In de prille lentezon - Marieke - opdracht 3

15 feb. 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Ze hadden hem samen tot in kamer 159 gebracht, zijn valies helpen uitladen, tandenborstel in het bekertje gezet en afscheid genomen. Op terugweg had zij de kinderen bij vriendjes afgezet, om hen de nodige afleiding en zichzelf wat rust te gunnen.

Weer thuis overvalt de stilte haar, omhult haar als een deken en smoort haar onrust. Geen kinderstemmen, geen radio, geen geroep of gehuil. Hoe lang was dat geleden? Ze voelt de vermoeidheid door heel haar lijf tot in haar hoofd kruipen, loopt meteen door naar de slaapkamer. Ze zet de dubbele terrasdeuren wijd open om licht en lucht overvloedig binnen te laten stromen, trekt de lakens van het bed en gooit die in de wasmand. Met een oude keukenhanddoek veegt ze het mosgroen laagje van de ligzetel op het dakterras. Ze legt zich languit in de prille lentezon en sluit de ogen.

 

Het suist in haar oren, de beelden van de vorige dagen flitsen aan haar voorbij. Het gewicht van de afgelopen periode drukt haar op de zetel neer. Het was een slopende aanloop naar de moeilijkste beslissing uit haar leven geweest. Het kraken van die bittere noot. Ooit was ze vastberaden geweest om haar kinderen niet aan te doen wat ze zelf in haar jeugd had ondervonden. Maar ze kon niet meer anders, wist dat het moest gebeuren. Ze zou het op haar manier doen.

De spanning heeft zich vastgezet op een aantal plekken in haar lichaam. Als ze voorzichtig rondjes draait met haar schouders, trekken de spieren stram tot waar haar nek haar schedel raakt. Haar schouderbladen kraken. Zodra de warme zon haar huid zachtjes likt, voelt ze het gewicht langzaam van zich afglijden. Opluchting. Het is gelukt! Ze heeft alvast deze flinke sprong gemaakt, al weet ze nog niet waarheen de toekomst haar zal voeren. Van alle scenario’s die er lagen, lijkt het best denkbare zich nu te ontplooien. Straks zal ze voor het eerst sinds vele nachten terug in haar eigen bed slapen. Al die keren kamperen in de living heeft dan toch iets opgebracht. Als er een voor en een na was, dan is de na nu begonnen.

 

Die ochtend -tien dagen geleden- hoorde ze voetjes van de kinderkamer trippelen naar hun bed aan de andere kant van de gang. Daarna de paniek in zijn stem terwijl hij terugliep naar hun stapelbed en zijn zus wekte: ‘Mama is er niet!’. Haar geruststellende woorden: ‘Misschien is ze beneden, ik hoorde hen gisterenavond ruzie maken’.  Gehaast maar voorzichtig zette hij zijn blote voeten op de koude trap. Hij kon niet wachten tot hij beneden was, boog zich voorover en tuurde tussen de metalen treden door, de living in. Zo keken moeder en zoon elkaar in de ogen. Opgelucht liep hij de trap af, sloeg zijn armen om haar heen en kroop mee in de slaapzak. Op een geïmproviseerd bed van twee grote kussens had ze een bijna slapeloze nacht doorgebracht. Ook zijn zus was snel beneden en schoof zo goed en zo kwaad als het ging mee bij hen aan op de kussens. Met haar twee kinderen in de armen, dicht tegen zich aan, deed ze haar best uit te leggen wat er te gebeuren stond.

 

Haar meisje wist het al langer, ze had de vraag enkele maanden geleden al aan haar moeder gesteld:

‘Mama, zeg eens eerlijk, gaan jullie scheiden?’

‘Dat zou kunnen meisje’ had ze gezegd, zelf nog volop worstelend met de twijfel.

‘Geef hem nog een kans, alsjeblief’ was toen haar reactie. De moeder kon niets beloven, hoopte zelf nog dat die kans bestond. Ze voelde van haar dochters kant begrip maar ook de zorg voor haar vader.

 

Bij haar zoontje drong het bericht die ochtend voor het eerst duidelijk door. Een zucht, die meer op opluchting leek dan op verdriet, ontsnapte hem. Alsof hij toen ineens begreep wat hij al zo lang aanvoelde maar geen woorden kon geven. Alsof dit de reden was voor de onverklaarbare woedeaanvallen waar hij soms last van had, de spanning die hij voelde trillen in huis maar niet kon duiden.

‘We zijn al met zo veel kinderen van gescheiden ouders in de klas.’ Hij telde luidop, kwam aan tien vingers. ‘We zouden een praatgroepje hierover moeten hebben, zodat we van elkaar kunnen leren.’ En zo werd de kiem gelegd van het groepje met een tiental tweedeklassers die samen ervaringen zouden delen over twee huizen, bezoekregelingen, ruzies en wisselmomenten.

 

De dagen die volgden zwalpte hun vader als een wrak in huis rond. Zoals ze had gevreesd. Er was voor hem geen ontkennen meer aan. Als luie Wanja hing hij tegen de verwarming aan, snikkend, smorend, snotterend met af en toe luide uithalen van verdriet. Overdag trok zij met de kinderen het huis uit, om een beetje van de vakantie te genieten, om hen niet permanent met hun huilende vader te confronteren. ’s Avonds, eenmaal de kinderen in bed, ontvluchtte zij het huis en laafde zich aan de steun van vrienden. Veel gesprek tussen hen beiden had er niet meer plaats. Voor haar was het nu even gezegd. Na jaren proberen dingen duidelijk te maken, had ze met deze actie eindelijk iets doen doordringen. Een brief met de boodschap en letterlijk uit het bed stappen was nodig geweest. Maar wat nu? Zo konden ze niet doorgaan, er moest iets gebeuren. Moest ze op zoek naar een andere voorlopige woning? Kon ze haar kinderen wel achterlaten bij een man die zo ontredderd was?

 

Elke avond kwam hij haar smeken om terug naar hun bed te komen. Elke avond hield ze vol en kroop in haar slaapzak op de kussens in de woonkamer.

Of hij nog iets kon doen zodat ze van gedachten zou veranderen? ‘Neen. Het is op. Ik wil vanaf nu niet meer spreken over ‘of’ we zouden scheiden, maar wel over ‘hoe’ we het gaan doen.’

Of hij iets anders had moeten doen? ‘Ja, je laten helpen. En niet een beetje met een afspraak bij de therapeut om de maand, maar grondig en heel intensief.’

Dit had hem aan het denken gezet. Hij besprak het met zijn psychiater en samen waren ze er snel uit. Vanaf dan is de bal aan het rollen gegaan. Hij kon enkele dagen later terecht in de PAAZ, bij hun kinderen beter gekend als ‘de spoed voor mensen die ziek zijn in hun kop’. Eerst om te ontwennen, al het gif uit zijn lijf te krijgen. Ze kende het proces en wist dat dit onder professionele begeleiding moest gebeuren. Daarna op zoek naar een plek voor opname om verder in de diepte te gaan werken. Terug te blikken naar wat er uit zijn levensloop van lessen te trekken was. Om hulp te krijgen in het omgaan met waar hij tegenaan loopt.  

‘Ik laat me opnemen, maar geef me dan nog een kans’.

‘Ik kan niets beloven’ was haar oprechte antwoord, meer dan dat kon ze op toen niet zeggen. Ze moest nog leren voelen wat er kon en wat niet meer.

 

Daarnet hebben ze hem in het ziekenhuis afgezet. Zij laat de zorg over aan professionelen. Voor even is er een oplossing. Dat geeft ademruimte om op kracht te komen. Later zullen ze wel weer zien hoe het verder ontplooit. En zij is voor het eerst sinds heel erg lang, alleen in huis. Haar thuis waar ze de laatste jaren van wegliep, vluchtend in werk en engagement. Nu geniet ze, bekomt ze, ademt ze weer. Straks legt ze verse lakens en slaapt verfrist in haar eigen bed. Alleen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

15 feb. 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket