Over Marieke Genard

Al schrijvend verken ik de wereld, rondom me, van anderen en in mezelf. Al schrijvend verwerk ik en leer ik. Al schrijvend leef ik.

Lezen, schrijven en reizen waren van jongs af aan mijn ding. Ik studeerde Slavische talen en verslond alles van de literatuurlijst. Maar ik trok er evengoed op uit met de rugzak om die landen te leren kennen. Altijd met een schriftje en leesboek, een envelop en postzegel. Ik kijk met weemoed terug op de tijden van het corresponderen.

Mijn loopbaan slingert langs verschillende sectoren, maar als rode draad zie ik communicatie en innoveren steeds terugkomen. 'Werk' werd een thema, waarover ik coach en schrijf, op de raaklijn tussen mens en organisatie.

Als redactielid van het Tijdschrift LoopbaanVisie schrijf ik regelmatig een artikel. Soms schrijf ik zomaar iets omdat het opborrelt, die dingen vind je waarschijnlijk op mijn blog.

Maar de grootste brok van mijn schrijftijd gaat naar mijn boek in wording. Over thuiskomen en de honderdjarige geschiedenis van mijn huis. Of toch van wie er in al die jaren woonde.

Teksten

Personage

Ik heb mijn personage naar de trein richting dood laten vertrekken. Ruim vijftien maanden droeg ik het verhaal met me mee. Omdat ik weet wat haar te wachten staat, bleef ik het vertrek uitstellen. Ik zocht uitwegen, deed vluchtpogingen of probeerde haar te laten onderduiken. Maar de waarheid is meedogenloos, bovendien is ze te belangrijk om niet verteld te worden. Hier ligt het dagboek van Sura Pessa Lipszyc. Centraal bovenaan op de beige kaft van het schrift, een wit etiket met dubbele blauwe rand, de hoekjes afgekant. Binnen het kader staan drie lijnen voorgedrukt, maar het schrift kreeg geen titel of naam. Het lijkt ongebruikt, maar als je beter kijkt, zie je dat de hoeken licht gekruld zijn, een plooi loopt van boven links tot rechts onderaan over het soepele karton. ‘Lief dagboek’ opent het op 1 juli 1942. Binnenin is het tot halverwege gevuld, geschreven in een keurig meisjeshandschrift. Sura Pessa beschrijft haar leven als vijftienjarige in het bezette Antwerpen. Op 3 augustus van datzelfde jaar schrijft ze haar laatste woord: ‘Adieu’. Het dagboek is in Borgerhout gebleven. De schrijfster koopt een kaartje voor de trein naar Mechelen. Op 5 augustus meldt ze zich met haar oproepbrief in Kazerne Dossin en vertrekt met het tweede transport op 11 augustus naar Oost-Polen. De transportlijst meldt het volgende: 802.  Lypszcik Sura Pessa, –         25.10.25 – Zdunska Wola, – Staatenl. – Nähschule. Handmatig is een rode letter F toegevoegd voor Frau, zoals 9 van de 10 namen op de lijst. En twee blauwe V’s, twee vinkjes die getuigen dat Sura Pessa wel zeker daar aanwezig was. De trein houdt halt aan de zogenaamde Judenrampe, een perron in het rangeerstation, vanwaar ze na lang wachten nog een 800 meter te voet richting Auschwitz II-Birkenau moest gaan. Sindsdien ontbreekt elk spoor van Sura Pessa. Ze kreeg geen kampnummer getatoeëerd, werd dus niet voor arbeid geselecteerd maar rechtstreeks de dood ingestuurd. Net zoals haar twee zussen en ouders ruim een week later op dezelfde plek. Sura Pessa heeft dit laatste nooit geweten, tegen die tijd was ze al niet meer bij de levenden. Het tweede transport waar zij mee vertrok, vervoerde 999 mensen, slechts drie van hen overleefden de oorlog. Sura Pessa’s laatste woorden blijven als een brok in mijn keel steken. De tranen zoeken al geruime tijd hun weg naar boven. Bij het woord ‘Adieu’, dat zowel Frans als ook Jiddisch kan zijn, slik ik. Dan knalt de krop uit mijn keel en loop ik over. Het is een afscheid van een personage maar evengoed van iemand die echt, het grootste deel van haar korte leven, in mijn huis heeft gewoond. Toen de namen een gezicht kregen, was ik diep geraakt door haar indringende blik. Ik wist meteen dat zij mijn personage zou zijn, zocht en vond een reeks sporen van haar bestaan, bewaard in ambtelijke systemen. Eén foto van haar als baby, op de arm van haar moeder met haar broertje erbij. De andere als bozige veertienjarige vrouw, diezelfde foto die op de muur in Dossin samen met al die andere portretten, een gezicht aan de gruwel geeft. Ik leefde met haar mee als tweejarige peuter, net uit Polen gemigreerd en hier wonend in grote armoede. Ik zag haar opgroeien en spelen, als tienjarig meisje haar kleine geheimpjes tussen de spleten van de plankenvloer verbergen. Ik leefde mee in haar dagboek als zestienjarige puber: kwaad op de wereld die haar verbiedt zichzelf te zijn. Een puber die niet beseft dat ze weer richting Polen wordt gestuurd om te sterven in haar geboorteland dat ze als baby ontvlucht was. Ik rouw om iemand die ik nooit gekend heb, maar die me dierbaar is. Ik rouw om alle twaalf bewoners van mijn huis die naar Auschwitz zijn gestuurd. En om iedereen die hetzelfde lot onderging.

Marieke Genard
31 2

Zoeken naar woorden - opdracht 8 - Marieke

Inhoud   In de prille lentezon       2016.  Aan de Schoolpoort & bovenop het stapelbed        1981. 5 Onder de moerbeiboom             2014. 8 Achter de boeken                           1985. 12 Onder de torens            1988. 14 Tussen de dekens           1997. 16 Langs de kustlijn          2015. 19 Dwars door de keuken        1998 – 2008 -2018. 22 Aan het meertje (to do)         2016 juni 27 Pal voor het bed (to do)        2001. 27 In de plaaster (to do)       2016 dec. 27 Aan zee (to do – herinnering van anderen)   1981. 27 Door de muren (to do)        2017 - 2011. 27 In de spiegel (To do)        2018. 27     Met dank aan Creatief Schrijven, Erik Vanhee en Mieke De Veuster voor de leerrijke masterclass Autobiografisch schrijven. Met dank aan mijn medeschrijvers voor het meeleven en -lezen en de feedback: Hendrik, Jan, Haddie, Kristien, Vera, Ludo, Elisabeth, Veerle, Sabine, Esther en Tamara. En in het bijzonder aan Adinda voor de tussentijdse aanmoedigingen en verdiepende gesprekken. Ook dank aan de vrienden die mee naar de woorden zochten en wilden nalezen. In het bijzonder: Ellen, Isabel en Barbara. Tot slot ook dank aan wie mee mijn levensverhaal schreef, maar er tot nu toe nog niets van te lezen kreeg: mijn ouders, mijn stiefouders, mijn volle-, half- en stiefbroers en mijn stiefzus. Ook mensen die er niet meer zijn: mijn grootouders en Sin. Denis ben ik dankbaar voor de manier waarop we nu apart maar samen onze kinderen opvoeden. Het grootste stuk dankbaarheid gaat uit naar Zoë en Tibbe, mijn prachtige kinderen. Zij zijn mijn inspiratie, spiegel, stressmeter, energiebron en twee zonnetjes in mijn leven. Borgerhout, mei 2018       In de prille lentezon                                                                  2016   Ze hadden hem samen tot in kamer 159 gebracht, zijn valies helpen uitladen en zijn tandenborstel in het bekertje gezet. Zij had zich bij het afscheid op de achtergrond gehouden, de kinderen een duwtje in de rug gegeven. Hij had hen allebei heftig tegen zijn borst aangedrukt. Met zijn blik op haar gericht. Smekend. Op de terugweg had zij de kinderen bij vriendjes afgezet, om hen de afleiding en zichzelf wat rust te gunnen. De stilte overvalt haar als ze weer thuiskomt, omhult haar als een deken en smoort haar onrust. Geen kinderstemmen, geen radio, geen geroep of gehuil. Hoe lang was dat geleden? Ze voelt de vermoeidheid van haar voeten tot in haar hoofd kruipen. Loopt meteen door naar de slaapkamer. Ze zet de dubbele terrasdeuren wijd open om licht en lucht overvloedig binnen te laten stromen, trekt de lakens van het bed en gooit die in de wasmand. Met een oude keukenhanddoek veegt ze het mosgroen laagje van de ligzetel op het dakterras. Ze legt zich languit in de prille lentezon en sluit de ogen. Het suist in haar oren, de beelden van de vorige dagen flitsen voorbij. Een loodzwaar gewicht van de afgelopen periode drukt haar op de zetel neer. Het was een slopende aanloop naar de moeilijkste beslissing uit haar leven geweest. De bittere noot was gekraakt. Ze kon niet anders, wist dat het moest gebeuren. Al zou ze het op haar manier doen. Ze zucht. De spanning heeft zich vastgezet in haar lichaam. Als ze voorzichtig rondjes draait met haar schouders, trekken de spieren stram tot waar haar nek haar schedel raakt. Haar schouderbladen kraken. Zodra de zon haar huid zachtjes warm likt, voelt ze het gewicht langzaam van zich afglijden. Ze ademt diep in en laat de lucht voorzichtig langs haar lippen stromen. Alsof ze nog niet helemaal durft uit te ademen. Een behoedzame glimlach verschijnt op haar gezicht. Straks zal ze voor het eerst sinds vele nachten terug in haar eigen bed slapen. Van alle scenario’s die er lagen, lijkt het best denkbare zich nu te ontplooien. Al die nachten kamperen in de living heeft dan toch iets opgebracht. Die ochtend tien dagen geleden, hoorde ze voetjes van de kinderkamer trippelen naar hun bed aan de andere kant van de gang. Daarna de paniek in zijn stem terwijl hij terugliep naar hun stapelbed en zijn zus wekte: ‘Mama is er niet!’. Haar geruststellende woorden: ‘Misschien is ze beneden, ik hoorde hen gisterenavond nog’. Gehaast maar voorzichtig zette hij zijn blote voeten op de koude trap. Hij kon niet wachten tot hij beneden was, boog zich voorover en tuurde tussen de metalen treden door, de living in. Zo keken moeder en zoon elkaar in de ogen. Opgelucht rende hij de trap af, sloeg zijn armen om haar heen en kroop mee in de slaapzak. Op een geïmproviseerd bed van twee grote kussens had ze een bijna slapeloze nacht doorgebracht. Ook zijn zus was snel beneden en schoof zo goed en zo kwaad als het ging mee bij hen aan op de kussens. Met haar twee kinderen in de armen, dicht tegen zich aan, zocht ze de woorden om hen te vertellen wat er hun gezin te wachten stond. Haar tienjarig meisje had het al voelen aankomen. Had er voorheen zelf naar gevraagd en een oprecht antwoord gekregen. Ze had zelfs begrip getoond. Bij haar zoontje drong het bericht die ochtend voor het eerst duidelijk door. Een zucht, meer van opluchting dan van verdriet, ontsnapte hem. Alsof hij toen ineens begreep wat hij al zo lang aanvoelde maar geen woorden kon geven: de echte reden van zijn onverklaarbare woedeaanvallen, de spanning die hij voelde trillen in huis maar niet kon duiden. ‘We zijn al met zo veel kinderen van gescheiden ouders in de klas.’ Hij telde luidop, kwam aan tien vingers. ‘We zouden een praatgroepje hierover moeten hebben! Dan leren we van elkaar.’ En zo werd de kiem gelegd van het groepje met een tiental tweedeklassers. Samen zouden ze hun ervaringen zouden over twee huizen, bezoekregelingen, ruzies en wisselmomenten. De dagen die volgden zwalpte hun vader als een wrak in huis rond. Zij hield het roer in handen. Zo kon dit niet blijven duren. Ze ging met de kinderen op stap en zag de bloesemknoppen paraat om open te barsten. Keek rond naar huurhuizen, al wist ze dat het geen haalbare kaart zou zijn om een dubbel huishouden met enkel haar loon te onderhouden. Ze vond een leuk plekje via Airbnb aan het plein voor de school. Dat zou korte termijn soelaas kunnen bieden. En toch wilde ze haar kinderen niet uit hun vertrouwde huis wegrukken en kon ze hen in deze toestand niet alleen bij hem laten. Zij slikte, slikte nog eens maar hield zich recht. Voor de middag kwam hij, zoals gewoonlijk, niet uit zijn bed. De rest van de dag hing hij als luie Wanja tegen de verwarming aan, snikkend, smorend, snotterend met af en toe luide uithalen van verdriet. Het kwam dubbel bij haar binnen: dat schuldgevoel ook naar haar kinderen, die ze dit soort scènes wilden besparen.   Die avond, toen ze al vijf dagen op de kussens sliep, had ze de kinderen in bed gelegd en zich uit huis aan een goed gesprek met een vriendin gelaafd. Ze geneerde zich voor de onverwachte zweetaanvallen die haar deze dagen parten speelden. Dan liep haar gezicht en hals helemaal rood aan en voelde ze de natte kringen in haar T-shirt groeien. Een onbekende ervaring die op café tamelijk vervelend kon zijn, ze voelde zich dan bekeken. Wat zouden de mensen van haar denken? Ze wilde op zulke momenten helemaal verdwijnen. Later terug thuis, liep ze meteen door naar de badkamer, gepoetst en opgefrist trok ze een vers gewassen pyjama aan en kroop in de living in haar slaapzak. Hij knielde neer en zette zich naast haar tijdelijk nest, hij smeekte om weer naar boven in bed te komen. Wat moest hij doen om haar weer voor zich te winnen? Die vraag kwam te laat. Hij strekte zijn hand naar haar uit om een haarlok uit haar gezicht te vegen. Maar zij weerde dit gebaar af. ‘Laat je helpen’ was het enige wat ze op dat moment nog aan hem kon meegeven. Hij droop af. Ze had geen illusies meer. Deze boodschap had ze al zo vaak gegeven. Maar deze keer drong het door. Hij besprak het met zijn psychiater en samen waren ze er snel uit. Hij kon enkele dagen later terecht in de PAAZ, bij hun kinderen beter gekend als ‘de spoed voor mensen die ziek zijn in hun kop’. ‘Ik laat me opnemen. Maar geef me dan nog een kans’ zei hij vlak voor zijn vertrek. ‘Ik kan niets beloven’ was haar oprechte antwoord, meer dan dat kon ze op toen niet zeggen. Ze moest nog leren voelen wat er kon en wat niet meer. Daarnet hebben ze hem in het ziekenhuis afgezet. Nu laat ze de zorg over aan professionelen. Voor even is er een oplossing, dat geeft ademruimte. Ze blokt de onoverkomelijke gedachte nog af, dat hij snel de weekends vrij zal krijgen en weer voor de deur zal staan. Hoe zullen ze dan leven in datzelfde huis? Even is zij, voor het eerst sinds lang, alleen in huis. Haar thuis waar ze de laatste jaren van wegliep, vluchtend in werk en engagement. Ze ademt weer, ze bekomt, nu geniet ze. Straks legt ze verse lakens en slaapt verfrist in haar eigen bed. Alleen.     Aan de Schoolpoort & bovenop het stapelbed                                             1981   Aan de schoolpoort                                                                                                        –            de vader Een grote man staat vrijdagnamiddag te wachten aan de schoolpoort. Zijn vriendelijke gezicht is omrand met een getrimde baard en snor. Hij draait zijn hoofd weg van de mensen en kijkt naar zijn voeten. Boze blikken prikken in zijn rug, hij hoort gefluister achter zijn schouders. De poort opent en de ouders stromen naar de speelplaats door. Het schoolgebouw is een statige herenwoning met een grote tuin, waar achterin twee barakken als kleuterklassen dienstdoen. Wanneer de deur van de klas op een kier wordt gezet, herkent hij meteen de licht hese roep van zijn zoon. Ongeduldig staat die te trappelen om de speelplaats op te rennen. Maar de juffrouw maant hem tot kalmte en schudt rustig elk kind een voor een de hand ten afscheid. Zodra hij buitenkomt stormt de kleuter op zijn vader af. Die pakt hem op en gooit hem in de lucht. De jongen krijst van opwinding als zijn vader hem weer opvangt. Als hij landt, loopt het kind de tuin weer in en klimt meteen met zijn vriendje op een breed vertakte boom. De kleuterjuf passeert, kijkt de vader met een verwijtende blik aan en loopt hem voorbij zonder groeten. Opgewonden stemmen klinken intussen uit het grote gebouw waar de schooldag nu ook eindigt voor de vierde klas. De vader kijkt zoekend naar de jongens en meisjes die druppelsgewijs de brede trap aflopen. Een meisje in een blauwwit gestreepte salopette tuurt geconcentreerd naar haar voeten terwijl ze op één been, trede per trede naar beneden springt. Zodra hij haar blik kan vangen, vergeet ze het spel, gaan haar ogen stralen en breekt een glimlach haar gezicht open. Ze loopt op hem toe. Hij pakt haar op en wang aan wang houden ze elkaar stevig vast. Even lijken zij in een zeepbel te leven, weg te zweven van de wereld rondom hen. Een vriendinnetje roept haar naam, ze draait haar hoofd en de blonde staartjes zwiepen langs zijn baard. De bel spat uiteen, hij staat weer alleen op de speelplaats. Met aan elke hand een van zijn kinderen wandelt de man even later de schoolpoort uit.  Als ze andere ouders passeren, draaien de hoofden mee met het trio. De vader moet het jongentje stevig vasthouden om te voorkomen dat die in zijn enthousiasme de straat oploopt. Het meisje hinkelt tussen de lijnen van de stoeptegels door. Zo kent hij zijn dochter: ze wil het helemaal onder de knie krijgen, zoals bij elk nieuw spel dat op de speelplaats zijn intrede doet. Hij neemt hen mee naar zijn nieuwe woonst, waar hij naartoe had moeten vluchten. Het was niet zijn keuze geweest. Maar eenmaal daar had hij de opluchting gevoeld. Hier konden zijn nieuwe leven en liefde een plek krijgen. Hij neemt zich voor het gemis van zijn kinderen ruimschoots en met onverdeelde aandacht in te halen.   Bovenop het stapelbed                                                                                                 -             zijn dochter Als ze aankomen in de onbekende straat haalt haar vader een mooie blinkende sleutel boven. Hij moet trekken en duwen aan de afgebladderde voordeur om ze open te krijgen. De kinderen volgen hem in de donkere gang. Drie brievenbussen klepperen nog na als ze de trap opgaan. Zodra de deur van het appartement op de eerste verdieping opent, worden ze verblind door het licht dat uit de voorkamer binnenvalt. De zon staat daar pal op het hoekraam. Witgeschilderde muren en vloeren. Een blankhouten tafel met vier stoelen. Er hangt een scherpe geur van dat gevaarlijke product waar haar vader zijn verfborstels in zet. White spirit. Ooit heeft haar broertje ervan gedronken. Ze herinnert zich nog de paniek, de sirenes van de ziekenwagen voor de deur. En dan het eeuwige wachten, alleen in de auto op de parking van het ziekenhuis -want kinderen mochten niet binnen in de intensieve afdeling. Dan was ze naar haar grootouders gebracht. Waar ze samen hadden gewacht tot het nieuws kwam dat alles goed zou komen. Aan de andere kant van de woonkamer staat een ezel met een leeg doek dat op een kader is gespannen. Als ze beter kijkt, ziet ze al enkele dunne lijntjes van het schilderij dat nog moet ontstaan. Er ligt een schilderspalet op een kruk. De mengelmoes van kleuren trekt haar aandacht. Ze kan het niet laten er even aan te voelen. Verder is er in de kamer niets. Zelfs geen gordijnen. De overburen kunnen zo naar binnen loeren. Vanuit het raam kijken ze uit op de grote bladeren in de vorm van harten. Er hangen perfect ronde bolsters in met scherpe piekjes. De stam is afgebladderd, gevlekt. Zoals een camouflagepak van het leger. Daaronder beweegt het voortdurend op de Leien. Ramen openen gaat niet, door het lawaai en de stank van het drukke autoverkeer. Als vieruurtje proeven ze een koffiekoek van de bakker hieronder, op de gelijkvloers van dit huis. Een koek met chocoladedakje, gevuld met pudding. Ze drinken een glas heel zoet, goudgeel appelsap. Dan vraagt haar vader om hem te volgen. Het enige kamertje dat niet aan de drukke Leien grenst, zal hun slaapkamer worden. De kinderen helpen een vers pakket van Ikea openscheuren. Ze houden de rode metalen spaken recht, terwijl hun vader met schroeven en sleutels in de weer is. Twee lattenbodems worden boven elkaar in het frame gehangen, matrassen uit hun plastieken cover gehaald, lakens, kussens en slopen opgeschud en gedrapeerd. ‘Ik wil boven’ roept het jongentje enthousiast, nog voor de ladder stevig staat gemonteerd, is hij er al op gekropen. ‘Neen ikke!’ zegt zijn zus. Ze bekvechten over wie waar zal slapen. ‘Ssst, geen geruzie, jullie kunnen om beurt’ sust hun vader. ‘En dan in haar vuile lakens moeten slapen?’ Het broertje knijpt zijn neus tussen duim en wijsvinger en maakt er een grimas bij. Zijn zus trekt haar schouders op en legt zich op het onderste bed. Alles ruikt naar nieuw. ‘Slaapwel’ zegt ze. Op klaarlichte dag draait ze zich op haar zij. Vanop het bed boven haar klinkt dezelfde boodschap in echo. Ze snurken om ter luidst en proesten het uit. Met een luide geeuw strekt het negenjarige meisje haar armen. ‘Ik heb zo wa-wa-wa-waanzinnig gedroomd’ zingt ze uit volle borst. ‘Ik werd door ka-ka-ka- kadoo’s overstroomd’ valt haar broertje in. ‘hihihi, kaka!’ Hij klautert de ladder af. De geur van gebakken vlees lokt hen naar de keuken. Ze gaan samen kijken naar hun vader die intussen achter de potten staat. Er is een groot raam, maar toch dringt er zelfs op deze zonnige dag amper licht in deze ruimte door. Op nog geen twee meter van het venster begint de muur van het huis ernaast. Als ze het raam opent, om door de smalle koker naar boven kijken, ontwaart ze met moeite een stukje blauwe lucht. Op het koertje een verdieping lager hoort ze geritsel. In een flits ziet ze een rattestaart tussen de stapels dozen en vuilzakken verdwijnen. ‘De tafel mag gedekt worden’ zegt de vader, terwijl hij naar de keukenkast wijst ‘daar staan de borden en in hier ligt het bestek.’ De kartonnen doos van dit Number One starterspakket voor de keuken zet hij bij de rest van het oud papier in de gang.  Het meisje neemt voorzichtig het witte servies uit de kast en plaatst de borden op tafel. Twee naast elkaar en eentje ertegenover. Zoals altijd moet ze even nadenken, waar ze nu weer het mes en de lepel moet leggen. Haar tong glijdt langs de binnenkant over haar tanden. Daar waar die ene boventand naar achter zit. Dat is links, waar de vorken komen. Ze zet een stap achteruit en kijkt. Schud haar hoofd. Er klopt iets niet, ze mist iets. Ze verzet een stoel naar de kop van de tafel en verschuift de borden totdat ze een mooie gelijkzijdige driehoek vormen.     Onder de moerbeiboom                                                                             2014   Vandaag zal het de laatste keer zijn, dat de mol vrij spel krijgt in onze achtertuin. Deze middag heeft Liv overlegd met de arts. Geflankeerd door haar zoon heeft ze gevraagd om de pijn verder te bestrijden.  De medicatie zal opgevoerd worden. Wij weten allemaal, met haar steeds verzwakkende toestand, dat deze verhoging wel eens de laatste kan zijn. Of het nu een kwestie van uren of van dagen is, in ieder geval komt er snel een einde aan het verblijf van deze bijzondere gaste. Bij de diagnose had ze ervoor gekozen om zich niet verder te laten behandelen. Chemo en bestraling hadden haar leven misschien nog iets kunnen rekken, maar konden geen oplossing bieden. Deze ‘giftige’ ingrepen zou ze sowieso nooit hebben toegelaten. Zelfs bij minder noodlottige prognoses had ze die geweigerd, dat wist ze me te vertellen op een van die vele momenten dat ik haar kwam verplegen.   Toen ze iets meer dan twee maand geleden toekwam, moest ze het nog leren: ‘zich laten verzorgen’. Ze was een taaie en koppige dame die al jaren alleen woonde en gewoon was haar plan te trekken, zich te harden en eindeloos op zichzelf te bezuinigen. Met een verbeten, lichtjes verbitterd trekje rond haar mond probeerde ze zich toen zelf recht te zetten, op te staan en naar de wc te gaan. Ze weigerde hulp te vragen. Maar al heel snel kwam er verandering in haar houding. De groene omgeving deed haar weer ademen. Hoe meer ze onze zorg toeliet, hoe zachter de trekken in haar gezicht werden. Hoe zwakker haar lichaam werd, hoe stralender haar lach en haar ogen. Het was een intense ervaring om haar op korte tijd zo te zien evolueren naar iemand die gelukkig haar einde tegemoet trad. Het zijn er maar enkelen per jaar die nog zo helder van geest zijn als ze hier toekomen, die tijdens hun verblijf in onze hospice nog een mooi slotstuk aan hun leven kunnen breien. De meeste van de gasten komen pas als de medische wereld hen geen sprankeltje hoop meer kan bieden. Ze hebben vaak nog maar enkele dagen te leven en zijn soms amper bij bewustzijn. Aanvaarden dat het einde nabij is, blijft voor velen erg moeilijk. Slechts enkelen durven hun lot in de ogen te kijken en te spreken over wat er gaat komen. Nog zeldzamer zijn de naasten die dit gesprek ook durven aangaan. Liv bloeide op tijdens haar verblijf. Ze genoot met volle teugen van dat laatste slokje leven, alsof ze nu pas ontdekte hoe lekker het was. Zin in een stukje oude kaas? Ze durfde het te vragen en haar kinderen zorgden dat het in orde kwam. Een kopje advocaat én een stukje pure chocolade bij de koffie? Mosselen gaan eten op restaurant?  Voor haar was het pure luxe. Dat was meer dan twintig jaar geleden wist ze me te vertellen. Deze zomer wilde ze het allemaal nog meemaken. Oude bekenden, vrienden en familie kwamen op audiëntie terwijl zij als een koningin op haar favoriete plekje onder de moerbeiboom zat. De verweerde planken van de ronde tafel lagen verstopt onder blikken koekjesdozen, kaartjes, schaaltjes met pralines, fotoalbums, fruitsap en bloemen. Oude herinneringen werden opgerakeld en nieuwe ter plekke gesmeed. Er werden banden aangehaald en andere definitief verfoeid. Ze stond midden in het leven, net nu iedereen wist dat het voor haar snel zou afronden. Liv werd ook gevierd. Op een natte zomerdag omringde een groep intimi haar met muziek en woord. Een afscheid voor de dood. Samen. Ze zag er moe maar stralend zijn. Ik mocht erbij zijn. Op die korte tijd durfde ik me al vriend van de familie noemen. Vooral met de schoondochter smeedde ik een hechte band. Ik voelde tijdens de viering het meeslepende ritme van de taiko-drums en werd geraakt door de kwetsbare stem van haar negenjarige kleindochter. Ik kon het me amper voorstellen toen Liv vertelde dat ze zo alleen had geleefd. Ver van mensen, in verbinding met de natuur. Hoewel ze samen een intense band hadden, verliep het contact met haar beide kinderen niet altijd zonder conflict. Ze was dan ook een vrouw met een sterke mening en dat durfde wel te botsen met haar zoon en dochter. Ook tussen haar twee volwassen kinderen kon het heftig ontvlammen. Ooit moest ik tussenbeide komen in een ruzie omdat hun geroep tot in de ziekenkamers reikte. Deze zomer stond voor hen beiden honderd procent in het teken van zo veel mogelijk met hun moeder samenzijn. Dagelijks kwam minstens een van hen op bezoek. Haar zoon had met zijn vrouw en beide kinderen een stacaravan in een nabijgelegen camping gehuurd. Dit was hun vakantie. Ze waren hier kind aan huis. Vooral zijn jongste zoon had het soms moeilijk om de nodige rust in ons verblijf te respecteren. De zesjarige jongen bruiste van energie en had zijn beweging nodig. Als grootmoeder en kleinzoon samen plannetjes bekokstoofden dan zag je de vonken tussen hen beiden flikkeren. Hun pretoogjes spraken boekdelen. Zo ben ik ervan overtuigd dat zij degene was die hem had ingefluisterd dat die mollevallen nood hadden aan een grondige sabotage. Want dierenleed raakte haar meer dan gelijk welke onheil de mensheid overkwam. Onder het goedkeurend oog van zijn grootmoeder deed hij dagelijks zijn tour langs het grasveld om met een stok val per val te laten dichtklappen. Geduldig zette onze tuinman de vallen de volgende keer weer gebruiksklaar. Het groeiende aantal aardebruine bergjes op ons gazon toonde wie er in deze strijd aan de winnende hand was. In die dagen ontstond mijn vriendschap met de schoondochter. Het was er een van weinig woorden. Zij was toen vooral onzichtbaar. Ze nam haar rollen als moeder, vrouw en schoondochter voorbeeldig op. Haar drukke job als onderneemster had ze voor deze vakantie even achter zich gelaten. Maar hun tijdelijke woonst op de camping in de buurt bezorgde haar geen plezier. Ze werd van kop tot teen gekeurd door de permanente campingbewoners die vanaf het middaguur aan de bar hingen. Die brachten hun dagen door met bier, platte grappen en karaoke. In tegenstelling tot haar man die vlot met iedereen een babbeltje deed, trok zij zich achter haar boeken terug. Bij ons in de hospice voelde ze zich beter thuis. Maar ik merkte dat er binnenin iets woelde. In een droom die haar deze nachten bleef bezoeken, werd ze gewillig geschaakt. Het schuldgevoel droop van haar af toen ze die fantasie aan me opbiechtte. Ze had als kind al geleerd om in verbeelding te vluchten. Dit vertrouwde vangnet van fictie had ze voor zichzelf uitgespreid.    Vandaag is het schooljaar alweer enkele weken bezig en heeft dit gezin er een weekenduitstap van gemaakt. Ze plannen om vannacht een laatste keer in de caravan te slapen. De nachtelijke kou dringt diep binnen door de dunne wanden. Maar de zon schijnt voor de tijd van het jaar uitbundig. Na het gesprek met de dokter hebben ze zich weer geïnstalleerd onder de moerbeiboom. Naast haar stoel staat de rollator die dienstdoet als mobiel tafeltje voor haar vaste attributen: het doosje met sigaartjes, een turquoise aansteker met assenbakje, haar gsm en een klein snoeptrommetje gevuld met zoetigheid voor de kinderen. Binnen handbereik staat altijd een groot glas water, afgedekt met een siliconen groen lapje in de vorm van een blad met een bijtje op. De kleinzoon heeft zijn rondje langs de mollenvallen gedaan. Tot maandagochtend zijn die diertjes weer gered. Als ik aan de vooravond buiten kom om een andere patiënt op het aanliggende terras te verzorgen, valt me op hoe moeizaam Liv beweegt. Uitgeput draait ze haar hoofd op het steunkussen en zoekt een houding die haar minder pijn doet. ‘Zal ik de leuning naar achter doen?’ vraagt haar schoondochter. Liv knikt en sluit haar ogen. Mijn vriendin springt recht en kantelt voorzichtig de rugleuning van de rolstoel. ‘Rust maar even terwijl de kinderen weg zijn.’ De warme septemberwind doet de bladeren van de moerbeiboom ritselen, zonnevlekken dansen op haar broze huid. De schoondochter zet zich weer aan de tafel en verdiept zich in haar boek. Ze genieten allebei van de stilte nu de kinderen even weg zijn met hun vader.  Straks weer het rumoer, dan staan ze terug hier, om samen spaghetti te eten.  Liv reikt met haar dunne arm naar de vrouw en heft haar hoofd op. ‘Ik zeg het nog eens: als hij niet drastisch aan zichzelf gaat werken,’ zegt ze duidelijk, al is haar stem niet meer dan een zucht ‘moet jij voor jezelf én voor de kinderen een beslissing nemen en van hem weggaan.’ De vrouw kijkt op, zegt niets, maar knikt dat ze haar begrijpt. Ze ademt diep in, houdt de lucht even in haar longen vast, om ze dan gecontroleerd weer te laten ontsnappen. Het is alsof ze een groot verdriet wegdrukt, groter dan het nakend verlies van Liv. Het is alsof ze de consequenties van deze boodschap niet durft laten doordringen, omdat die haar hele wereld op zijn kop zullen smijten. Maar ze heeft het gehoord. Ik ben benieuwd of ze deze morele steun zal toelaten en of die haar de moed zal geven om de stap te zetten. Het is niet de eerste keer dat Liv dit zegt, vertelde ze me eerder. Wel de laatste keer. Ook aan haar zoon gaf ze meermaals dezelfde boodschap. Hoe hard moet dit niet voor een moeder zijn? Te zien dat haar zoon zijn gezin aan het verliezen is. Maar Liv kijkt verder vooruit naar het leven dat ze niet meer zal meemaken, ze kiest voor het welzijn van haar kleinkinderen.   Straks, na het eten zal Liv helemaal uitgeput zijn. Ze zullen haar naar haar kamer brengen, nog instoppen en warm afscheid nemen. Zij beseffen het niet, maar de kans is groot dat ze haar niet meer bewust terugzien, dat ze, geholpen door de medicatie, langzaam uit zal doven. Dan zal er rouw volgen. Gemis. Van haar sonate zal nu de coda weerklinken. Voor haar nageslacht begint er een nieuwe melodie.     Achter de boeken                                                                                          1985   Het is bijna vakantie. De laatste loodjes wegen zwaar voor haar moeder. Zoals elk jaar. Er wordt door de school weer gretig gebruik gemaakt van haar talenten om te tekenen én om geen neen te kunnen zeggen. In het Steineronderwijs is het de traditie om rapporten voor elke leerling persoonlijk te maken. Zonder punten maar in woord en beeld. Wat natuurlijk een bijzonder geschenk is voor elk kind en diens ouders, maar een gigantische berg werk voor de leerkrachten. Zo’n dag is het voor het meisje, helemaal aan de staart van haar eerste schooljaar in het middelbaar onderwijs. Ze trekt zich niet veel aan van de drukte. Want zij heeft weer een mooie buit in de bibliotheek verzameld, ze kan zich in zeven onbekende werelden onderdompelen. Sinds ze met de lidkaart van haar vader de volwassenafdeling literatuur mag verkennen, is er een nieuw universum bereikbaar. Op de jeugdafdeling en in de huisbibliotheek heeft ze nog weinig nieuws te ontdekken. Ze worden vandaag mee op sleeptouw genomen, zij en haar broertje, naar een bel-etagewoning in een andere wijk van de stad. Daar waar die populaire leerkracht wiskunde woont met zijn kinderen. Als ze toekomen worden ze hartelijk door hem onthaald. Haar kinderen krijgen een kus op de wang, bij de mond van hun moeder blijft zijn mond iets langer hangen. Hij nodigt hen naar boven uit, ze mogen meteen aanschuiven aan de grote tafel bij het gezin. ‘Allez, zeg eens beleefd goeiendag tegen iedereen’ hun moeder port haar aan. Licht blozend geeft het meisje de drie grote zonen en dochter een klam handje en slaat dan snel de ogen neer. Een dampende ovenschotel wordt geserveerd, pasta met vegetarische groentesaus. Sinds hij weduwnaar is, kookt een dame uit de buurt voor hem en zijn kinderen. ‘Neen, toch niet weer van dat konijneneten’ klaagt een van de puberzonen. ‘Geen gezeur, we moeten blij zijn met wat de pot schaft’ reageert hun vader.  Maar de honger overtroeft hun kieskeurigheid en al snel wordt elk restje uit de schotel geschraapt. Ook de borden worden vakkundig leeggemaakt. Hier en daar helpt een tong om elke verspilling te vermijden. Gelukkig komt er nog een dessert: een grote kom vanillepudding sluit de maaltijd af. Dan verdwijnen de jongeren naar hun kamers of naar de straat en valt de stilte in de woonkamer.  Zodra de tafel is afgeruimd, wordt die helemaal ingepalmd voor de eindsprint. Ze ligt bedekt met papieren. Er wordt geschreven, getekend, geteld, geordend, lijsten gecheckt. Want morgen de getuigschriften uitdelen. Het meisje nestelt zich in een zetel in de hoek en vertrekt naar een kleurrijke magische wereld in Latijns-Amerika. Haar broertje volgt een van de grote jongens die een elektrisch treinspoor voor hem bovenhaalt. Ze laat zich meezuigen in liefdesverhalen ten tijde van cholera. Als ze opkijkt ziet ze amper wat er zich vlak voor haar neus afspeelt. Haar moeder straalt weer, lacht, geniet. Die laat zich welwillend charmeren. Wat een contrast met de jaren van verdriet die zij achter zich heeft. En de jaren van zoeken naar de juiste man. De kinderen zagen al enkele kandidaten passeren. Maar de voorgangers van deze wiskundeleraar waren nooit goed genoeg. ‘Ik ben weg hé vake’ De jongste zoon des huizes ziet er blits uit met een fluogele trui, een nektapijt en een zwart potloodrandje onder zijn ogen. Hij trekt de deur luid achter zich dicht. De examens zijn achter de rug, leerlingen vrij. De leraars werken naarstig maar goed gezind verder. Op de achtergrond speelt de radio een vioolconcerto. Een heruitzending van de onderbroken Koningin Elisabethwedstrijd, waar een maand eerder het geweld op de Heizel de aandacht van de muziek had afgeleid. Het meisje leest, haar broertje speelt aan haar voeten met de treinen. Het wordt laat en de berg getuigschriften is nog maar half gevorderd. ‘We gaan er niet geraken’ zegt hun moeder lichtjes panikerend. ‘Toch wel. Maar het zal nachtwerk worden.’ zegt de leraar met een brede glimlach. ‘Jullie blijven toch gewoon hier slapen!’ Het meisje mag logeren in het grote bed bij haar toekomstige zus. De enige zus in een wereld vol broers. Op haar kamer legt ze haar boek even aan de kant en bladert in de Flair. Zo maakt ze kennis met lectuur over mode, verliefdheid en make-up. De dag die volgt zal de laatste zijn voor beide ouders in dezelfde school. Hun werkplekken zullen scheiden, maar hun levens verder samenvallen. Diezelfde zomervakantie gaan ze op zoek gaan naar een nieuwe woning. Want noch zijn bel-etage noch haar rijwoning volstaan voor het nieuwe gezin met zes kinderen. Die herfst, vlak voor de veertiende verjaardag van het lezende meisje, verhuizen ze naar de boerderij te midden van de velden. Ver weg van de stad, pendelen naar school en vriendinnen, maar met een bessentuin, kamers voor ieder kind en katten die jaarlijks nestjes bouwen.   Onder de torens                                                                                      1988   Zodra de deuren met een zucht openschuiven, valt de massa als een reeks dominostenen op het perron uiteen. Het meisje met de koffer wacht haar beurt af en kijkt met grote ogen naar de stroom ongeduldige pendelaars. Sinds ze zich in Gare du Nord door de roltrap naar beneden liet voeren, was ze overspoeld door het ondergrondse leven in de wereldstad. Het was druk in het metrotoestel, maar ze had toch een zitplaats kunnen bemachtigen. Van hieruit kon ze haar medepassagiers stuk voor stuk ongegeneerd observeren. Het parfum van twee kleurrijk geklede jongedames prikte in haar neus. Ze wisselden druk gebarend de laatste nieuwtjes uit in een mengelmoes van Frans en een onbekende Afrikaanse taal. Tot de clochard was opgestapt. Hij had met zijn walm van wekenlang ongewassen kleren, zurige goedkope wijn en sigaretten de massa doen wijken. Ondanks het plaatsgebrek had iedereen rondom hem het rechtstaand reizen verkozen boven zijn odeur, waardoor hij snel een stoel te pakken kreeg. Of drie, want niemand wilde naast hem zitten. Het meisje stelde zich de baardige man voor, terwijl hij onder het gewelf van een brug op een stuk karton afgelopen nacht had proberen te slapen. Dat laatste blijkbaar zonder succes, want nog voor de metro weer vertrokken was, viel zijn kin op zijn borst en ontsnapte een rochelend gesnurkt zijn lippen. Het handvat van de koffer snijdt in haar handpalm terwijl ze door de betegelde gangen de pijlen naar Île de la cité volgt. Als ze de vrolijke tonen van een Russisch volkslied hoort, wijkt ze van haar route af en volgt de klanken tot bij een groep muzikanten. Ze glimlacht als de accordeonist haar in de ogen kijkt en een wervelende solo neerzet. Ze zoekt haar Franse francs om in de openstaande vioolkist te werpen. Haar mond valt open als de oma van het gezelschap haar krachtige stem verheft. Met haar voet tikt ze het ritme mee en laat de drukte langs zich heenglijden. Bovengronds struint ze rustig langs de historische gebouwen. Met de kin in de lucht kijkt ze naar de wolken, de versierde gevels en dakranden. Het scheelt geen haar of ze botst tegen een gids die met opgestoken paraplu een groep Japanners meetroont. Op het plein, onder de torens van de Nôtre Dame vindt ze een lege bank. Ze nestelt zich, kijkt op haar horloge en haalt opgelucht adem. Ze ziet dat ze nog een zee van tijd voor zich heeft, voor ze in Gare de Lyon de trein naar haar vriendin in het zuiden moet halen. Met een dubbele klik opent ze de sloten van haar koffer, ze tilt het kartonnen deksel op dat met imitatieriet is bekleed. Ze rommelt tussen haar kleren en boeken en haalt een fles water boven, samen met een reep van drie lagen krokante sesamkoekjes. Het wolkendek breekt open, eerst toont zich een blauwe vlek tussen het grijs, dan komt de zon over de oplichtende randen kijken. Het meisje trekt haar jas goed dicht, zet haar kraag op tegen de wind, sluit de ogen en laat de zon haar wangen strelen. Het gekrijs van meeuwen, die vechten om de restjes aan het kraam met ‘Crêpes de Bretagne’, rukt haar uit haar gemijmer. Het geluid doet haar denken aan haar klasgenoten, samengetroept voor de spiegel in de toiletten van een donkere fuifzaal waar net een knappe jongen is verschenen. Vriendinnen voor wie deze stad gelijkstaat aan catwalks en de nieuwste modetrends. Ze kijkt omhoog en bestudeert de waterspuwers op de gevel van de kathedraal. Ze gaat op zoek naar de verhalen achter de beelden maar moet toegeven dat haar kennis van de Bijbelse mythologie onvoldoende is. Haar vader had bij het afscheid nog op het hart gedrukt om zeker de kleurrijke glasramen van binnenuit te bezien. Van haar moeder had ze de raad gekregen om vooral goed op haar portefeuille te letten. En zich warm genoeg te kleden. Maar ze gaat niet naar binnen, voorlopig zit ze daar goed, het zestienjarig meisje met haar koffer. Een warm gevoel borrelt op vanuit haar buik. ‘Wow, wat is dit heerlijk! Ik kan hier eindeloos rondkijken. Ik zou dit nooit beu worden. De wereld is zo groot en ik wil er nog veel meer van zien. Ontdekken. Reizen. Mensen van andere landen leren kennen. En zien hoe zij leven. Niemand die iets van me wil. Niks moet. Hier wil ik meer van. Dit is vrijheid!’      Tussen de dekens                                                                                                 1997   Het is nooit haar favoriete periode van het jaar geweest, die dagen tussen Kerst en Nieuw. Het ijzige, grijze winterweer doet er nog een schep bovenop. Ze had het ontstaan van de ijsbloemen op het slaapkamerraam aandachtig bestudeerd. Het is daar zo koud dat de kamer tijdelijk onbewoonbaar is en ze haar matras naar de living heeft verhuisd. Om te voorkomen dat de leiding zou dichtvriezen moet ze een paar keer per dag de wc doorspoelen. Ze dekt de bril af met een doek zodat haar billen niet vastplakken aan het ijs. Omringd door donsdekens, kussens en met een warmwaterkruik aan haar voeten, brengt ze de dag lezend door. Is het de vertering van kerstdiners die ze bij beide kanten van haar familie weer voorbeeldig heeft doorstaan? Is het de leemte tussen familie, werk en de vrienden met wie ze oudjaar zal vieren? De feestdis bij haar tante aan vaderskant is dit jaar zonder noemenswaardige incidenten gepasseerd. Een stoel en stiefmoeder minder weliswaar. Daardoor zeker wat gênante scènes bespaard, maar verder de traditionele ingrediënten van kalkoen en Bob Dylan, van kerststronk -die oma essentieel vond maar niemand lekker - tot heftige discussies over maatschappelijke thema’s onder semi-gelijkgestemden door de wijn in positie gebracht. Ondanks de opluchting die hij verwoord had, was haar vader dit feest aan de stille kant. Het viel op dat de frons op zijn voorhoofd sinds zijn vlucht naar het lege appartement aan de Schelde niet verdwenen was. Ook zij maakte zich zorgen. Vooral over haar negenjarig halfbroertje. Gelukkig had zijn moeder toegestaan dat hij er op het familiefeest bij mocht zijn. Zijn andere halfbroer, intussen haar ex-stiefbroer, ontbrak. Hij zou pas jaren later weer aansluiten bij de kerstfeesten. ‘Hoe is het thuis?’ had ze de jongen gevraagd toen hij op haar schoot was gekropen. ‘Niet leuk, ik moet mama altijd helpen’, hij trommelde met zijn vingers op de rand van de zetel. ‘Wat moet je dan doen? De afwas?’ Ze aaide hem over zijn haar en probeerde zijn blik te vangen. ‘Ze ligt dan in bad en roept me uit bed.’ ‘Waarom?’ ‘Ik moet haar handtas voor haar opendoen en met twee briefjes van honderd frank naar de nachtwinkel’ Hij prutste aan een losse draad aan zijn trui. ‘Wat moet je dan gaan kopen?’ ‘Sigaretten en zo’n kleine fles whisky,’ hij keek zijn grote zus amper aan, maar vertrouwde haar meer toe dan hij aan hun vader vertelde. ‘Die man mag dat helemaal niet aan een kind meegeven!’ ‘Maar hij weet dat het voor mama is.’ Ze voelt zich hulpeloos als ze aan dit gesprek terugdenkt. Ze kent de wegen niet om haar broertje te helpen. Haar eerdere poging om zijn moeder tot rede aan te manen was abrupt afgebroken toen die de telefoon op de haak had gegooid. Meer dan er voor hem zijn en te luisteren kan ze niet bieden. Ze duwt zich rechtop, stapt uit haar bed, zet een pot kruidenthee en vergewist zich er voor de zoveelste keer van, of de gaskachel wel degelijk op de maximumstand staat. Haar boek, waarin het Groenlandse personage gespecialiseerd is in soorten sneeuw, zorgt ook niet voor de nodige warmte. In navolging van die onderzoekster die op de besneeuwde dakrand staat te roken, neemt zij haar pakje tabak en rolt een dunne sigaret. Ze leegt de volle asbak, spoelt hem uit en niest bij de geur van natte as. Zachtjes laat ze haar vingers glijden over het appelblauwzeegroene sjaaltje dat ze vorige week heeft cadeau gekregen. Te mooi om te dragen. Ze wilt het zorgvuldig bewaren. Tweemaal per week had ze de Chinese vrouw, die door haar hoogtechnologisch bedrijf tijdelijk naar België was gehaald, Engelse les gegeven. Een mooie bijverdienste, naast haar eerste inhoudelijk volwaardige maar wel deeltijdse job. Extra centjes die ze zou sparen voor een nieuwe reis. Samen hadden ze kortverhalen van Roald Dahl gelezen. Uit de bespreking waren boeiende gesprekken ontsproten. Het Engels van de Chinese bleek van hoog niveau, het was haar verlegenheid die een rem op haar taalgebruik zette. ‘Dank je voor de lessen en de vriendschap’ zei de vrouw bij de laatste les, toen ze de doos met de zijden sjaal overhandigde. ‘Wat mooi! Hoe lang blijf je hier nog?’ ‘Ik vlieg terug op Oudejaarsavond. Ik moet maar tot Kerstmis werken. Heb je nog tips? Wat moet ik hier nog zeker zien?’ ‘Weet je? Ik kom je een dagje aan je hotel ophalen en toon je de stad. Of we maken een uitstapje naar Gent en Brugge!’ ‘Fijn’ zei ze en ze hadden zo afscheid genomen met het vooruitzicht op een weerzien. Maar ze komt er niet toe die belofte waar te maken. Verder dan de bakker achter de hoek is ze deze dagen niet geraakt. Met de hoorn in de hand had ze meer dan eens klaargestaan om een vriendin te bellen. Maar ze heeft uiteindelijk geen enkele van die telefoonnummers ingetikt. Ze kon de woorden niet vinden. Haar huisgenote, die een verdieping lager woont, heeft afstand genomen sinds ze doorheeft dat zij niet altijd die ondernemende en positief ingestelde vrouw is, waarmee ze tot voor kort goed bevriend was en samen avontuurlijke reizen ondernam. De enige stem die ze vandaag hoort, is van de radiopresentator. En haar eigen hoestbuien. De saliethee kleurt felgeel. Ze zet de theepot op de kachel en warmt haar vingers aan de kleurrijke kop. Ze kruipt weer onder de dekens om opnieuw in haar boek te verdrinken, om op te gaan in de zoektocht van haar hoofdpersoon naar identiteit en zin in het leven. Het sjaaltje heeft ze voor één keer om haar hals gedrapeerd.     Langs de kustlijn                                                                          2015   ‘Zet me daar in het dorpje maar af’ had ze tot hun verbazing gezegd ‘Ik loop wel en zie jullie daar.’ De kinderen waren dit niet gewoon van hun moeder, haar man fronste maar sloeg van de hoofdbaan af en reed door de dorpskern tot aan het strand. Ze wuift hen uit als de auto weer vertrekt, zet zich neer op het betonnen overblijfsel van een bunker en trekt haar schoenen en sokken uit. Het is rustig op het strand. Een vrouw met een hond, een jong gezin, een koppel hand in hand. In de verte ziet ze de vage contouren van de rotsen die haar einddoel markeren. Bij eb had de zee een weidse ruimte aan de wandelaars geschonken, maar gestaag komt ze die terug opeisen. Het zeewater voelt warm aan voor deze tijd van het jaar. Met opgetrokken broekspijpen, haar schoenen met de nestels aan elkaar gebonden over haar schouders geslagen, loopt ze waar water en zand elkaar raken. Een grote hond duikt rakelings langs haar het water in en spettert haar kuiten nat. ‘Excusez moi’ mompelt de oude man met bakkebaarden. Ze lacht en stelt hem gerust. Hoe verder ze de badplaats achter zich laat, hoe zeldzamer de wandelaars.   ‘Ik ben ermee gestopt. Ik heb mijn boeken thuis laten liggen,’ meldde haar man droog toen ze enkele dagen geleden goed en wel vertrokken waren. ‘Wat? Zomaar ineens? En het is al beslist?’ In haar buik voelde ze een krop groeien, ze slikte zo hard dat haar oren even dichtklapten. ‘Ja, het is gewoon te veel. Ik wil van deze vakantie genieten. Ik haal die examens volgende week toch nooit.’ Ze hoorde zijn opluchting. ‘En jij beslist dat zomaar even zonder dat met mij te bespreken?’ Haar stem maakte een sprong. ‘Het was niet haalbaar. Te hoog gegrepen. Ik heb het in de bijles beslist. Mijn leraar gaf me gelijk’ Het klonk te luchtig. Intussen probeerde hij zich te concentreren op het drukke vrijdagavondverkeer richting kust. ‘Alsof die keuze geen effect heeft op mijn leven!’ Zij leek meer ontgoocheld dan boos. ‘Mama, papa, geen ruzie maken!’ kwam het streng vanop de achterbank.   De golven klotsen over haar voeten. Met haar hielen duwt ze putjes in het natte zand. Sporen die door de eerste vloed weer worden afgevlakt, om bij de volgende golf volledig te verdwijnen. Ze ziet de witte rotsen voor zich steeds scherper opdoemen. “Hèhè, even tijd voor mezelf. Dat was nodig! Mijn verjaardagscadeautje aan mezelf. Want echt ontspannend was deze vakantie niet. De kop in het zand steken, daar is hij goed in. Hij wordt boos als ik het nog maar durf aan te raken. Zo komen we geen stap vooruit. Alsof ik niets gedaan heb om zijn studies mogelijk te maken? En dan, zonder boe of bah ermee stoppen! En ik dan? Ik ben weer naïef geweest. Ik heb me weeral eens in zijn zotte plannen laten meeslepen. Mijn hele schema overhoopgegooid om ervoor te zorgen dat hij kon studeren. Ik draaide nu weer voor alles op met de kinderen en in het huis, naast mijn zaak. Zodat mijnheertje kon studeren. In de week én in het weekend. Ik deed het omdat ik hem wou steunen in zijn plan. Typisch dat hij er weer even snel mee stopt als hij ermee begonnen is. Hoe vaak kan ik uit een leeg potje hoop blijven schrapen? Wanneer is de bodem bereikt? Dit hou ik gewoon niet vol. Wat gaat hij nu doen? Die studie opgeven is één ding, maar die hele dagen weer niks om handen hebben, dat vind ik nog het ergste. Smoren en surfen op zijn gsm. Meer doet hij niet. Ik wil rust na een volle werkdag, maar hij is al een derde kind, alle aandacht opeisen en amper helpen in het huis. Als ik dan moe thuiskom overspoelt hij me.” Zonder dat ze het gemerkt heeft, is het iele herfstzonnetje achter een dik pak grijze wolken verdwenen. Een stevige wind zorgt voor witte schuimkoppen langs de kust. Bij de hoge rotsen aangekomen, is de zee al zo genaderd dat ze haar broek tot over haar knieën moet optrekken. Klauterend en struikelend vervolgt ze haar route. “Hoe ver zou het nog zijn tot aan de kaap? Misschien moet ik teruggaan en het pad over de rotsen volgen. Maar dit is wel veel korter. De oude waterlijn komt tot aan mijn borst, in het slechtste geval ben ik tot daar nat. Maar zo hard snel zal het toch niet gaan? Ik haal het wel8 Ah, hier is nog een stukje strand vrij. Zie, het is nog niet overal zo hoog. Hier loopt het eventjes zachter. Oef. Ik moet iets doen, want ik geraak er zo niet uit. Mijn vriendin had gelijk: als ik het niet kan accepteren dan moet ik iets ondernemen. Zijn moeder zij het al. Hoe lang hou ik dit nog uit? Ik wil het mijn kinderen niet aandoen. Maar ik moet er met iemand over praten. Ik ben al bang om het woord te zeggen. Ik moet durven toegeven dat ik dit niet meer volhou. Hulp vragen. Als we straks thuis zijn, bel ik mijn vriendin. En ik mail mijn therapeute voor een afspraak. Ik pak de gesprekken weer op en we zien wel waar ik uitkom. Auw, de rotsen zijn scherp hier. Het water blijft stijgen. Oppassen dat mijn schoenen droog blijven! Maar daar is de trap al, ik zie mensen op de rotsen staan. Ben er bijna.”  ‘Mama, eindelijk, daar ben je!’ haar dochter staat van opwinding te springen op de trappen. ‘Wat heb je gedaan? Je broek is helemaal nat!’ ‘Mama! Kijk! Ik heb wel drie fossielen gevonden.’ Terwijl het jongentje haar tegemoet klautert, spat een golf op het rotsblok uiteen en gulpt in zijn rechter regenlaars. Even kijkt hij geschrokken naar zijn voet, dan klimt hij vastberaden voort en vliegt zijn moeder in de armen. Iets verderaf struint hun vader, geconcentreerd turend naar de bodem tussen de rotsen. Hopend op dé grote vondst op het laatste stukje vrije strand. Nog even. Dan beukt de zee tegen de klippen.     Dwars door de keuken                                                                1998 – 2008 -2018   Thuis is de plek waar je ophoudt weg te lopen[1]   1998 De avondzon pakt haar, zoals ze daar door de keuken tot ver in de living een warmgeel tapijt werpt. De jonge vrouw ziet wat kan zijn. Op slag verliefd op potentieel. Buiten de lichtkegel is alles donker. Ze is verblind. ‘Ik word je buurman’ sms’te haar broer enkele weken voorheen. Letterlijk om de hoek van waar ze woonde had hij een appartement gehuurd. Grondig als hij in alles was, ging hij op zoek naar de authentieke plankenvloer die onder lagen vinyl was verstopt. Hij had de hulp van zijn familie ingeroepen om zijn droom te realiseren. Toen ze daarnet in haar bestofte werkkledij bij haar broer stond te schuren, werd er op de deur geklopt. Een bejaarde man, in overall maar met zijn arm in de plaaster en schrammen op zijn gezicht wandelde de kamer binnen. ‘Hoe loopt het hier?’ zijn strenge blik speurde de ruimte af. ‘Hmm, ça va. Wat vindt ge hiervan?’ vroeg haar broer. Hij toonde de hoek waar al enkele planken blank zijn geschuurd. ‘Ek z’n goeste’ fronste hij, waarmee hij in het West-Vlaams aangaf dat smaken verschillen. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg haar broer en wees op de arm van de man. ‘’Ik ben van de stelling gevallen. Ik was de isolatie op de muur aan ‘t boren en ben met zo’n plaat op mij tegen de grond gegaan’  ‘Oei, gebroken? En verder alles oké?’ ‘Ja, ik heb nog geluk gehad. Maar nu heb ik het wel gehad. Ik verkoop het huis. Heb je geen interesse?’ ‘Euhhh, neen’ hij keek zijn zus aan en lachte. Net afgestudeerd aan de toneelschool was hij nog niet aan huizen kopen toe. ‘Het is nochtans interessant hoor, ‘zei de man. Hij haalde een stoffen zakdoek uit zijn broek en snoot luidruchtig zijn neus. ‘Met de huurinkomsten van de vier appartementen heb je meer dan je aan de bank moet afbetalen.’ ‘Is dat niet iets voor jullie om samen te doen?’ komt hun moeder in het gesprek tussen. Zij had meegeluisterd vanuit de keuken, waar ze met vod en schuurspons de verkommerde pompbak een nieuw leven gaf. ‘Dat zou jij wel leuk vinden, hé moeke?’ zei de broer. ‘Ik huur liever nog even. En trouwens de bank zou me nooit een lening geven nu.’ Zijn zus knikte begrijpend, zij had aandachtig geluisterd. In haar hoofd maakte ze de rekensom en liet de gedachte toe.  Nu staat ze hier aan de grond genageld bij de deur van het gelijkvloers appartement. ‘Hoe zou het zijn om hier te wonen? Zou een huis kopen me beperken in mijn vrijheid om te reizen? Wil ik me wel binden aan een stuk grond en bakstenen? Ik ken de buurt en weet dat ik hier graag woon. De wereld woont hier in de straat. Maar kan ik dat wel maken? Helemaal alleen zo’n groot huis? Er zal werk aan zijn, dat is zeker.’ Een grijze wolk schuift voor de zon, contrasten vervagen en de rest van de ruimte komt in beeld. Nu pas ziet ze de vermolmde keukenkast, de lekkende kraan en de vierkante gootsteen van gebarsten porselein. Ze is gecharmeerd door de glazen deur met rechthoekige ruitjes. Als ze dichterbij komt, voelt ze de herfstwind door kieren waaien. De dubbele deur knelt en piept als zij ze opent. Het stadstuintje ligt er verfomfaaid bij. Een rommelkot palmt een groot stuk van de ruimte in. Langzaam draait ze rond haar as en neemt vanuit elke hoek het huis en de tuin in zich op. Ze droomt van groen maar ziet vooral veel grijs. Dan breekt de zon weer door het wolkendek. Ze glimlacht. ‘Hier kan iets groeien! Dit appartement is onbewoonbaar, keuken en badkamer moeten vernieuwd worden. Maar de andere drie zijn verhuurd. Dus die zullen dan toch nog leefbaar zijn. Hier zou ik de nieuwe keuken zetten, met een toog aan de deur om van de avondzon te genieten! En de badkamer die kan hier achter de hoek. Daar heb je minder daglicht nodig. Maandag ga ik met de bank spreken. Eens horen of dit überhaupt een optie is.’   2008 ‘Eindelijk. Ik moet even zitten.’ Ze zijgt neer in een stoel op het spiksplinternieuwe terras en sluit haar ogen. Met beide handen wrijft ze over haar buik. Van binnenuit krijgt ze een stevige stamp. Liefdevol beantwoordt ze de begroeting. ‘Zoetje, kom eens voelen?’ Het kleine meisje kruipt bij haar moeder op schoot. Haar blonde steile haren vallen als een waaier over de bolling. Ze probeert met een toeter aan haar oor de hartslag op te vangen. ‘Wanneer komt ie?’ vragend kijkt het kind haar moeder aan met grote donkere ogen. ‘Nog enkele weken meisje’ zegt de vrouw ‘Mama moet nog een week werken en dan maken we alles klaar voor de baby.’ Ze denkt aan haar team dat ze in de steek zal laten in deze moeilijke tijden, ze kan zich niet ontdoen van enig schuldgevoel. Ze schudt snel haar hoofd en daarmee de gedachten aan het werk weer weg. Haar man is in de weer met het uitrollen van verse grasmatten in hun tuintje. Zij mag niet meer helpen. De bouwwerf verandert in een mum van tijd. Buiten de rozenstruik heeft ze niet veel van haar planten kunnen redden. Maar de tuin zal een tweede leven krijgen. De groene matten doen wonderen. De overschotten rolt hij voorlopig uit over de berg zand die achteraan ligt. Deze ronding is een spelparadijs voor kleuters. Hij pauzeert even, rolt een jointje. Hij zet zich rokend naast zijn vrouw en kijkt tevreden naar het resultaat. Het zijn de laatste loodjes voor het feest van straks. Zijn veertigste verjaardag en de housewarming in een keer. Gelukkig brengt elke gast een eigen schotel voor het buffet mee. Ze verwachten heel wat volk. ‘Jullie zijn zot’ hadden de mensen gezegd toen ze aan de grondige verbouwing begonnen. Ze hadden hun dromen uitgetekend en goed doordacht. Ze waren getrouwd zodat het project ook echt van hun beiden werd. Het was voorheen een oud huis waar zwammen hun tentakels in hout en tussen stenen hadden genesteld. Waar bouwsels en bijgebouwen met koppige smakeloosheid waren toegevoegd. Maar zij hadden een droom. Ze overleefden stofwolken en drilboren, kamperen zonder sanitair, een winter zonder ramen in de achtergevel. Juist als ze hun kinderwens even waren vergeten, werd hun dochter verwekt. Net voor hun meisje daar ter plekke in het water ter wereld kwam, was hun appartement bewoonbaar gemaakt. Sindsdien werden vijf verdiepingen vernieuwd, drie keukens en badkamers, zeven dubbele deuren om de avondzon binnen te laten, vijf terrassen langs de westkant, twintig centimeter isolatie in muren en dak. En nu, drie jaar later waren ze weer naar beneden verhuisd. Nog niet afgewerkt, maar meer dan leefbaar en tenslotte op hun definitieve plek.    2018 Hier zit ze dan. De avondzon doet haar donkerblonde haren oplichten. De dubbele deur staat wijd open en een briesje trekt langs haar ontblote armen. Op de witte muur achter haar dansen donkere vlekken. Ze hoort de boom ritselen telkens er een vlaag passeert. Dan zwiepen de schaduwvlekken.   Het is zo’n avond waar het in de tuin iets te fris is, maar het verlangen naar het buitenzijn gestild kan worden met open deuren en zicht op heldergroen. De takken van de druivelaar schieten alle kanten uit. De eerste minuscule trosjes zijn verschenen. Ze moet weldra snoeien zodat er eetbare vruchten uit kunnen ontstaan. De rozen zijn weer opengebarsten. De dieprode bloemen zijn zo groot als een opengesperde hand. Deze tint rood vindt ze uniek. Een gelijke is ze nog nergens tegengekomen. Bijna twintig jaar geleden vond ze een zielig takje op de grond in het verwaarloosde tuintje. Ze is blij dat ze er toen een rozenstruik in zag, in plaats van hem met de rest van de rommel op een hoop te smijten. Ze had hem helpen klimmen. Tot hij uit eigen kracht rechtop kon blijven staan. Sindsdien biedt hij haar jaarlijks in mei en nog eens in augustus een uitbundig schouwspel met meer dan dertig simultaan bloeiende rozen. Zachtjes wiebelt ze heen en weer, haar zomers kleedje wappert mee. Ze heeft zich comfortabel geïnstalleerd, haar voeten gekruist op de zitbank, een glas fruitsap op het tafeltje naast zich. In deze schommelstoel, gevonden in een zolderkamertje van dit huis, zoekt ze naar woorden. Laptop op de schoot, blik in de verte. “Straks ben ik weer alleen eigenaar van het hele huis. Dan tekenen we definitief de papieren. Hij zal er een mooie som voor krijgen, ik kan weer plannen maken. Afwerken wat jarenlang bleef liggen. Zijn deze bakstenen een rem geweest op mijn beslissing? Die droom heeft me geholpen. Ik herinner me hem nog zo scherp: het hele huis stond op een vlot? Het lag langs de kade aan een dok. Het vlot begon te zinken en het huis verdween verdiep per verdiep in het water. Daar stond ik en keek toe. Met aan elk hand een van mijn kinderen. Ik voelde vooral opluchting: wij zijn veilig. Ik begreep dat ik ook van een andere plek een thuis zou kunnen maken. Een plek waar ik niet meer weg hoef te lopen. Dat idee gaf me moed om de stap te zetten. En zie, nu kunnen we hier toch blijven wonen.” Ze mijmert en doet een poging om verder te schrijven. Over de kinderen moet ze zich vanavond niet druk maken. Die kan ze intussen vol vertrouwen bij hun vader laten. Zij geniet van de avonden op zichzelf. Maar haar gedachten schieten zo vaak alle kanten uit. De korte brokken tijd die ze kan vrijmaken worden zo niet optimaal gebruikt. Waardoor het nog trager gaat. Ze wroet met woorden, voelt dat ze er nog lang niet is. Er is nog een hele weg te gaan. Ze scrolt weer naar boven, herleest, verandert hier en daar een woord. Ze past de tijd aan, voegt een gebaar toe, schrapt een overbodig woord, ziet nog een beeld, zet het in een actieve vorm. “Dagelijks ben ik bezig om anderen te helpen de juiste woorden te vinden. Ik ga samen met hen op zoek naar hun kern. Via verhalen zoeken we naar woorden die hen de weg kunnen wijzen in hun werk. Hoe komt het dan, dat ik hier zo worstel als het over mijn eigen leven gaat? Ben ik dan zo veel op anderen en zo weinig op mezelf ingesteld?”  Ze staart zich blind op haar eigen teksten. Ze zuigt de feedback van anderen op maar die brengt haar ook in de war. Ze kan het nog niet, of is het gebrek aan durven? Als ze de woorden vindt en die kan delen, dan kan ze het gevoel pas toelaten. ‘Vreemd’ zei een vriendin, ‘bij mij is het omgekeerd.’ Zij wordt telkens overspoeld door gevoel en zoekt daar dan de woorden voor. Ze schrijven vaak samen. Elk apart, in een andere taal. Maar samen. In haar tuin of elders.  ‘Het is wat het is’ zegt ze luidop. Onaf. Niet eenvoudig voor haar om te accepteren. Het flinke kind in haar steekt nog vaak de kop op. Maar ze weet dat ze zich erbij moet neerleggen. Er zijn nog heel wat puzzelstukken te leggen voor ze er zal zijn. Er is nog een stuk dat ze steeds maar uit blijft stellen. Gesprekken die nog moeten plaatshebben. Woorden die misschien zullen kwetsen, misschien zullen helen. Ze zet de printer aan, voedt de lader met papier en checkt of de inkt zal volstaan. Ze kijkt op. De wind is gaan liggen. Diepblauw is de avondlucht intussen. Ze houdt van dit moment vlak voor de nacht intreedt. Ze staat op en slaat een trui over haar schouders. Zoekt een doosje lucifers. Een voor een ontsteekt ze de kaarsjes op de tuintafel. Ze zingt. ‘Summertime … when the living is easy’. Met haar vinger glijdt ze over het reliëf van de blauwe mozaïek in de tafel. Ze verkent de ruwe putjes waar steentjes ontbreken. Het is al te donker om het verschil te zien. Maar ze kan de littekens wel voelen. Deze tafel heeft geleefd.     ‘Ik was te druk bezig met leven. Miste de tijd om echt stil te staan. Het is wat het is en ik omarm het leven.’       Aan het meertje (to do)                                                                         2016 juni Een plekje voor mezelf– loswrikken – stap 2 scheiding - schrijfvriend Pal voor het bed (to do)                                                           2001 Kennismaking met mijn man In de plaaster (to do)                                                                2016 dec In de plaaster. Na de val op mijn gezicht. met samengesteld gezin van toen – stap 3 – apart wonen                          Aan zee (to do – herinnering van anderen)                         1981 Het overspoelend verdriet van de moeder – het besluit van het flinke meisje Door de muren (to do)                                                               2017 - 2011 Scènes in dialoog beschreven door de buurman: wat hoorde hij? Dagboek 2011 teruggevonden. Eerste opname in de psychiatrie en mijn beslissing ‘dit geen tweede keer’ In de spiegel (To do)                                                                    2018 Mijn oude zelf terug tegenkomen. Met het valiesje weer naar Parijs. Mildheid.   Het lijkt alsof je huilt, mama Is ook zo, ik ben een beetje verdrietig vandaag Ik word er droevig van als ik je zie huilen. Ik zal mijn best doen om niet meer te wenen, lieve jongen. Neen, je mag het laten gaan. Maar dat is moeilijk voor mij, dat is… …je zwakke plek Wat zeg je? Je zwakke plek! Je sterk houden en niet willen wenen. Je kent me goed precies!?! Ja, ik ben slim, en ik ken je al negen jaar. Maar wenen mag hoor mama. Vind je dan dat ik meer moet wenen? Ja dat moet! Of toch, als je wilt, het voelt, dan mag of moet je huilen. Soms wil ik wel huilen maar kan het niet. Het zit ergens vast in mijn lijf.     [1] Thuis, de zoektocht naar de plek waar we willen leven, Essay, Daniel Schreiber. Ambos, 2017  

Marieke Genard
0 0

Verslag en structuurplan - opdracht 7 - Marieke

Lessen geleerd uit de feedback Ik heb met veel plezier aan de opdrachten gewerkt, al was het wroeten en zoeken, maar heb last gehad van een acuut tijdsgebrek. Mijn leven deze dagen is zo vol en er is zowel in mijn werk als privé nog zo veel aan het bewegen, dat er amper ruimte is om tot schrijven te komen. De lessenreeks is heel leerrijk geweest op twee fronten tegelijkertijd: het therapeutische zowel als het literaire aspect. Maar het voelt als erg veel ineens, waardoor het lijkt alsof geen van de twee aspecten goed genoeg is gebeurd. Ik ben zeer dankbaar voor het ontvangen van feedback van lesgevers en cursisten op mijn teksten. Zowel inhoudelijk als ook literair is het boeiend om te horen wat anderen in mijn teksten zien en hoe ze lezen. Literair is het de eerste keer dat ik zo’n pak bagage meekrijg. Ik volgde, sinds 1,5 jaar enkele kortere lessenreeksen. Als ik teksten van medecursisten moet lezen en feedback geven, dan merk ik dat ik die manier van lezen nog onder de knie moet krijgen. Ik heb lezen altijd erg intuïtief gedaan, zonder te analyseren. Nu moet ik dat andere stuk nog leren om ook zelf zo bewuster te gaan schrijven. Al mag het zijn naturel niet verliezen. Knopen rond bv het juiste perspectief zijn zoals jullie zeggen ‘beginnersfouten’ waar ik graag op gewezen wordt. Ik leer graag bij. Mijn grootste uitdaging ligt net in datgene wat ikzelf nog aan het onderzoeken en ontdekken ben: hoe kan ik mijn gevoelens meer toelaten en laten spreken? Als ik wil tonen hoe ik als kind ‘geleerd’ heb om mijn gevoelens te onderdrukken of niet te tonen, maar dus ook om ze voor mezelf niet toe te laten, dan weet ik nog steeds niet hoe dat te laten zien. Dan leest men een ‘gelukkig’ kind. Maar het is een kind dat flink blijft en zijn gevoelens niet kan benoemen, want niemand die vraagt hoe het zich voelt. Het kreeg nooit de woorden mee en de aandacht voor het emotionele welzijn. Ik zie zelf de evolutie van mezelf als hoofdpersonage in de schrijfopdrachten: van bijna helemaal verstoppen tot centraal te komen staan. In de laatste opdracht (Tussen de dekens) durfde ik ook een moeilijk moment -waar ik echt met mezelf worstel- te tonen. Dat heeft blijkbaar het juiste effect op de lezer. Maar was voor mezelf ook een grote stap.  Ik ben blij dat ik in de Zij-vorm ben gaan schrijven. Dat geeft me de juiste afstand om naar mezelf te kijken hoe ik me gedroeg en wat ik voelde. De interne monoloog geeft me dan de kans om toch nog wat binnenkant te tonen. Er is nog een sleutelscène, die ik waarschijnlijk ergens achteraan richting ‘ontknoping’ wil plaatsen; maar die moet nog geschreven worden. Het is een scène die ikzelf heb verdrongen, maar ik wil enkele getuigen die erbij waren interviewen. Wie weet komt de herinnering terug. Anders beschrijf ik hun verhaal. Maar het zal een emotionele uitdaging zijn. Daar ligt volgens mij de verklaring waarom ik ben gaan parentificeren naar het ‘flinke kind’. Zo heb ik nog enkele opties, maar misschien maak ik het mezelf te moeilijk: om enkele ‘observatoren’ aan het woord te laten. Een buurman, deze getuigen van hierboven, de ‘verpleegster’ van onder de moerbeiboom (opdracht 2). Of andere optie is: ik herschrijf ‘onder de moerbeiboom’ vanuit mijn perspectief, de buurman als dialoog (hij vertelt hoe hij ons gezin vroeger door de muren hoorde) en de ‘getuigen’ als het gesprek dat we nu zullen hebben met het ophalen van de herinneringen. Dat lijkt me consistenter in het geheel. Tot slot heb ik een aantal autobiografische teksten liggen die relevant zijn, maar in een iets andere stijl: poëtisch proza?  Geef ik die hier nog een plek of niet? Ze heten ‘Oud verdriet 1 & 2’. Tranen die er in de eerste tekst wel zitten maar er niet uit wil komen. In tekst 2: door het schrijven eindelijk is gekomen. Een soort epiloog? Met daartussen een korte dialoog over ‘mogen huilen’ met mijn zoontje.   Structuurplan Premisse: Wat je altijd wilt vermijden, kan je uiteindelijk toch niet ontlopen. Dit door een reeks losse scènes te beschrijven, zo veel mogelijk in het moment en uitzuiveren van flashbacks of forwards. Als puzzelstukken die langzaam bij elkaar worden gelegd en pas op het einde verschijnt het totaalbeeld. Ik twijfel rond andere perspectieven (cfr verslag). Kan zeker iets kort zeggen doen met bv het perspectief van mijn vader met de scheiding 1 (is helemaal niet desolaat maar opgelucht!). Kan ook in een korte dialoog die ik onlangs met hem voerde over dit thema. Titels van elk stuk zijn plaatsen + jaartal voor duiding.     Titel? Zoeken naar woorden Inhoudstafel In de prille lentezon  2016 apr Stap 1 in mijn scheiding Bovenop het stapelbed (& zijn perspectief?) 1981 Va vertrekt na de scheiding - zijn nieuw appartement Onder de moerbeiboom (herschrijven vanuit mijn perspectief) 2014 Boodschap van de schoonmoeder Achter de boeken          1985 Kennismaking met nieuw (samengesteld)gezin Vlak voor het bed (to do) 2001 Kennismaking met mijn man Onder de torens 1988 Vrijheid en reizen +(flashforward Parijs 2016?) Tussen de dekens 1997 Verloren, alleen, va nieuw app 2 Langs de kustlijn (in progress) 2015 Verloren maar zoekt connectie met anderen, beslissing over ‘scheiden’ te praten Dwars door de keuken (in progress)        1998 Het huis, eigen thuis + flashforward naar huis in de scheiding Aan het meer (to do) 2016 juni Een plekje voor mezelf– loswrikken – stap 2 scheiding Over de heide (to do) 2016 dec Vakantie, met samengesteld gezin van toen – stap 3 – apart wonen               Aan zee (to do – herinnering van anderen) 1981 Het verdriet van de moeder – het flinke meisje Door de muren (to do) 2017 Scènes in dialoog beschreven door de buurman: wat hoorde hij? Dagboek 2011 teruggevonden. Epiloog Oud verdriet 1 & 2 (stijl?) 2018 Hier ook iets vertellen over de situatie nu, na de scheiding? Wat ik leerde en waar ik nog steeds op moet letten?

Marieke Genard
0 0

Onder de torens - Tussen de dekens - opdracht 6 - Marieke

Onder de torens - 1988 Zodra de deuren met een zucht openschuiven, valt de massa als een reeks dominosteentjes op het perron uiteen. Het meisje met het koffertje wacht haar beurt af en kijkt met grote ogen naar de stroom ongeduldige pendelaars voor ze zelf uitstapt.   Sinds ze zich in Gare du Nord door de roltrap naar beneden had laten voeren, was ze overspoeld door het ondergrondse leven in de wereldstad. Ondanks de drukte had ze in het toestel een zitplekje kunnen bemachtigen. Van hieruit kon ze haar medepassagiers stuk voor stuk ongegeneerd observeren. Het parfum van de twee kleurrijk geklede jongedames die vlak boven haar hoofd druk de laatste nieuwtjes uit de buurt uitwisselden in een mengelmoes van Frans en een onbekende Afrikaanse taal, prikte in haar neus. Tot de clochard was opgestapt. Hij had met zijn walm van wekenlang ongewassen kleren, zurige goedkope wijn en sigarettenpeuken de massa doen wijken. Ondanks het plaatsgebrek had iedereen rondom hem het rechtstaand reizen verkozen boven zijn odeur, waardoor hij snel een stoeltje te pakken kreeg en zelfs een driedubbele plek kon innemen. Het meisje keek verwonderd naar hem en stelde zich de baardige man voor, terwijl hij onder het gewelf van een brug op een stuk karton deze koude nacht had proberen slapen. Dat laatste blijkbaar zonder veel succes, want nog voor de metro weer vertrokken was, viel zijn kin op zijn borst en ontsnapte een rochelend gesnurkt tussen zijn lippen.   Het koffertje snijdt in haar handpalm terwijl ze door de betegelde gangen de pijltjes naar Île de la cité volgt. Als ze de vrolijke tonen van een Russisch volksliedje hoort, wijkt ze van haar route af en volgt de klanken tot bij een groepje muzikanten. Een glimlach tovert rond haar lippen als de accordeonist haar in de ogen kijkt en een wervelende solo neerzet. Ze gaat op zoek naar enkele Franse francs om in de openstaande vioolkist te werpen. Haar mond valt open van verbazing als de oma van het gezelschap haar krachtige stem verheft. Met haar voet tikt ze het ritme mee en laat de drukte langs zich heenglijden.   Bovengronds struint ze rustig langs de historische gebouwen. Met geheven hoofd kijkt ze naar de versierde gevels en dakranden. Het scheelt geen haar of ze botst tegen een gids die met opgestoken paraplu een groepje Japanners meetroont. Op het plein, onder de torens van de Nôtre Dame vindt ze een leeg bankje. Ze nestelt zich daar, kijkt op haar horloge en haalt opgelucht adem als ze ziet dat ze nog een zee van tijd voor zich heeft, vooraleer ze in Gare de Lyon de trein naar haar vriendin in het zuiden moet halen.   Met een dubbele klik opent ze de slotjes van haar koffer, ze tilt het kartonnen deksel op dat met imitatieriet is bekleed. Ze rommelt tussen haar kleren en boeken en haalt een flesje water boven, samen met een reep van drie lagen krokante sesamkoekjes. Het wolkendek breekt open, eerst toont zich een blauwe vlek tussen het grijs, dan komt de zon over de oplichtende randen kijken. Het meisje trekt haar jas goed dicht, zet haar kraag op tegen de wind, sluit de ogen en laat de zon haar wangen strelen.   Het gekrijs van meeuwen, die vechten om de restjes aan het kraampje met “Crêpes de Bretagne”, rukt haar uit haar gemijmer. Het geluid doet haar denken aan haar klasgenoten, samengetroept voor de spiegel in de toiletten van een donkere fuifzaal waar net een knappe jongen is verschenen. Haar vriendinnen die bekvechten over wie het initiatief mag nemen om hem aan te spreken, terwijl ze de staat van hun make-up keuren. Vriendinnen voor wie deze stad gelijk staat aan catwalks en de nieuwste modetrends.   Ze kijkt omhoog en doet haar best om zo veel mogelijk details van de waterspuwers op de gevel van de kathedraal te zien. Ze gaat op zoek naar de verhalen achter de beelden maar moet toegeven dat haar kennis van de Bijbelse mythologie onvoldoende is. Haar vader had haar bij het afscheid nog op het hart gedrukt om zeker de kleurrijke glasramen van binnenuit de gaan bezien. Van haar moeder had ze de raad gekregen om vooral goed op haar portefeuille te letten. En zich warm genoeg te kleden. Maar ze gaat niet naar binnen, voorlopig zit ze daar goed, het zestienjarig meisje met haar koffertje. Ze zucht tevreden en denkt: ‘Dit is vrijheid!’   Tussen de dekens                                                                                                  1997   Het is nooit haar favoriete periode van het jaar geweest, die dagen tussen Kerst en Nieuw. Het ijzige, grijze winterweer doet er nog een schep bovenop. Het is zo koud dat haar slaapkamer tijdelijk onbewoonbaar is en ze met matras en al naar haar living is verhuisd. Ze had het ontstaan van de ijsbloemen op het slaapkamerraam aandachtig bestudeerd. Om te voorkomen dat de leiding zou dichtvriezen moet ze een paar keer per dag de wc doorspoelen, ze dekt de bril af met een doek zodat haar billen niet blijven plakken aan het ijs. Omringd door donsdekens, kussens en met een warmwaterkruik aan haar voeten, brengt ze de dag lezend, rokend en piekerend door.   Is het de vertering van kerstdiners die ze bij beide kanten van haar familie weer voorbeeldig had doorstaan? Is het de leemte tussen familie, werk en de vrienden waarmee ze oudjaar zal vieren? De feestdis bij haar tante aan vaderskant was dit jaar zonder noemenswaardige incidenten gepasseerd. Een stoel en stiefmoeder minder weliswaar. Daardoor zeker wat gênante scènes bespaard, maar verder de traditionele ingrediënten van kalkoen en Bob Dylan, van kerststronk -die oma essentieel vond maar niemand lekker - tot heftige discussies over maatschappelijke thema’s onder semi-gelijkgestemden door de wijn in positie gebracht. Ondanks de opluchting die hij verwoord had, was haar vader dit feest aan de stille kant. Het viel haar op dat de frons op zijn voorhoofd sinds zijn vlucht naar het lege appartement met zicht op de Schelde niet verdwenen was. Ook zij maakte zich zorgen. Vooral over haar negenjarig halfbroertje. Gelukkig had zijn moeder toegestaan dat hij er op het familiefeest bij mocht zijn. Zijn andere halfbroer, intussen haar ex-stiefbroer, ontbrak. Hij zou pas jaren later weer aansluiten bij de kerstfeesten. ‘Hoe is het thuis?’ had ze het jongentje gevraagd toen hij op haar schoot was gekropen. ‘Niet leuk, ik moet mama altijd helpen’, hij trommelt met zijn vingers op de rand van de zetel. ‘Wat moet je dan doen? De afwas?’ ze aait hem over zijn haar en probeert zijn blik te vangen. ‘Ze ligt dan in bad en roept me uit mijn bed.’ ‘Waarom?’ ‘Ik moet haar handtas voor haar opendoen en met twee briefjes van honderd frank naar de nachtwinkel’ hij prutst aan een losse draad aan zijn trui. ‘Wat moet je dan gaan kopen?’ ‘Sigaretten en zo’n klein flesje whisky,’ Hij kijkt zijn grote zus amper aan, maar vertrouwt haar meer toe dan hij aan hun vader vertelt. ‘Die man mag dat helemaal niet aan een kind meegeven!’ ‘Maar hij weet dat het voor mama is.’ Ze voelt zich hulpeloos als ze aan dit gesprek terugdenkt. Ze kent de wegen niet om haar broertje te helpen. Haar eerdere poging om zijn moeder tot enige reden aan te manen was abrupt afgebroken toen die de telefoon op de haak had gegooid. Meer dan er voor hem zijn en naar hem luisteren kan ze niet bieden. Ze duwt zich rechtop, stapt uit haar bed, zet een pot kruidenthee en vergewist zich er voor de zoveelste keer van, dat de gaskachel wel degelijk op de maximumstand staat. Haar boek, waar de Groenlandse wetenschapster een hele reeks verschillende woorden voor sneeuw kent, zorgt ook niet voor de nodige warmte. In navolging van het personage dat op de besneeuwde dakrand staat te roken, neemt zij haar pakje tabak en rolt een dun sigaretje. Ze leegt de volle asbak, spoelt hem uit en niest bij de geur van natte as.   Zachtjes laat ze haar vingers glijden over het appelblauwzeegroene sjaaltje dat ze vorige week heeft cadeau gekregen. Te mooi om te dragen. Ze wilt het zorgvuldig bewaren. Tweemaal per week had ze in het hotel de Chinese vrouw, die door haar hoogtechnologisch bedrijf tijdelijk naar België was gehaald, Engelse les gegeven. Een mooie bijverdienste, naast haar eerste inhoudelijk volwaardige maar wel deeltijdse job. Extra centjes die ze zou sparen voor een nieuwe reis. Samen hadden ze kortverhalen van Roald Dahl gelezen. Uit de bespreking waren boeiende gesprekken ontsproten. Het Engels van de Chinese bleek van hoog niveau, het was haar verlegenheid die een rem op haar taalgebruik zette. ‘Dank je voor de lessen en de vriendschap’ zei de vrouw bij de laatste les toen ze het doosje met de zijden sjaal overhandigde. ‘Wat mooi! Hoe lang blijf je hier nog?’ ‘Ik vlieg terug op Oudejaarsavond. Ik moet maar tot Kerstmis werken. Heb je nog tips? Wat moet ik hier nog zeker zien?’ ‘Weet je? Ik kom je een dagje uithalen en toon je de stad. Of we maken een uitstapje naar Gent en Brugge!’ ‘Fijn.’ Had ze gezegd en zo hadden ze afscheid genomen met het vooruitzicht op een weerzien.   Maar ze komt er niet toe die belofte waar te maken. Verder dan de bakker achter de hoek is ze deze dagen nog niet geraakt. Met de hoorn in de hand had ze meer dan eens klaar gestaan om een vriendin te bellen. Maar ze heeft uiteindelijk geen enkele van die telefoonnummers ingetikt. Haar huisgenote, die een verdieping lager woont, heeft zichtbaar afstand genomen sinds ze doorheeft dat zij niet altijd die ondernemende en positief ingestelde vrouw is, waarmee ze tot voor kort goed bevriend was en samen avontuurlijke reizen mee ondernam.   De enige stem die ze die dag hoort, is die van de radiopresentator. En haar eigen hoestbuien. De saliethee kleurt felgeel. Ze zet de theepot op de kachel en warmt haar vingers aan haar kop. Ze kruipt weer onder de dekens om opnieuw in haar boek te verdrinken, gefascineerd als ze is door de zoektocht van haar hoofdpersoon naar identiteit en zin in het leven. Het sjaaltje heeft ze voor een keer om haar hals gedrapeerd.

Marieke Genard
2 0

Achter de boeken 2- Marieke - Opdracht 5

Achter de boeken - 2   Eindelijk! Het school is gedaan. Morgen de rapporten, maar de examens hebben we gehad. Ik ben niet bang voor mijn rapport. Ja, er zal wel wat instaan over gedrag, maar de examens zijn vlot gegaan. Vake zal me wel even nog naar mijn voeten geven daarover. Maar het kan me niet veel schelen. Als hij het al ziet. Want zijn aandacht is de laatste weken niet zo bij ons. Hij is verliefd. Eerst wisten we niet welke van de twee zussen het was. Ze kwamen samen op bezoek en hingen allebei aan zijn lippen. Nu is het wel duidelijk, het is de jongste, zij helpt hem nu met zijn rapporten te illustreren. Rare school waar hij werkt trouwens, die maken rapporten met tekeningen en zonder punten. Het gaat precies wel snel met zijn nieuw lief, vind ik, moeke is nog maar een dik jaar geleden gestorven en hij komt al met een ander aan. En die brengt dan ook nog is twee kinderen mee. Een klein ventje nog en een meisje dat me amper aan durft te kijken en zich achter haar boeken verstopt. Vake spreekt al over samen een huis kopen. Is dat niet wat hard van stapel lopen? Moet dat nu mijn nieuwe moeder worden? Dat zal niet waar zijn hé, zij moet zich niet met mij gaan bemoeien.   En nu ga ik feesten. Eerst op het pleintje wat rondhangen met de gasten, dan naar ’t café waar ook die meiden komen. Nog effe voor mijn look zorgen en ik doe mijn flitse trui aan, dan kunnen ze niet naast me kijken. Als ze nog wat goeie muziek draaien placeer ik nog een danske vanavond. Dan gaan ze weer kwijlen die grieten. Ze zien me wel staan! Ik heb keuze zat. Dat wordt zalig deze zomer, op het plein hangen en op versiertoer. Yes, vakantie, here I come!  

Marieke Genard
0 0

In de prille lentezon - Achter de boeken - Bovenop het stapelbed - Marieke - opdracht 4

In de prille lentezon   Ze hadden hem samen tot in kamer 159 gebracht, zijn valies helpen uitladen, tandenborstel in het bekertje gezet en afscheid genomen. Op terugweg had zij de kinderen bij vriendjes afgezet, om hen de nodige afleiding en zichzelf wat rust te gunnen. De stilte overvalt haar als ze weer thuiskomt, omhult haar als een deken en smoort haar onrust. Geen kinderstemmen, geen radio, geen geroep of gehuil. Hoe lang was dat geleden? Ze voelt de vermoeidheid door heel haar lijf tot in haar hoofd kruipen, loopt meteen door naar de slaapkamer. Ze zet de dubbele terrasdeuren wijd open om licht en lucht overvloedig binnen te laten stromen, trekt de lakens van het bed en gooit die in de wasmand. Met een oude keukenhanddoek veegt ze het mosgroen laagje van de ligzetel op het dakterras. Ze legt zich languit in de prille lentezon en sluit de ogen.   Het suist in haar oren, de beelden van de vorige dagen flitsen aan haar voorbij. Het gewicht van de afgelopen periode drukt haar op de zetel neer. Het was een slopende aanloop naar de moeilijkste beslissing uit haar leven geweest. Het kraken van die bittere noot. Ooit was ze vastberaden geweest om haar kinderen niet aan te doen wat ze zelf in haar jeugd had ondervonden. Maar ze kon niet meer anders, wist dat het moest gebeuren. Ze zou het op haar manier doen. De spanning heeft zich vastgezet in haar lichaam. Als ze voorzichtig rondjes draait met haar schouders, trekken de spieren stram tot waar haar nek haar schedel raakt. Haar schouderbladen kraken. Zodra de zon haar huid zachtjes warm likt, voelt ze het gewicht langzaam van zich afglijden. Ze ademt diep in en laat de lucht voorzichtig langs haar lippen stromen. Alsof ze nog niet helemaal durft uit te ademen. Een behoedzame glimlach verschijnt op haar gezicht. Straks zal ze voor het eerst sinds vele nachten terug in haar eigen bed slapen. Van alle scenario’s die er lagen, lijkt het best denkbare zich nu te ontplooien. Al die nachten kamperen in de living heeft dan toch iets opgebracht. Als er een voor en een na was, dan is die na nu begonnen.   Die ochtend -tien dagen geleden- hoorde ze voetjes van de kinderkamer trippelen naar hun bed aan de andere kant van de gang. Daarna de paniek in zijn stem terwijl hij terugliep naar hun stapelbed en zijn zus wekte: ‘Mama is er niet!’. Haar geruststellende woorden: ‘Misschien is ze beneden, ik hoorde hen gisterenavond nog’. Gehaast maar voorzichtig zette hij zijn blote voeten op de koude trap. Hij kon niet wachten tot hij beneden was, boog zich voorover en tuurde tussen de metalen treden door, de living in. Zo keken moeder en zoon elkaar in de ogen. Opgelucht liep hij de trap af, sloeg zijn armen om haar heen en kroop mee in de slaapzak. Op een geïmproviseerd bed van twee grote kussens had ze een bijna slapeloze nacht doorgebracht. Ook zijn zus was snel beneden en schoof zo goed en zo kwaad als het ging mee bij hen aan op de kussens. Met haar twee kinderen in de armen, dicht tegen zich aan, deed ze haar best uit te leggen wat er te gebeuren stond.   Haar tienjarig meisje had het al voelen aankomen. Ze had er ook al met haar moeder over gesproken. Bij haar zoontje drong het bericht die ochtend voor het eerst duidelijk door. Een zucht, die meer op opluchting leek dan op verdriet, ontsnapte hem. Alsof hij toen ineens begreep wat hij al zo lang aanvoelde maar geen woorden kon geven. Alsof dit de reden was voor de onverklaarbare woedeaanvallen waar hij soms last van had, de spanning die hij voelde trillen in huis maar niet kon duiden. ‘We zijn al met zo veel kinderen van gescheiden ouders in de klas.’ Hij telde luidop, kwam aan tien vingers. ‘We zouden een praatgroepje hierover moeten hebben! Dan kunnen we horen hoe de anderen het doen.’ En zo werd de kiem gelegd van het groepje met een tiental tweedeklassers die samen ervaringen zouden delen over twee huizen, bezoekregelingen, ruzies en wisselmomenten.   De dagen die volgden zwalpte hun vader als een wrak in huis rond. Zij hield het roer in handen en ging op zoek naar oplossingen. Want zo kon dit niet blijven duren. Ze ging met de kinderen op stap en zag de bloesemknoppen klaarstaan om open te barsten. Ze keek rond naar huurhuizen, al wist ze dat het geen haalbare kaart zou zijn om een dubbel huishouden met enkel haar loon te onderhouden. Ze vond een leuk plekje via Airbnb aan het speelplein voor de school. Dat zou korte termijn soelaas kunnen bieden. En toch wilde ze haar kinderen niet uit hun vertrouwde huis wegrukken en kon ze hen in deze toestand niet alleen bij hem laten. Voor de middag kwam hij niet uit zijn bed, de rest van de dag hing hij als luie Wanja tegen de verwarming aan, snikkend, smorend, snotterend met af en toe luide uithalen van verdriet.   Dit wierp haar terug naar haar eigen kindertijd, waar ze de tranen van haar moeder niet had kunnen stelpen, waar ze dat immens verdriet meevoelde maar geen woorden kreeg om erover te spreken. Toen besloot ze als negenjarig meisje dat haar dat nooit zou overkomen, dat ze zich nooit zo afhankelijk van een man zou maken. Nu zag ze met lede ogen toe, dat door haar toedoen haar kinderen met een immens verdrietige vader werden geconfronteerd. Met dit verschil: zij zoeken elke dag weer samen naar de juiste woorden om te benoemen, begrijpen, om de dingen een plek te geven.     Die avond, toen ze al vijf dagen op de kussens sliep, had ze de kinderen in bed gelegd en zich uit huis aan een goed gesprek met een vriendin gelaafd. Ze geneerde zich voor de onverwachte zweetaanvallen die haar deze dagen parten speelden. Dan liep haar gezicht en hals helemaal rood aan en voelde ze de natte kringen in haar t-shirt groeien. Een onbekende ervaring die op café erg vervelend kon zijn, ze voelde zich dan bekeken. De vrouwen hadden zich afgevraagd of het een hormonaal- of stressgebonden fenomeen was. Een medisch onderzoek zou onnodig blijken, later zou ze dit effect telkens weer ervaren bij een piekmoment met grote spanning. Zodra die piek overwonnen was, verdwenen ook de 'vapeurs'.   Terug thuis verdween ze in de badkamer, gepoetst en opgefrist trok ze een vers gewassen pyama aan en kroop in de living haar slaapzak. Hij knielde neer en zette zich naast haar tijdelijk nest, hij smeekte om weer naar boven in het bed te komen. Wat moest hij doen om haar weer voor zich te winnen? Die vraag kwam veel te laat. Hij strekte zijn hand naar haar uit om een haarlok uit haar gezicht te vegen. Maar zij weerde dit gebaar af. ‘Laat je helpen’ was het enige wat ze op dat moment nog aan hem kon meegeven. En dat zou hij doen. Hij besprak het met zijn psychiater en samen waren ze er snel uit. Vanaf dan is de bal aan het rollen gegaan. Hij kon enkele dagen later terecht in de PAAZ, bij hun kinderen beter gekend als ‘de spoed voor mensen die ziek zijn in hun kop’. ‘Ik laat me opnemen, maar geef me dan nog een kans’ zei hij vlak voor zijn vertrek. ‘Ik kan niets beloven’ was haar oprechte antwoord, meer dan dat kon ze op toen niet zeggen. Ze moest nog leren voelen wat er kon en wat niet meer.   Daarnet hebben ze hem in het ziekenhuis afgezet. Zij laat de zorg over aan professionelen. Voor even is er een oplossing, dat geeft ademruimte. Ze blokt de onoverkomelijke gedachte nog af, dat hij snel de weekends vrij zal krijgen en weer voor de deur zal staan. Hoe zullen ze dan leven in datzelfde huis? Even is zij, voor het eerst sinds heel erg lang, alleen in huis. Haar thuis waar ze de laatste jaren van wegliep, vluchtend in werk en engagement. Nu geniet ze, bekomt ze, ademt ze weer. Straks legt ze verse lakens en slaapt verfrist in haar eigen bed. Alleen.      Achter de boeken   Het is bijna vakantie. De laatste loodjes wegen zwaar voor haar moeder. Zoals elk jaar. Er werd door de school weer gretig gebruik gemaakt van haar talenten om te tekenen én om geen neen te kunnen zeggen. In het Steineronderwijs is het de traditie om rapporten voor elke leerling persoonlijk te maken. Zonder punten maar in woord en beeld. Wat natuurlijk een bijzonder geschenk is voor elk kind en diens ouders, maar een gigantische berg werk voor de leerkrachten. Zo’n dag is het voor het meisje, helemaal aan de staart van haar eerste schooljaar in het middelbaar onderwijs. Ze trekt zich niet veel aan van de drukte. Want zij heeft weer een mooie buit in de bibliotheek verzameld, ze kan zich in zeven onbekende werelden onderdompelen. Sinds ze met de lidkaart van haar vader de volwassenafdeling literatuur mag verkennen, is er een nieuw universum bereikbaar. Op de jeugdafdeling en in de huisbibliotheek heeft ze nog weinig nieuws te ontdekken.   Ze worden vandaag mee op sleeptouw genomen, zij en haar broertje, naar een bel-etagewoning in een andere wijk van de stad. Daar waar die populaire leerkracht wiskunde woont met zijn kinderen. Als ze toekomen worden ze hartelijk door hem onthaald. Haar kinderen krijgen een kus op de wang, bij de mond van hun moeder blijft hij iets langer hangen. Hij nodigt hen naar boven uit, ze mogen meteen aanschuiven aan de grote tafel bij het gezin. De bezoekster port haar kinderen aan om iedereen beleefd te groeten. Licht blozend geeft het meisje de drie grote zonen en dochter een klam handje en slaat dan snel de ogen neer. Een dampende ovenschotel wordt geserveerd, pasta met vegetarische groentesaus. Sinds hij weduwnaar is, kookt een dame uit de buurt voor hem en zijn kinderen. De jongens klagen over het eten, het lijkt wel een traditie waar hun vader standaard wederwoord op geeft. Maar de honger overtroeft hun kieskeurigheid en al snel wordt elk restje uit de schotel geschraapt. Ook de borden worden vakkundig leeggemaakt. Hier en daar helpt een tong om elke verspilling te vermijden. Gelukkig komt er nog een dessert: een grote kom vanillepudding sluit de maaltijd af. Dan verdwijnen de jongeren naar hun kamers of naar de straat en wordt het even stil in de woonkamer.  Zodra de tafel is afgeruimd, wordt die helemaal ingepalmd voor de eindsprint. Ze ligt bedekt met papieren. Er wordt geschreven, getekend, geteld, geordend, lijsten gecheckt. Want morgen worden de getuigschriften uitgedeeld. Het meisje nestelt zich in een zetel in de hoek en vertrekt naar een kleurrijke magische wereld in Latijns-Amerika. Haar broertje volgt een van de grote jongens die een elektrisch treinspoor voor hem bovenhaalt.   Meegezogen in liefdesverhalen ten tijde van cholera, lijkt het meisje niet door te hebben wat er zich vlak voor haar neus afspeelt. Haar moeder straalt weer, lacht, geniet. Ze laat zich welwillend charmeren. Wat een contrast met de jaren van verdriet die zij achter zich heeft. En de jaren van zoeken naar de juiste man. Er zijn meerdere kandidaten gepasseerd maar door moeder en kinderen niet goed genoeg bevonden. Nu voelen ze alle drie dat het deze keer anders is. De kinderen zullen het hun moeder dan ook gunnen en deze man welwillend een plaats in hun leven geven. Drieëndertig jaar later volgt het volwassen meisje haar mankende zoontje de trap op. Halverwege draait hij zich om en verklaart plechtig: ‘Eigenlijk hebben wij twee stiefbroers en een stiefzus’. Er klinkt een soort van trots in zijn stem. ‘We hebben ze nog nooit ontmoet. Ook hun moeder kennen we nog niet’. Hij is bereid hen te aanvaarden, al weten die kinderen nog niet eens van zijn bestaan af. Hij geeft de nieuwe liefde van zijn papa alle kansen. ‘Maar mama, dat is toch niet zoals in de sprookjes hé? Want grootvake is toch lief!’   De jongste zoon des huizes staat klaar om uit te gaan. Hij ziet er blits uit met een fluogele trui, een nektapijt en een potloodrandje onder zijn ogen. De examens zijn achter de rug, leerlingen vrij. De leraars werken naarstig maar goed gezind verder. Op de achtergrond speelt de radio een vioolconcerto. Een heruitzending van de onderbroken Koningin Elisabethwedstrijd, waar een maand eerder het geweld op de Heizel de aandacht van de muziek had afgeleid. Het meisje leest, haar broertje speelt aan haar voeten met de treinen. Het wordt laat en de berg getuigschriften is nog maar half gevorderd. Dit zal nachtwerk worden. Het meisje mag logeren in het grote bed bij haar nieuwe zus. De enige zus in een wereld vol broers. Op haar kamer legt het meisje haar boek even aan de kant en bladert in de Flair. Zo maakt ze kennis met lectuur over mode, verliefdheid en make-up. De volwassen zussen zijn de laatste jaren terug naar elkaar toe gegroeid, ondanks of dankzij de fysieke afstand. Hoe verschillend hun verhaal ook was, in hun werk en leven overlapt hier en daar een hoofdstuk. Via skype ontmoeten ze elkaar en spreken over het zijden draadje waaraan de liefde die haar tot Israël bracht nu hangt. Ook over verdriet en dat aan je kinderen durven tonen, over zoeken in je biografie en patronen willen doorbreken. Een concrete herinnering aan die dag toen hun ouders hen samenbrachten, heeft de oudste zus niet meer. Wel weet ze nog van het gevoel van opluchting, dat zij niet meer bezorgd over hun vader moest zijn en zelf haar eigen leven onder vrienden mocht opnemen.   De dag die volgt is de afronding, het zal de laatste dag zijn voor beide ouders in dezelfde school. Hun werkplekken zullen scheiden, maar diezelfde zomervakantie gaan ze op zoek gaan naar een nieuwe woning. Want noch zijn bel-etage noch haar rijwoning volstaan voor het nieuwe gezin met zes kinderen en twee volwassenen. Die herfst, vlak voor de veertiende verjaardag van het lezende meisje, verhuizen ze naar de boerderij te midden van de velden. Ver weg van de stad, pendelen naar school en vriendinnen, maar met een bessentuin, kamers voor ieder kind en katten die jaarlijks nestjes bouwen.      Bovenop het stapelbed   Een knappe verschijning staat vrijdagnamiddag te wachten aan de schoolpoort. Het is een grote man met brede schouders, zijn vriendelijke gezicht omringd met getrimde baard en snor. Toch straalt hij weinig zelfvertrouwen uit. Hij voelt de boze blikken in zijn rug prikken, hoort gefluister achter zijn schouder. Hij verlangt ernaar zijn kinderen weer te zien, maar wil tegelijkertijd het liefst ter plekke de grond inzakken. De poort opent en de ouders stromen naar de speelplaats door. Het schoolgebouw is een statige herenwoning met een grote tuin, waar achterin twee barakken als kleuterklassen dienstdoen. Als de deur van de klas op een kier wordt gezet, herkent hij meteen de licht hese roep van zijn zoon. Ongeduldig staat die te trappelen om de speelplaats op te rennen. Maar de juffrouw maant hem tot kalmte en schudt rustig elk kind een voor een de hand ten afscheid. Zodra hij buitenkomt stormt de kleuter op zijn vader af, die pakt hem op en gooit hem in de lucht, de jongen krijst van opwinding als zijn vader hem weer opvangt. Als hij landt, loopt hij de speelplaats weer op om met zijn vriendjes in een boom te klimmen. De kleuterjuf passeert, kijkt de vader met een verwijtende blik aan en loopt hem voorbij zonder groeten.   Opgewonden stemmen klinken intussen uit het grote gebouw waar de schooldag nu ook eindigt voor de vierde klas. Druppelsgewijs komen jongens en meisjes de brede trap afgelopen. Een meisje in een blauwwit gestreepte salopette kijkt geconcentreerd naar haar voeten terwijl ze op één been, trede per trede naar beneden springt. Als ze haar vader in het vizier krijgt, vergeet ze het spel, gaan haar ogen stralen en breekt een glimlach haar gezicht open. Ze loopt op hem toe, hij heft haar op en wang aan wang houden ze elkaar stevig vast. Even lijken zij in een zeepbel te leven, lichtjes weg te zweven van de wereld rondom hen. Een vriendinnetje roept haar naam, ze draait haar hoofd en de blonde staartjes zwiepen langs zijn baard. De bel spat uiteen, ze staat weer op de speelplaats en gaat snel haar broertje halen. Met aan elke hand een van zijn kinderen loopt de man de schoolpoort uit, ogen volgen hen. Hij moet het jongentje stevig vasthouden om te voorkomen dat die in zijn enthousiasme de straat oploopt. Het meisje hinkelt tussen de lijnen van de stoeptegels door, vastberaden om deze vaardigheid onder de knie te krijgen, zoals bij elk nieuw spel dat op de speelplaats zijn intrede doet.   Aangekomen in de korte onbekende straat haalt de vader een blinkende sleutel boven. Het slot van de afgebladderde voordeur klemt. De kinderen volgen hun hem in de donkere gang. Drie brievenbussen klepperen nog na als ze de trap opgaan. Zodra de deur van het appartement op de eerste verdieping opengaat, worden ze overweldigd door het licht dat uit de voorkamer binnenvalt. De zon staat daar pal op het hoekraam, even zijn ze verblind. Witgeschilderde muren en vloeren. Een blankhouten tafel en vier stoelen. De scherpe geur van terpentijn. Aan de andere kant van die kamer staat een ezel. Een morsig schilderspalet op een kruk zorgt voor de enige kleuren in het vertrek. Verder niets, zelfs geen gordijnen, de overburen kunnen zo binnenkijken. Vanuit het raam zien ze uit op de grote hartvormige bladeren van een plataan. Daaronder beweegt het voortdurend op de Leien. Ze zullen die ramen nooit openen uit afkeer voor het lawaai en de walmen van het drukke autoverkeer.   Als vieruurtje krijgen ze een koffiekoek van de bakker die op de benedenverdieping van dit huis is gevestigd. Een koek met chocoladedakje, gevuld met pudding. Ze drinken een glas veel te zoet, goudgeel appelsap. Dan vraagt de vader hen om hem te volgen. Het enige kamertje dat niet aan de drukke Leien grenst zal hun slaapkamer worden. De kinderen helpen om een vers pakket van Ikea open te scheuren. Ze houden de rode metalen spaken recht, terwijl hun vader met schroeven en sleutels in de weer is. Twee lattenbodems worden boven elkaar in het frame gehangen, matrassen uit hun plastieken cover gehaald, lakens, kussens en slopen opgeschud en gedrapeerd. ‘Ik wil boven’ roept het jongentje enthousiast, nog voor de ladder stevig staat gemonteerd, is hij er al op gekropen. ‘Neen ikke!’ zegt zijn zus. Ze bekvechten over wie waar zal slapen. ‘Ssst, geen geruzie, jullie kunnen om beurt doen’ sust hun vader. ‘En dan in haar vuile lakens moeten slapen?’ Het broertje knijpt zijn neus tussen duim en wijsvinger en maakt er een grappige grimas bij. Zijn zus trekt haar schouders op, accepteert haar lot en legt zich neer op het onderste bed. ‘Slaapwel’ zegt ze, op klaarlichte dag en met kleren aan draait ze zich op haar zijkant. Vanop het bed boven haar klinkt dezelfde boodschap in echo. Ze testen hun eigen plek uit een kakelvers bouwpakket. Alles ruikt nog naar nieuw. Het zal elke vrijdagavond hun vaste plekje worden. Toch zal het hier altijd een beetje logeren blijven. Met een luide geeuw strekt het negenjarige meisje haar armen. ‘Ik heb zo wa-wa-waaanzinnig gedroomd’ zingt ze uit volle borst. ‘Ik werd door ka-ka-ka- kadoo’s overstroomd’ valt haar broertje in. Hij klautert de ladder af en ze gaan samen kijken naar hun vader die intussen achter de pannen staat. De geur van gebakken vlees lokt hen naar de keuken. Ondanks het grote raam in die sjofele ruimte, komt er zelfs op de meest zonnige dag amper licht binnen. De muur van het buurhuis ligt op nog geen twee meter van het venster, als ze door de schacht naar boven kijken zien ze met moeite een stukje blauwe lucht. Op het koertje een verdieping lager horen ze geritsel, ze zien in een flitst een rattestaart tussen de stapels dozen verdwijnen.   Zeventien jaar later zal diezelfde vader opnieuw van scratch beginnen. Weer in een lege lichte woning waar druppelsgewijs nieuwe spullen en meubilair worden binnengedragen, zonder iets van vertrouwde stukken. Deze keer met zicht op de Schelde. Zijn dochter zal alles herbeleven. Ze woont intussen al enkele jaren op zichzelf maar maakt zich zorgen over haar jongste halfbroertje, op dat moment negen jaar. Daar nog eens twintig jaar bijgeteld zal die dochter erop toezien dat het tweede huis van haar eigen kinderen met vertrouwde spullen ingericht kan worden.      

Marieke Genard
0 0

In de prille lentezon - Marieke - opdracht 3

Ze hadden hem samen tot in kamer 159 gebracht, zijn valies helpen uitladen, tandenborstel in het bekertje gezet en afscheid genomen. Op terugweg had zij de kinderen bij vriendjes afgezet, om hen de nodige afleiding en zichzelf wat rust te gunnen. Weer thuis overvalt de stilte haar, omhult haar als een deken en smoort haar onrust. Geen kinderstemmen, geen radio, geen geroep of gehuil. Hoe lang was dat geleden? Ze voelt de vermoeidheid door heel haar lijf tot in haar hoofd kruipen, loopt meteen door naar de slaapkamer. Ze zet de dubbele terrasdeuren wijd open om licht en lucht overvloedig binnen te laten stromen, trekt de lakens van het bed en gooit die in de wasmand. Met een oude keukenhanddoek veegt ze het mosgroen laagje van de ligzetel op het dakterras. Ze legt zich languit in de prille lentezon en sluit de ogen.   Het suist in haar oren, de beelden van de vorige dagen flitsen aan haar voorbij. Het gewicht van de afgelopen periode drukt haar op de zetel neer. Het was een slopende aanloop naar de moeilijkste beslissing uit haar leven geweest. Het kraken van die bittere noot. Ooit was ze vastberaden geweest om haar kinderen niet aan te doen wat ze zelf in haar jeugd had ondervonden. Maar ze kon niet meer anders, wist dat het moest gebeuren. Ze zou het op haar manier doen. De spanning heeft zich vastgezet op een aantal plekken in haar lichaam. Als ze voorzichtig rondjes draait met haar schouders, trekken de spieren stram tot waar haar nek haar schedel raakt. Haar schouderbladen kraken. Zodra de warme zon haar huid zachtjes likt, voelt ze het gewicht langzaam van zich afglijden. Opluchting. Het is gelukt! Ze heeft alvast deze flinke sprong gemaakt, al weet ze nog niet waarheen de toekomst haar zal voeren. Van alle scenario’s die er lagen, lijkt het best denkbare zich nu te ontplooien. Straks zal ze voor het eerst sinds vele nachten terug in haar eigen bed slapen. Al die keren kamperen in de living heeft dan toch iets opgebracht. Als er een voor en een na was, dan is de na nu begonnen.   Die ochtend -tien dagen geleden- hoorde ze voetjes van de kinderkamer trippelen naar hun bed aan de andere kant van de gang. Daarna de paniek in zijn stem terwijl hij terugliep naar hun stapelbed en zijn zus wekte: ‘Mama is er niet!’. Haar geruststellende woorden: ‘Misschien is ze beneden, ik hoorde hen gisterenavond ruzie maken’.  Gehaast maar voorzichtig zette hij zijn blote voeten op de koude trap. Hij kon niet wachten tot hij beneden was, boog zich voorover en tuurde tussen de metalen treden door, de living in. Zo keken moeder en zoon elkaar in de ogen. Opgelucht liep hij de trap af, sloeg zijn armen om haar heen en kroop mee in de slaapzak. Op een geïmproviseerd bed van twee grote kussens had ze een bijna slapeloze nacht doorgebracht. Ook zijn zus was snel beneden en schoof zo goed en zo kwaad als het ging mee bij hen aan op de kussens. Met haar twee kinderen in de armen, dicht tegen zich aan, deed ze haar best uit te leggen wat er te gebeuren stond.   Haar meisje wist het al langer, ze had de vraag enkele maanden geleden al aan haar moeder gesteld: ‘Mama, zeg eens eerlijk, gaan jullie scheiden?’ ‘Dat zou kunnen meisje’ had ze gezegd, zelf nog volop worstelend met de twijfel. ‘Geef hem nog een kans, alsjeblief’ was toen haar reactie. De moeder kon niets beloven, hoopte zelf nog dat die kans bestond. Ze voelde van haar dochters kant begrip maar ook de zorg voor haar vader.   Bij haar zoontje drong het bericht die ochtend voor het eerst duidelijk door. Een zucht, die meer op opluchting leek dan op verdriet, ontsnapte hem. Alsof hij toen ineens begreep wat hij al zo lang aanvoelde maar geen woorden kon geven. Alsof dit de reden was voor de onverklaarbare woedeaanvallen waar hij soms last van had, de spanning die hij voelde trillen in huis maar niet kon duiden. ‘We zijn al met zo veel kinderen van gescheiden ouders in de klas.’ Hij telde luidop, kwam aan tien vingers. ‘We zouden een praatgroepje hierover moeten hebben, zodat we van elkaar kunnen leren.’ En zo werd de kiem gelegd van het groepje met een tiental tweedeklassers die samen ervaringen zouden delen over twee huizen, bezoekregelingen, ruzies en wisselmomenten.   De dagen die volgden zwalpte hun vader als een wrak in huis rond. Zoals ze had gevreesd. Er was voor hem geen ontkennen meer aan. Als luie Wanja hing hij tegen de verwarming aan, snikkend, smorend, snotterend met af en toe luide uithalen van verdriet. Overdag trok zij met de kinderen het huis uit, om een beetje van de vakantie te genieten, om hen niet permanent met hun huilende vader te confronteren. ’s Avonds, eenmaal de kinderen in bed, ontvluchtte zij het huis en laafde zich aan de steun van vrienden. Veel gesprek tussen hen beiden had er niet meer plaats. Voor haar was het nu even gezegd. Na jaren proberen dingen duidelijk te maken, had ze met deze actie eindelijk iets doen doordringen. Een brief met de boodschap en letterlijk uit het bed stappen was nodig geweest. Maar wat nu? Zo konden ze niet doorgaan, er moest iets gebeuren. Moest ze op zoek naar een andere voorlopige woning? Kon ze haar kinderen wel achterlaten bij een man die zo ontredderd was?   Elke avond kwam hij haar smeken om terug naar hun bed te komen. Elke avond hield ze vol en kroop in haar slaapzak op de kussens in de woonkamer. Of hij nog iets kon doen zodat ze van gedachten zou veranderen? ‘Neen. Het is op. Ik wil vanaf nu niet meer spreken over ‘of’ we zouden scheiden, maar wel over ‘hoe’ we het gaan doen.’ Of hij iets anders had moeten doen? ‘Ja, je laten helpen. En niet een beetje met een afspraak bij de therapeut om de maand, maar grondig en heel intensief.’ Dit had hem aan het denken gezet. Hij besprak het met zijn psychiater en samen waren ze er snel uit. Vanaf dan is de bal aan het rollen gegaan. Hij kon enkele dagen later terecht in de PAAZ, bij hun kinderen beter gekend als ‘de spoed voor mensen die ziek zijn in hun kop’. Eerst om te ontwennen, al het gif uit zijn lijf te krijgen. Ze kende het proces en wist dat dit onder professionele begeleiding moest gebeuren. Daarna op zoek naar een plek voor opname om verder in de diepte te gaan werken. Terug te blikken naar wat er uit zijn levensloop van lessen te trekken was. Om hulp te krijgen in het omgaan met waar hij tegenaan loopt.   ‘Ik laat me opnemen, maar geef me dan nog een kans’. ‘Ik kan niets beloven’ was haar oprechte antwoord, meer dan dat kon ze op toen niet zeggen. Ze moest nog leren voelen wat er kon en wat niet meer.   Daarnet hebben ze hem in het ziekenhuis afgezet. Zij laat de zorg over aan professionelen. Voor even is er een oplossing. Dat geeft ademruimte om op kracht te komen. Later zullen ze wel weer zien hoe het verder ontplooit. En zij is voor het eerst sinds heel erg lang, alleen in huis. Haar thuis waar ze de laatste jaren van wegliep, vluchtend in werk en engagement. Nu geniet ze, bekomt ze, ademt ze weer. Straks legt ze verse lakens en slaapt verfrist in haar eigen bed. Alleen.

Marieke Genard
0 0

Onder de moerbeiboom - Marieke - opdracht 2

Vandaag zal het de laatste keer zijn, dat de mol vrij spel krijgt in onze achtertuin. Deze middag heeft Liv in overleg met de arts en geflankeerd door haar zoon gevraagd om de pijn verder te bestrijden.  De medicatie zal opgevoerd worden. Wij weten allemaal, met haar steeds verzwakkende toestand, dat deze verhoging wel eens de laatste kan zijn. We weten niet of het kwestie van uren of van dagen is. Maar we vermoeden dat er nu heel snel een einde komt aan het verblijf van deze bijzondere gaste. Ze had ervoor gekozen om zich niet verder te laten behandelen. Chemo en bestraling hadden haar leven misschien nog iets kunnen rekken, maar geen oplossing geboden. Deze ‘giftige’ ingrepen zou ze sowieso nooit hebben toegelaten, zelfs bij minder noodlottige prognoses had ze die geweigerd. Dat vertelde ze me op een van die vele momenten dat ik haar in haar gezellig ingerichte kamer kwam verplegen.   Toen ze iets meer dan twee maand geleden toekwam, moest ze het nog leren: ‘zich laten verzorgen’. Ze was een taaie en koppige dame die al jaren alleen woonde en gewoon was haar plan te trekken, zich te harden en eindeloos op zichzelf te bezuinigen. Met een verbeten, lichtjes verbitterd trekje rond haar mond probeerde ze zich toen zelf recht te zetten, op te staan en naar de wc te gaan. Ze weigerde hulp te vragen. Maar al heel snel kwam er verandering in haar houding. De groene omgeving deed haar weer ademen. Hoe meer ze onze zorg toeliet, hoe zachter de trekken in haar gezicht werden. Hoe zwakker haar hele lichaam werd, hoe stralender haar lach en haar ogen. Het was een intense ervaring om haar op korte tijd zo te zien evolueren naar iemand die gelukkig haar einde tegemoet trad. Het zijn er maar enkelen per jaar die nog zo helder van geest zijn als ze hier toekomen, die tijdens hun verblijf in onze hospice nog een mooi slotstuk aan hun leven kunnen breien. De meeste van de gasten komen pas als de medische wereld hen geen sprankeltje hoop meer kan bieden. Ze hebben vaak nog maar enkele dagen te leven en zijn soms amper bij bewustzijn. Aanvaarden dat het einde nabij is, blijft voor velen erg moeilijk. Slechts enkelen durven het lot in de ogen te kijken en te uiten wat er gaat komen.   Liv bloeide op tijdens haar verblijf. Ze genoot met volle teugen van dat laatste slokje leven, alsof ze nu pas ontdekte hoe lekker het was. Zin in een stukje oude kaas? Ze durfde het te vragen en haar kinderen zorgden dat het in orde kwam. Een kopje advocaat én een stukje pure chocolade bij de koffie? Mosselen gaan eten op restaurant?  Dat was meer dan twintig jaar geleden wist ze me te vertellen. Deze zomer wilde ze het allemaal nog meemaken. Oude bekenden, vrienden en familie kwamen op audiëntie terwijl zij als een koningin op haar favoriete plekje onder de moerbeiboom zat. De verweerde planken van de ronde tafel lagen verstopt onder blikken koekjesdozen, kaartjes, schaaltjes met pralines, fotoalbums, fruitsap en bloemen. Oude herinneringen werden opgerakeld en nieuwe ter plekke gesmeed. Er werden banden aangehaald en andere definitief verfoeid. Ze stond midden in het leven, net nu iedereen wist dat het voor haar snel zou afronden. Liv werd ook gevierd. Op een natte zomerse dag is door een groep intimi met muziek en woord afscheid van haar genomen. Een afscheid voor de dood. Samen. Ik mocht erbij zijn. Ik voelde het meeslepende ritme van de taiko-drums en werd geraakt door de kwetsbare stem van haar negenjarige kleindochter toen ze ”Een sneeuwwit vogeltje” zong en zichzelf op gitaar begeleidde.   Ik kon het me amper voorstellen toen Liv vertelde dat ze zo alleen had geleefd. Hoewel ze samen een intense band hadden, verliep het contact met haar beide kinderen niet altijd zonder conflict. Ze was dan ook een vrouw met een sterke mening en dat durfde wel te botsen met haar zoon en dochter. Deze zomer stond voor hen honderd procent in het teken van zo veel mogelijk met hun moeder samenzijn. Dagelijks kwam minstens een van hen op bezoek. Haar zoon had met zijn vrouw en beide kinderen een stacaravan in een nabijgelegen camping gehuurd. Dit was hun vakantie. Ze waren hier kind aan huis. Vooral zijn jongste had het soms moeilijk om de nodige rust in ons verblijf te respecteren. De zesjarige jongen bruiste van energie en had zijn beweging nodig. Als grootmoeder en kleinzoon samen plannetjes bekokstoofden dan zag je de vonken tussen hen beiden flikkeren. Hun pretoogjes spraken boekdelen. Zo ben ik ervan overtuigd dat zij degene was die hem had ingefluisterd dat die mollevallen nood hadden een aan grondige sabotage. Want dierenleed raakte haar meer dan gelijk welke onheil de mensheid overkwam. Onder het goedkeurend oog van zijn grootmoeder deed hij dagelijks zijn tour langs het grasveld om met een stok val per val te laten dichtklappen. Geduldig zette onze tuinman de vallen de volgende keer weer gebruiksklaar. Het groeiende aantal aardebruine bergjes op ons gazon toonde wie er in deze strijd aan de winnende hand was.   Vandaag is het schooljaar alweer enkele weken bezig en heeft dit gezin er een weekenduitstap van gemaakt. Ze plannen om een laatste keer van dit seizoen in de caravan te slapen, want de nachtelijke kou dringt al diep binnen door de dunne wanden. Maar de zon schijnt voor de tijd van het jaar nog uitbundig. Na het gesprek met de dokter hebben ze zich weer geïnstalleerd onder de moerbeiboom. Naast haar stoel staat de rollator die vooral dienstdoet als mobiel tafeltje voor haar vaste attributen: het doosje met sigaartjes, een turquoise aansteker met assenbakje, haar gsm en een klein snoeptrommetje gevuld met zoetigheid voor de kinderen. En binnen handbereik staat altijd een groot glas water, afgedekt met een groen siliconenblad waar een geel-bruin bijtje op uitrust. Als ik aan de vooravond buiten kom om een andere patiënt op het aanliggende terras te verzorgen, valt me op hoe moeizaam Liv beweegt. Uitgeput draait ze haar hoofd op het steunkussen en zoekt een houding die haar minder pijn doet. Haar schoondochter kantelt voorzichtig de rugleuning van haar rolstoel naar achter, zodat zij even kan liggen en rusten terwijl de kinderen weg zijn met hun vader om het avondmaal te halen. De warme septemberwind doet de bladeren van de moerbeiboom ritselen, zonnevlekken dansen op haar broze huid. De vrouw zet zich weer aan de tafel en probeert zich te verdiepen in haar boek. De oma van haar kinderen moet even op krachten komen. Straks terug het rumoer, dan staan ze weer hier, om samen spaghetti te eten.  “Ik druk je nogmaals op je hart: als hij niet drastisch aan zichzelf gaat werken,” zegt ze duidelijk, al is haar stem niet meer dan een zucht “moet jij voor jezelf én voor de kinderen een beslissing nemen en van hem weggaan.” De vrouw kijkt op, zegt niets, maar knikt dat ze haar begrijpt. Ze ademt diep in, houdt de lucht even in haar longen vast, om ze dan gecontroleerd weer te laten ontsnappen. Het is alsof ze een groot verdriet wegdrukt, groter dan het nakend verlies van Liv. Het is alsof ze de consequenties van deze boodschap niet durft laten doordringen, omdat die haar hele wereld op zijn kop zullen smijten. Maar ze heeft het gehoord. Ik ben benieuwd of ze deze morele steun zal toelaten en of die haar de moed zal geven om de stap te zetten. Het is niet de eerste keer dat Liv deze boodschap geeft, vertelde ze me eerder. Wel de laatste keer. Hoe hard moet dit niet voor een moeder zijn? Te zien dat haar zoon zijn gezin aan het verliezen is. Maar Liv kijkt verder vooruit naar het leven dat ze niet meer zal meemaken, ze kiest voor het welzijn van haar kleinkinderen.   Straks, na het eten zal Liv helemaal uitgeput zijn. Ze zullen haar naar haar kamer brengen, nog instoppen en warm afscheid nemen. Zij beseffen het niet, maar de kans is groot dat ze haar niet meer bewust gaan terugzien, dat ze, geholpen door de medicatie, langzaam uit zal doven. Dan zal er rouw volgen. Gemis. Van haar sonate zal nu de coda weerklinken. Voor haar nageslacht begint er een nieuwe melodie.

Marieke Genard
0 0

In de hospitaalgang - Marieke - opdracht 1

We wisten al lang dat het niet goed met haar ging. Maar ze was erin geslaagd om ons op afstand te houden, zodat we niet konden zien hoe erg ze eraan toe was. Tot ze zelf besloot om zich te laten opnemen. “Aan de baxter liggen om wat bij te sterken” noemde ze het.  Die maandag hadden haar beide kinderen haar naar het ziekenhuis gebracht. Dinsdag gebruikte ik mijn middagpauze om mijn schoonmoeder een bezoekje te brengen. Ik trof haar bed leeg aan, de lakens opengeslagen. Haar rozige wollen trui hing eenzaam op de bezoekersstoel en wist me zo te vertellen dat ik in de juiste kamer stond. De joodse buurvrouw was er wel, met naast zich de dochter die haar hand vasthield. Ik heb het nooit voor ziekenhuizen gehad: de steriele geur, lange gangen, mensen worden nummers op hun deur en aan hun pols. Daarbij de ontmoeting met het lege bed. Het deed mijn maag samenkrimpen. Een vreemd gevoel dat er iets gebeurd was.   De verpleegsters keken verstoord op van hun lunch, wisten niet waar ze was. Gaan roken? Vanuit de kale galmende gang kwam ze schuifelend met voorzichtige pasjes, gehuld in een bruine kamerjas. Zo kende ik haar niet, zo broos en twijfelend. Ze was altijd al mager geweest maar niet zo fragiel. Ze zuchtte opgelucht zodra ze me zag, een brede glimlach verscheen op haar bezorgde gezicht. Maar die verdween al even snel als hij verschenen was. Toen ik haar kuste en omhelsde, werd ik bedwelmd door de geur van haar sigaartjes die als een aura rondom haar het hospitaalparfum van desinfecterende middelen deed vergeten.   Nog voor we in haar kamer aankwamen vertelde ze wat de dokter haar net had gezegd. Het was fataal. Kanker die was uitgezaaid en niet meer te behandelen. Van de longen, naar de lever, naar de hersenen. Die bult op haar hoofd was er een deel van. Maar er was zo veel meer over heel haar lijf. Ze had de ziekte alle kans gegeven om helemaal te woekeren door jarenlang niet naar de dokter te gaan. Of toch geen serieuze arts. Wel charlatans die haar het ene na het andere walhalla beloofden, die haar meenamen in hun fictieve wereldje en haar daar nog eens dik voor deden betalen. En ze liet zich graag in zo’n zweverig universum opnemen. Als een vlucht voor de echte wereld. De wereld van de mensen had ze al langer verguisd. Enkel dieren en kinderen boden haar nog troost.   Na een hele voormiddag van onderzoeken hadden de artsen haar het nieuws onomwonden gebracht. Er was niet gewacht tot er naasten bij waren om haar te ondersteunen. Ik was de eerste aan wie ze het vertelde. Ik hoorde het. Maar kon het nog niet direct begrijpen. Of wilde het nog niet laten doordringen. “Hoe moet ik dit nu aan mijn kinderen vertellen?”, dat was haar grootste zorg. We spraken open en eerlijk over de dood. Evenzeer was er betekenisvol zwijgen tussen ons. Ze sprak over haar leven waar nu een einde aan zou komen. Dat niet meer lang zou duren. We staarden samen naar bomen voor haar raam. Ze sprak over spijt, terugblikken en vooruitkijken.   Toen ik even later in het park aan de voet van het ziekenhuis stond, toen pas kwam het besef. En het gevoel. Ik had beloofd haar kinderen naar haar toe te sturen, maar kon hen nog niet zeggen waarom. Mijn tranen stroomden maar ik mocht ze nog niet aan mijn man tonen. Met gebogen hoofd, mijn blik gericht op de leegstaande fonteinbedding belde ik mijn moeder met het trieste nieuws. Mijn haren dienden om mijn tranen voor vreemde blikken te verbergen. Joelende stemmetjes van de peuters in de speeltuin achter me. Het leven gaat verder. Ik zwaaide naar het ziekenhuisraam waar ik haar bed vermoedde. In de waan dat ik die dag gewoon door zou doen, fietste ik terug naar mijn werk. Het waren mijn collega’s die me voor mezelf moesten beschermen. Ze belden mijn afspraken van die middag voor me af.   Opdracht 1 Premisse & fragment – 1p Schaduwkind van P.F. Thomése In een kantoortje p 73 Thema: Slecht nieuws boodschap, het besef dat het lot onomkeerbaar is. Premisse: eerst hoor je, dan begrijp je, dan besef je en dan pas voel je. Premisse: terwijl voor ons de wereld instort, gaat het leven gewoon zijn gang

Marieke Genard
0 0

Schaduwkind, P.F. Thomése - Schrijver, Karl Over Knausgard - Het beste wat we hebben, Griet Op de Beeck

   Wie vertelt mij het verhaal? Weet hij alles of niet? Wat is het vertelperspectief, wisselt dat?  PF Thomése vertelt over zichzelf of ‘wij’ en richt zich regelmatig tot zijn vrouw/partner met ‘jij’. Maar ook soms rechtstreeks tot het kind met “jij”. Hij zoekt al schrijvend naar antwoorden of naar woorden om zijn gevoelens uit te drukken.  Wat vertelt de eerste zin? Hoe zet de schrijver de ‘toon’? ‘Vandaag een schutting geplaatst’ Hiermee geeft de schrijver aan hoe moeilijk hij het heeft in de omgang met mensen na het verlies van zijn dochtertje. Dit thema komt regelmatig terug in het boekje. Achter de schutting zitten Thomése zelf en zijn vrouw.  Door wiens ogen kijk ik en hoe beïnvloedt dit mijn kijk? Is het maar één persoon of zijn het er meer? De vader van het kind die zijn verdriet en dat van de moeder beschrijft. De vader, de moeder en het kind zijn de centrale figuren. De moeder komt toch maar zijdelings aan bod, waardoor de indruk ontstaat dat ze elk voor zich en weinig samen het verdriet verwerken.  Bij wie ligt mijn sympathie en in hoeverre word ik daarin gestuurd door de verteller? Het kind dat ze amper hebben kunnen leren kennen wordt vanuit heel verschillende hoeken beschreven. Het verlangen naar een toekomst die niet meer zal zijn. Het kortstondige gevoel van de wereld te rijk zijn. Het zoeken naar woorden om dit alles uit te drukken.  Als er meer vertellers, perspectieven zijn, wat zijn dan de onderlinge relaties, wat is ieders rol en motivatie in het verhaal? Hoe verhoudt iedereen zich tot de gebeurtenissen? Er is maar één perspectief. Hoewel er soms over ‘wij’ en soms over ‘jij’ gesproken wordt met zijn vrouw, voelt het toch alsof er tussen hen ook nog een grote afstand is. Er is niet duidelijk een zicht te krijgen op het proces dat de vrouw doormaakt. Het filosoferende, reflecterende wisselt af met hier en daar een kort beschrijvend stukje.  Zijn er personages in het boek van wie ik niet te weten kom wat zij zelf denken? Wat voor rol spelen zij? Alle omstanders komen niet uit de verf. Juist door die schutting. Schuchtere pogingen tot medeleven dringen niet door, vooral het gevoel van niet begrepen te worden door alle andere staat centraal.  Wat zou het verhaal zijn als ik het ‘in goede ‘chronologische volgorde’ zou vertellen? Wat is het effect (voordeel) van door elkaar gooien? Krijg ik uiteindelijk een sluitend verhaal of zitten er gaten in? Door deze ‘verknipte’ stukken is het nog lang raden naar wat er nu echt gebeurd is. De reden van het sterven wordt niet verklaard. Het gaat ook niet om een chronologisch zoeken, de flarden van emoties, de zoektocht, de beelden staan los van elkaar.  Hoe verhoudt de tijd binnen het verhaal zich tot de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen? Zijn er sprongen in de tijd en hebben die een functie? Het is onduidelijk over welke tijdspanne dit gaat. Het lijken verschillende losse stukjes rond het thema. Van de verwachting tot de verwerking. Al weten we dat zo’n trauma nooit helemaal verwerkt zal zijn en is het schrijven van dit boekje ook een deel van dat proces. Alles wordt door elkaar gebracht. Het effect is dat de lezer echt het gevoel heeft in die wirwar van gedachten meegesleurd te worden. Het boekje moet met mondjesmaat gelezen worden. Door de zwaarte van het thema. Maar elk tekstje is ook als een snoepje. Neem de tijd om het ene te proeven, te laten nazinderen en nog lang de smaak mee te dragen, vooraleer je een volgend snoepje in je mond steekt. Daardoor is de leestijd van het boekje niet in verhouding met het aantal bladzijden. Ik heb mezelf ook al vaak betrapt op het herlezen van stukken die ik aangaf met de pen. Soms heb ik een heel hoofdstuk (max 2p) aangeduid, omdat ik het smelt voor het geheel en als optelsom van alle prachtige zinnen apart. Cfr De derde stem p. 89-90.  In welke maatschappelijk historische tijd en in welke omgeving speelt het verhaal zich af? Is er maar één periode of locatie? Hoe laat de schrijver de maatschappelijke context mee resoneren in het verhaal? Zijn er dingen die ik over die tijd weet die de schrijver nadrukkelijk of heel subtiel niet in het boek laat doorklinken? Zo ja, waarom is dat dan? Geen aanwijzingen hierover. Het is een tijdloos verhaal over verdriet van ouders die een kind verliezen. Hier een kind dat ze amper hebben kunnen leren kennen. De hoofdpersonages wonen duidelijk in een stad, dat lees je uit de wandelingen door de straten en de tocht achter de ambulance aan.  Moet ik dingen opzoeken om het verhaal te begrijpen? Wat? Neen  Waar ligt de focus van het verhaal? Op de dood van het kleine meisje en wat die met de ouders doet. Op één episode met een duidelijk begin en einde? Eén afgebakend voorval per episode? Waarover gaat het, wat is het verhaalgegeven? Staat er een probleem centraal? Wordt het anekdotische overstegen? Als het verhaal bestaat uit verschillende episodes, hoe is de samenhang tussen de gebeurtenissen, personen, plaats en (historische) tijd en zijn de overgangen dan duidelijk? Het gaat om allemaal ‘losse’ stukken die verenigd zijn rond het rouwproces. Van letterlijke beschrijvingen tot zeer allegorische stukken, afwisselend, vol van beeldspraak en vergelijkingen. Ze lijken zonder specifieke samenhang gebundeld te zijn, toch vermoed ik dat het heel bewust zo is geordend. Langzaam maar zeker ontrolt het verhaal zich en krijgt de lezer een zicht op wat er gebeurde.  Zijn er elementen in het verhaal die steeds terugkomen, die elkaar versterken of steeds een ander aspect laten zien? Kortom: welke motieven en thema’s kan ik vinden? De eenzaamheid van het verdriet, de vervreemding van de anderen. Twee keerpunten in de tijd: de geboorte van het meisje en kort nadien het sterven. De wereld die nooit meer zal zijn zoals voorheen.  En tot slot: kan ik beelden en beeldspraak vinden? Staan er metaforen of zelfs symbolen in het verhaal? En zo ja, hoe sturen zij mijn denken en gevoelens over de personages en het verhaal? Wat is hun functie, waar staan ze voor? Prachtig: het leven als een boek waarvan we zijn vergeten waar we zijn gebleven.  De derde stem: waar hij de zoektocht in het schrijven verbeeldt door twee handen op een piano te beschrijven. Waar hij tussen inhoud en vorm een derde stem zoekt, die door het samengaan van die twee andere ontstaat, maar die hij moet ‘meezingen’ om ze niet te verliezen. Ongelooflijk mooi beschreven! Ik ben vol bewondering voor deze schrijver. Het boek staat vol beelden en metaforen. Dat maakt het net zo sterk. Je leeft mee in de zoektocht van de schrijver in het omgaan met zijn onmetelijke verdriet. Via die beelden en metaforen slaagt hij erin om de lezer – die hopelijk zo’n groot verlies niet moest meemaken – te laten inleven in zijn ervaringen.   SCHRIJVER   - KARL OVE KNAUSGÅRD (deel 5 van Mijn Strijd) (Helaas slechts gelezen tot iets verder dan halverwege – p 360. Ik lees intussen voort maar de kans ik klein dat ik tegen 16 dec het boek uit heb)    Wie vertelt mij het verhaal? Weet hij alles of niet? Wat is het vertelperspectief, wisselt dat? De schrijver, die intussen terwijl hij dit schrijft is doorgebroken, vertelt terugblikkend op zijn studententijd. Vanuit zijn eigen perspectief, niet alleswetend.  Wat vertelt de eerste zin? Hoe zet de schrijver de ‘toon’? De eerste zin geeft aan dat dit boek over 14 jaar in Bergen gaat. De schrijver geeft meteen ook aan dat hij het een vreselijke tijd vond “ik wist zo weinig, wilde zo veel, kreeg niets voor elkaar”. Na een introductie over herinneringen zoomt hij in op het einde van zijn vakantie, waarin hij vol verwachting naar zijn tijd en het studentenleven in Bergen uitkeek. Het eerste stuk is redelijk a-typisch voor het boek dat zich voornamelijk in Bergen afspeelt.  Door wiens ogen kijk ik en hoe beïnvloedt dit mijn kijk? Is het maar één persoon of zijn het er meer? Door de ogen van de jonge Karl Ove. Die als het ware midden in het verhaal leeft. We worden chronologisch een zeer gedetailleerd meegenomen in zijn herinneringen.  Bij wie ligt mijn sympathie en in hoeverre word ik daarin gestuurd door de verteller? De ik-figuur staat centraal, zijn vrienden, liefdes en familie krijgen via hem mee de sympathie. Hij stuurt de lezer dus mee in zijn ervaring.  Als er meer vertellers, perspectieven zijn, wat zijn dan de onderlinge relaties, wat is ieders rol en motivatie in het verhaal? Hoe verhoudt iedereen zich tot de gebeurtenissen? Er is maar een verteller. En tot nu toe ook maar een perspectief. Hij vertelt heel chronologisch, in tegenstelling tot eerdere boeken (bv Vader) waar hij vaker in- en uitzoomt.  Zijn er personages in het boek van wie ik niet te weten kom wat zij zelf denken? Wat voor rol spelen zij? Alles gebeurt honderd percent vanuit de ogen van de jonge Knausgård. Hij is heel verhalend maar interpreteert amper wat de anderen zouden denken. Hij vertelt vooral wat hijzelf of dat moment denkt dat ze denken. Hij onderneemt ook weinig pogingen om zich in te leven in de gedachten van de anderen.  Wat zou het verhaal zijn als ik het ‘in goede ‘chronologische volgorde’ zou vertellen? Wat is het effect (voordeel) van door elkaar gooien? Krijg ik uiteindelijk een sluitend verhaal of zitten er gaten in? Dit is erg chronologisch opgesteld. In tegenstelling tot een aantal andere van zijn boeken, nl Vader en Liefde, waar vaak in tijd en locatie wordt geswitcht.  Hoe verhoudt de tijd binnen het verhaal zich tot de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen? Zijn er sprongen in de tijd en hebben die een functie? Van het einde van een vakantie, eerste schooljaar (in de schrijversopleiding) in Bergen en nadien de studie literatuurwetenschappen in dezelfde studentenomgeving. Ook zijn vakantiewerk in een instelling voor zwaar mentaal gehandicapten komt uitgebreid aan bod.  In welke maatschappelijk historische tijd en in welke omgeving speelt het verhaal zich af? Is er maar één periode of locatie? Hoe laat de schrijver de maatschappelijke context mee resoneren in het verhaal? Zijn er dingen die ik over die tijd weet die de schrijver nadrukkelijk of heel subtiel niet in het boek laat doorklinken? Zo ja, waarom is dat dan? Bergen staat centraal in dit boek. Verder enkele bezoeken aan familie of vakantie. De tijd wordt weliswaar aangegeven in de eerste zin (1988-2002), misschien zijn de muziekbands waar hij over spreekt nog het meest duidend over dat tijdperk. Ook de mindere aanwezigheid van IT is opvallend. Zo blijft Karl Ove een hele tijd aan zijn huis gekluisterd in de hoop dat het meisje van zijn dromen zou langskomen. In deze tijd van mobiele communicatie zou dit niet meer denkbaar zijn.   Moet ik dingen opzoeken om het verhaal te begrijpen? Wat? Neen, ik moet wel even gaan opzoeken wanneer de schrijver geboren is om de vorige vraag te kunnen beantwoorden. Maar om het boek te begrijpen is dat niet nodig.  Waar ligt de focus van het verhaal? Op één episode met een duidelijk begin en einde? Eén afgebakend voorval per episode? Waarover gaat het, wat is het verhaalgegeven? Staat er een probleem centraal? Wordt het anekdotische overstegen? Als het verhaal bestaat uit verschillende episodes, hoe is de samenhang tussen de gebeurtenissen, personen, plaats en (historische) tijd en zijn de overgangen dan duidelijk? Zijn studententijd waarin hij wel weet dat hij schrijver wil worden, maar zich erg onzeker voelt. Het is eigen aan Knausgard dat hij zich bijzonder open en kwetsbaar opstelt, de lezer meeneemt in al zijn twijfels en wroeten. Hij kijkt meewarig terug op zijn eigen naïviteit en onzekerheid. Op de eerste bladzijde zegt hij dat hij het een vreselijke tijd vond en vat het zo samen: “ik wist zo weinig, wilde zo veel, kreeg niets voor elkaar” Knausgard neemt de lezer mee in zijn zeer dagelijkse gewone bezigheden. Hij beschrijft ze met een enorme accuraatheid, alsof hij ze nog maar net heeft meegemaakt. Hij slaagt erin een permanente spanningsboog te creëren waarin je telkens denkt ‘en nu gaat het gebeuren’ maar er gebeurt niets bijzonders. Al zijn boeken uit ‘Mijn Strijd’ slepen me mee in zijn wereld, het is alsof je de mens persoonlijk kent. Ik heb hem ook gezien bij Bozar in Brussel, hij sprak over zijn strijd en zijn boeken en tekende dit exemplaar voor me.  Zijn er elementen in het verhaal die steeds terugkomen, die elkaar versterken of steeds een ander aspect laten zien? Kortom: welke motieven en thema’s kan ik vinden? De overgang naar het studentenleven, het op eigen benen staan en het volwassen leven. Zijn zoektocht als schrijver, zijn onzekerheid over zijn schrijven zowel als over zijn sociale contacten.  En tot slot: kan ik beelden en beeldspraak vinden? Staan er metaforen of zelfs symbolen in het verhaal? En zo ja, hoe sturen zij mijn denken en gevoelens over de personages en het verhaal? Wat is hun functie, waar staan ze voor? Knausgard schrijft heel beeldend, hij brengt zijn omgeving met erg mooie woorden tot leven, maar is vooral erg realistisch. Soms verglijdt zijn beschrijving – zoals van een nat geregend bos- van een mooi beeldende weergave haast ongemerkt in een metafoor: hij vergelijkt de knoestige stammen en takken met de verwrongen lichamen in de instelling voor gehandicapten waar hij werkt.   Het beste wat we hebben – Griet Op De Beeck Intro: Dit boek komt niet voor op de lijst (is ook nog maar recent) en zou in eerste instantie ook niet autobiografisch genoemd worden, ware het niet dat Griet Op De Beeck bij het verschijnen ook publiekelijk over haar eigen traumatische ervaring heeft verteld. Dit geeft het boek wel een erg autobiografisch aspect. Ik koos bewust om dit boek te lezen, omdat ik zelf worstel met de vraag hoe expliciet autobiografisch ik wil schrijven of in hoeverre ik thema’s uit mijn eigen leven in een fictieverhaal wil verwerken.  Wie vertelt mij het verhaal? Weet hij alles of niet? Wat is het vertelperspectief, wisselt dat? De alwetende verteller is hier aan het woord vanuit de ogen van Lucas. Het is Suzanne, de zus van Lucas die als incestslachtoffer de personificatie is van de ervaring van Griet.  Wat vertelt de eerste zin? Hoe zet de schrijver de ‘toon’? “Hij had er drieënveertig jaar over gedaan om erachter te komen, maar hij was niet gemaakt om zich schrap te zetten.” Deze zin geeft aan dat deze man op deze leeftijd op een keerpunt in zijn leven staat. Daarmee weet je dat er duidelijk een nieuwe ‘fase’ start als het over zelfinzicht gaat.  Door wiens ogen kijk ik en hoe beïnvloedt dit mijn kijk? Is het maar één persoon of zijn het er meer? We kijken door de ogen va Lucas naar het gebeuren en het verleden. Het beïnvloedt zeker de kijk van de lezer. Zo stel ik me de vraag wat de achtergrond en (jeugd)ervaring van Isabelle is, die als hard en ambitieus wordt omgeschreven. Er wordt geen inzage gegeven in het waarom zij is zoals ze is, terwijl Lucas dat wel heel sterk doet als het gaat over zijn zus Suzanne, hemzelf of zelfs bij Pippa (zijn stiefdochter).  Bij wie ligt mijn sympathie en in hoeverre word ik daarin gestuurd door de verteller? De sympathie ligt bij de hoofdpersoon, diens zus en zijn nieuwe vrienden. Cfr hierboven, waar ik vind dat Isabelle wordt onderbelicht, zij wordt -weliswaar mild- als boosdoener afgeschilderd omdat zij geen behoefte voelt aan verdieping of (zelf)reflectie.  Als er meer vertellers, perspectieven zijn, wat zijn dan de onderlinge relaties, wat is ieders rol en motivatie in het verhaal? Hoe verhoudt iedereen zich tot de gebeurtenissen? Er is maar één perspectief  Zijn er personages in het boek van wie ik niet te weten kom wat zij zelf denken? Wat voor rol spelen zij? We krijgen vooral van Isabelle weinig zicht op haar innerlijke wereld. Het is net dat waar Lucas het zo moeilijk mee heeft, dat hij zij zo weinig gevoel lijkt te tonen. Ook de ouders en hun motieven zijn niet belicht. De vraag: ‘hoe komt het dat ze zijn zoals ze zijn’ wordt maar bij enkele personages uitgediept en bij anderen helemaal niet.  Wat zou het verhaal zijn als ik het ‘in goede ‘chronologische volgorde’ zou vertellen? Wat is het effect (voordeel) van door elkaar gooien? Krijg ik uiteindelijk een sluitend verhaal of zitten er gaten in? Het zijn juist de herinneringen die in stukken en brokken naar boven komen die mee bepalen hoe Lucas zich voelt. Ook zijn eigen twijfels over zijn relatie met Isabelle, met zijn werk en met de wereld worden gevoed met het terugblikken op het verleden. Het is een sluitend verhaal, vanuit Lucas zijn herinneringen. Maar chronologisch zou dit geen mooie spanningsboog opleveren.  Hoe verhoudt de tijd binnen het verhaal zich tot de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen? Zijn er sprongen in de tijd en hebben die een functie? Het hele verhaal speelt zich op enkele weken tijd af, waarin Lucas aan de brug gaat wonen. Maar deze tijd gebruikt Lucas om terug te blikken op zijn kindertijd, zijn relatie van het begin tot waar ze momenteel gekomen is.  In welke maatschappelijk historische tijd en in welke omgeving speelt het verhaal zich af? Is er maar één periode of locatie? Hoe laat de schrijver de maatschappelijke context mee resoneren in het verhaal? Zijn er dingen die ik over die tijd weet die de schrijver nadrukkelijk of heel subtiel niet in het boek laat doorklinken? Zo ja, waarom is dat dan? Het boek is redelijk los van tijd en locatie geschreven, waardoor het herkenbaar kan blijven voor vele lezers. Anderzijds speelt het boek wel erg in op de hedendaagse thematieken: nl psychiatrie, onverwerkt verleden, nieuw samengesteld gezin, … Het verhaal speelt zich vooral af in de omgeving rond de brug of bij bezoeken aan de psychiatrisch instelling. Aan het einde bezoeken we ook het ouderlijk huis en een restaurant.  Moet ik dingen opzoeken om het verhaal te begrijpen? Wat? Neen  Waar ligt de focus van het verhaal? Op het proces dat Lucas doormaakt met al zijn twijfels. Een midlife crisis zouden sommigen het noemen. Op één episode met een duidelijk begin en einde? Eén afgebakend voorval per episode? Waarover gaat het, wat is het verhaalgegeven? Staat er een probleem centraal? Wordt het anekdotische overstegen? Zijn verblijf in het huis aan de brug. Vanaf de beslissing te vertrekken tot aan de knoop die hij doorhakt mbt zijn relatie. Als het verhaal bestaat uit verschillende episodes, hoe is de samenhang tussen de gebeurtenissen, personen, plaats en (historische) tijd en zijn de overgangen dan duidelijk?    Zijn er elementen in het verhaal die steeds terugkomen, die elkaar versterken of steeds een ander aspect laten zien? Kortom: welke motieven en thema’s kan ik vinden? Elk van de mensen die Lucas aan de brug ontmoet, zijn aanvullend in zijn zoektocht in het leven en geven hem weer een nieuwe kijk (de 11-jarige jongen, de oude dame, de jonge vrouw).  En tot slot: kan ik beelden en beeldspraak vinden? Staan er metaforen of zelfs symbolen in het verhaal? En zo ja, hoe sturen zij mijn denken en gevoelens over de personages en het verhaal? Wat is hun functie, waar staan ze voor? De brug? Een sprong maken of niet?  

Marieke Genard
164 0

Het vertrek

Vijf minuten over tijd. Te vroeg om zich ongerust te maken.   Voetstappen van de pendelaars echoën door de stationshal. Er wordt amper gesproken op dit vroege uur. Ieder loopt in gedachten verzonken of met slaapogen langs hem heen. Enkel de stem van de omroeper galmt van tijd tot tijd luid door het gebouw. Het gieren van de remmen dringt vanuit de lager gelegen sporen tot in de hal door. Kort nadien verschijnt de stroom reizigers boven aan de trappen. Zodra ze de open ruimte bereiken, lost de kudde op in kleinere groepjes. Nadien worden het stuk voor stuk individuen die de kortste weg naar hun werk inslaan.    Tien minuten. Het ongeduld begint de kop op te steken. Nog te vroeg om die gevoelens toe te laten. Er kan van alles zijn waardoor ze iets vertraagd is. Hij heeft zich altijd al geërgerd aan haar nonchalance bij afspraken. Zelf houdt hij eraan om altijd stipt op tijd te zijn. Niet te vroeg maar zeker ook niet te laat.   Een lichtstraal valt door de grote ramen de stationshal binnen. Terwijl de wolken verder wegtrekken, verheldert de zon het hele gebouw. Alsof dit zonlicht een glimlach op de gezichten van de pendelaars tovert. Ineens is de vermoeide blik uit vele ogen verdwenen en lijkt levenslust op te borrelen. Met een vrolijke noot blaast de muzikant de ochtend op gang. De melodie weerklinkt door het hele gebouw. Een deftig geklede dame huppelt even op de muziek en denkt dat niemand haar gezien heeft.   Een kwartier. ‘De Thalys met bestemming Parijs komt over enkele ogenblikken aan op spoor 12’, schalt door de hal. ‘Voor deze Thalys is een reservering verplicht.’ Hij kijkt naar de twee tickets in zijn hand. Zijn maag krimpt samen in een pijnlijke prop: het besef dat ze niet meer zal komen.  

Marieke Genard
0 0

Opleiding

Basis Creatief Schrijven (Wisper), Kortverhaal (Wisper), Ultrakort verhaal (Wispr) Muzeumtour (Wisper), Bloggen (Creatief Schrijven), De Reis van Je Leven (Wisper), Mastclass Autobiografisch Schrijven (Creatief Schrijven), Podcasts (Creatief Schrijven), Schrijven als God in Frankrijk (Wisper), Schrijven zonder Smoesjes (Wisper), Portretschrijven (creatief schrijven)

Publicaties

"Souvenir" in het boekje van Reveil 2017.

Prijzen