeg bevonden. Nu voelen ze alle drie dat het deze keer anders is. De kinderen zullen het hun moeder dan ook gunnen en deze man welwillend een plaats in hun leven geven.

Drieëndertig jaar later volgt het volwassen meisje haar mankende zoontje de trap op. Halverwege draait hij zich om en verklaart plechtig: ‘Eigenlijk hebben wij twee stiefbroers en een stiefzus’. Er klinkt een soort van trots in zijn stem. ‘We hebben ze nog nooit ontmoet. Ook hun moeder kennen we nog niet’. Hij is bereid hen te aanvaarden, al weten die kinderen nog niet eens van zijn bestaan af. Hij geeft de nieuwe liefde van zijn papa alle kansen. ‘Maar mama, dat is toch niet zoals in de sprookjes hé? Want grootvake is toch lief!’

 

De jongste zoon des huizes staat klaar om uit te gaan. Hij ziet er blits uit met een fluogele trui, een nektapijt en een potloodrandje onder zijn ogen. De examens zijn achter de rug, leerlingen vrij. De leraars werken naarstig maar goed gezind verder. Op de achtergrond speelt de radio een vioolconcerto. Een heruitzending van de onderbroken Koningin Elisabethwedstrijd, waar een maand eerder het geweld op de Heizel de aandacht van de muziek had afgeleid. Het meisje leest, haar broertje speelt aan haar voeten met de treinen.

Het wordt laat en de berg getuigschriften is nog maar half gevorderd. Dit zal nachtwerk worden. Het meisje mag logeren in het grote bed bij haar nieuwe zus. De enige zus in een wereld vol broers. Op haar kamer legt het meisje haar boek even aan de kant en bladert in de Flair. Zo maakt ze kennis met lectuur over mode, verliefdheid en make-up.

De volwassen zussen zijn de laatste jaren terug naar elkaar toe gegroeid, ondanks of dankzij de fysieke afstand. Hoe verschillend hun verhaal ook was, in hun werk en leven overlapt hier en daar een hoofdstuk. Via skype ontmoeten ze elkaar en spreken over het zijden draadje waaraan de liefde die haar tot Israël bracht nu hangt. Ook over verdriet en dat aan je kinderen durven tonen, over zoeken in je biografie en patronen willen doorbreken. Een concrete herinnering aan die dag toen hun ouders hen samenbrachten, heeft de oudste zus niet meer. Wel weet ze nog van het gevoel van opluchting, dat zij niet meer bezorgd over hun vader moest zijn en zelf haar eigen leven onder vrienden mocht opnemen.

 

De dag die volgt is de afronding, het zal de laatste dag zijn voor beide ouders in dezelfde school. Hun werkplekken zullen scheiden, maar diezelfde zomervakantie gaan ze op zoek gaan naar een nieuwe woning. Want noch zijn bel-etage noch haar rijwoning volstaan voor het nieuwe gezin met zes kinderen en twee volwassenen. Die herfst, vlak voor de veertiende verjaardag van het lezende meisje, verhuizen ze naar de boerderij te midden van de velden. Ver weg van de stad, pendelen naar school en vriendinnen, maar met een bessentuin, kamers voor ieder kind en katten die jaarlijks nestjes bouwen.

 

  

Bovenop het stapelbed

 

Een knappe verschijning staat vrijdagnamiddag te wachten aan de schoolpoort. Het is een grote man met brede schouders, zijn vriendelijke gezicht omringd met getrimde baard en snor. Toch straalt hij weinig zelfvertrouwen uit. Hij voelt de boze blikken in zijn rug prikken, hoort gefluister achter zijn schouder. Hij verlangt ernaar zijn kinderen weer te zien, maar wil tegelijkertijd het liefst ter plekke de grond inzakken. De poort opent en de ouders stromen naar de speelplaats door. Het schoolgebouw is een statige herenwoning met een grote tuin, waar achterin twee barakken als kleuterklassen dienstdoen. Als de deur van de klas op een kier wordt gezet, herkent hij meteen de licht hese roep van zijn zoon. Ongeduldig staat die te trappelen om de speelplaats op te rennen. Maar de juffrouw maant hem tot kalmte en schudt rustig elk kind een voor een de hand ten afscheid. Zodra hij buitenkomt stormt de kleuter op zijn vader af, die pakt hem op en gooit hem in de lucht, de jongen krijst van opwinding als zijn vader hem weer opvangt. Als hij landt, loopt hij de speelplaats weer op om met zijn vriendjes in een boom te klimmen. De kleuterjuf passeert, kijkt de vader met een verwijtende blik aan en loopt hem voorbij zonder groeten.

 

Opgewonden stemmen klinken intussen uit het grote gebouw waar de schooldag nu ook eindigt voor de vierde klas. Druppelsgewijs komen jongens en meisjes de brede trap afgelopen. Een meisje in een blauwwit gestreepte salopette kijkt geconcentreerd naar haar voeten terwijl ze op één been, trede per trede naar beneden springt. Als ze haar vader in het vizier krijgt, vergeet ze het spel, gaan haar ogen stralen en breekt een glimlach haar gezicht open. Ze loopt op hem toe, hij heft haar op en wang aan wang houden ze elkaar stevig vast. Even lijken zij in een zeepbel te leven, lichtjes weg te zweven van de wereld rondom hen. Een vriendinnetje roept haar naam, ze draait haar hoofd en de blonde staartjes zwiepen langs zijn baard. De bel spat uiteen, ze staat weer op de speelplaats en gaat snel haar broertje halen.

Met aan elke hand een van zijn kinderen loopt de man de schoolpoort uit, ogen volgen hen. Hij moet het jongentje stevig vasthouden om te voorkomen dat die in zijn enthousiasme de straat oploopt. Het meisje hinkelt tussen de lijnen van de stoeptegels door, vastberaden om deze vaardigheid onder de knie te krijgen, zoals bij elk nieuw spel dat op de speelplaats zijn intrede doet.

 

Aangekomen in de korte onbekende straat haalt de vader een blinkende sleutel boven. Het slot van de afgebladderde voordeur klemt. De kinderen volgen hun hem in de donkere gang. Drie brievenbussen klepperen nog na als ze de trap opgaan. Zodra de deur van het appartement op de eerste verdieping opengaat, worden ze overweldigd door het licht dat uit de voorkamer binnenvalt. De zon staat daar pal op het hoekraam, even zijn ze verblind. Witgeschilderde muren en vloeren. Een blankhouten tafel en vier stoelen. De scherpe geur van terpentijn. Aan de andere kant van die kamer staat een ezel. Een morsig schilderspalet op een kruk zorgt voor de enige kleuren in het vertrek. Verder niets, zelfs geen gordijnen, de overburen kunnen zo binnenkijken. Vanuit het raam zien ze uit op de grote hartvormige bladeren van een plataan. Daaronder beweegt het voortdurend op de Leien. Ze zullen die ramen nooit openen uit afkeer voor het lawaai en de walmen van het drukke autoverkeer.

 

Als vieruurtje krijgen ze een koffiekoek van de bakker die op de benedenverdieping van dit huis is gevestigd. Een koek met chocoladedakje, gevuld met pudding. Ze drinken een glas veel te zoet, goudgeel appelsap. Dan vraagt de vader hen om hem te volgen. Het enige kamertje dat niet aan de drukke Leien grenst zal hun slaapkamer worden. De kinderen helpen om een vers pakket van Ikea open te scheuren. Ze houden de rode metalen spaken recht, terwijl hun vader met schroeven en sleutels in de weer is. Twee lattenbodems worden boven elkaar in het frame gehangen, matrassen uit hun plastieken cover gehaald, lakens, kussens en slopen opgeschud en gedrapeerd.

‘Ik wil boven’ roept het jongentje enthousiast, nog voor de ladder stevig staat gemonteerd, is hij er al op gekropen.

‘Neen ikke!’ zegt zijn zus. Ze bekvechten over wie waar zal slapen.

‘Ssst, geen geruzie, jullie kunnen om beurt doen’ sust hun vader.

‘En dan in haar vuile lakens moeten slapen?’ Het broertje knijpt zijn neus tussen duim en wijsvinger en maakt er een grappige grimas bij. Zijn zus trekt haar schouders op, accepteert haar lot en legt zich neer op het onderste bed.

‘Slaapwel’ zegt ze, op klaarlichte dag en met kleren aan draait ze zich op haar zijkant. Vanop het bed boven haar klinkt dezelfde boodschap in echo. Ze testen hun eigen plek uit een kakelvers bouwpakket. Alles ruikt nog naar nieuw. Het zal elke vrijdagavond hun vaste plekje worden. Toch zal het hier altijd een beetje logeren blijven.

Met een luide geeuw strekt het negenjarige meisje haar armen. ‘Ik heb zo wa-wa-waaanzinnig gedroomd’ zingt ze uit volle borst.

‘Ik werd door ka-ka-ka- kadoo’s overstroomd’ valt haar broertje in. Hij klautert de ladder af en ze gaan samen kijken naar hun vader die intussen achter de pannen staat. De geur van gebakken vlees lokt hen naar de keuken. Ondanks het grote raam in die sjofele ruimte, komt er zelfs op de meest zonnige dag amper licht binnen. De muur van het buurhuis ligt op nog geen twee meter van het venster, als ze door de schacht naar boven kijken zien ze met moeite een stukje blauwe lucht. Op het koertje een verdieping lager horen ze geritsel, ze zien in een flitst een rattestaart tussen de stapels dozen verdwijnen.

 

Zeventien jaar later zal diezelfde vader opnieuw van scratch beginnen. Weer in een lege lichte woning waar druppelsgewijs nieuwe spullen en meubilair worden binnengedragen, zonder iets van vertrouwde stukken. Deze keer met zicht op de Schelde. Zijn dochter zal alles herbeleven. Ze woont intussen al enkele jaren op zichzelf maar maakt zich zorgen over haar jongste halfbroertje, op dat moment negen jaar. Daar nog eens twintig jaar bijgeteld zal die dochter erop toezien dat het tweede huis van haar eigen kinderen met vertrouwde spullen ingericht kan worden.

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

19 mrt 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket