In ons midden

24 jan. 2017 · 15 keer gelezen · 0 keer geliket

Deze ochtend ben ik iemand voorbij gefietst die zich in de regen op de grond had neergelegd. Midden op de grote markt. Een jonge vrouw met een dikke grijze wintermantel, opgerold als een foetus, stil en onbeweeglijk. Het was een bevreemdend tafereel, mistroostig tussen de onregelmatige regendruppels die flirtten met verdwaalde sneeuwvlokken. Mensen leggen zich niet zomaar neer zonder bed of zomer, en dan nog op de natte straatstenen in deze vrieskou. Ze was geen dakloze, ze nestelde zich niet in een portiek of onder een brug. Open en bloot lag ze pal in het midden van het grote plein, enkel beschut door haar totaal niet haveloze kledij. De kap van haar mantel met een bontkraagje stevig rond haar hoofd getrokken, armen voor de borst gevouwen. Zwarte winterlaarzen met eveneens een bontkraagje onder opgetrokken knieën in een broek met onduidelijke donkere kleur. Crisiskleuren, zoals zovelen ze dragen in deze tijd, de zonnige tinten uitgebannen. Wel een paar fluweelrode handschoenen die iets sierden. Had iemand ooit zoiets gezien?

 

Ik fietste haar voorbij. Want ik ben de schrijfster/journaliste en dit zou een verhaal van hoop worden. Bevrijding lijkt meestal te komen na de ellendigste wanhoop. Alle miserie op een hoopje tot die een reusachtige berg is geworden waar je niet meer overheen kan. Of afdalen tot in de diepste put waar geen bodem of konijn wacht zoals bij de kleine Alice die wél een wonderland kent. Blijven vallen of kruipen, moederziel alleen, tot je het opgeeft – geblokkeerd – en erbij gaat neerliggen, je lot uit handen geeft. Zo lag die dame daar, dat voelde ik tot in mijn vingertoppen. Ze kon niet meer. Genoeg geweest. Op, ten einde. Ze had zich eindelijk overgegeven, op een uiterst bizarre manier weliswaar. Totaal radeloos met nog een zweem van elegantie, had ze zich zo deftig mogelijk opgevouwen midden in de anonieme openbaarheid. Het kon toch geen volledige reddeloosheid zijn, ze had haar plekje zo goed gemikt. Er passeerden daar voldoende voorbijgangers. Wat ze uitstraalde, was die dubbelzinnigheid van een gekwetst kind dat zich schreeuwend van zijn moeder losrukt. “Laat me met rust” en “help me alsjeblieft” tegelijkertijd. Pijn die moeilijk kan zijn, bedreigde veiligheid. De confrontatie was voor mij te groot, wat kon ik bijdragen behalve dit gadeslaan en rapporteren. Ik parkeerde mijn fiets een beetje verderop en ging een cafeetje in, achter het raam zitten, met pen en notitieboekje. Lekker warm theetje binnen met uitzicht op de grote markt. Hallucinant. Ik kon er niet in doordringen. Iets met fictie en werkelijkheid, droom en daad, deze wereld en die andere echte mystieke. Die verloren vrouw de hand reiken of zelfs nog maar gewoon even stoppen en het woord tot haar richten; ik geloofde dat ikzelf daar niet toe in staat was maar anderen wel. Ik zou afwachten wat er verder gebeurde, in mijn kunstenaarscocon. Dit moment was te kostbaar om er niet stil bij te gaan zitten. En kijk, daar was een eerste passant die stil hield. Een man op leeftijd, hij keek eens naar links en naar rechts rond op de grote markt. Was er niemand anders die eveneens zijn pas minderde en bleef staan bij deze gekke vrouw… Wat moest dit in hemelsnaam?

 

Ik was razend nieuwsgierig hoe dit zich verder zou ontplooien. Zou er eens iets veranderen? Ik had net een symbolisch fietstochtje gemaakt, was bijna thuis toen ik die dame daar plots zag liggen, niet levend en niet dood. Eigenlijk ben ik al een hele tijd aan het ronddolen, al wandelend of fietsend. De mensen rondom lijken zo verdoofd of verslaafd, bijna zonder uitzondering. Waar kan ik nog heen? Ik was net nog een broodjeszaak gepasseerd waar de dienster na haar eerste ochtendshift vlug buiten op straat een sigaretje rookte. Onze collectieve staat van snelle valse bevrediging is zo maatschappelijk verantwoord als wat. Duurzaamheid en werkelijk zuiver contentement is precies een randfenomeen. De stad is vol koffiebars en tegenwoordig heten de drinkers van het zwarte duivelssap hipsters. Ze openen pop-ups, tijdelijke zaakjes zoals die wenskaarten waar kinderen dol op zijn. (Voor je verjaardag krijg je een kaart die je kan openflappen en waar 3d-figuren en muziek uit komt. Tovenarij! Magie! Wonder der techniek! Je wordt er wild van en kan niet ophouden met de kaart open en dicht doen. Verwachting die blijft uitkomen. En na een poosje begint plots het liedje te vervormen. De batterij loopt leeg. Lichte paniek. Betovering verbroken, doodgewone realiteit keert weer. Niks kan het tij nog keren, dit is niet gemaakt om te kunnen repareren. Weldra is de kaart onherroepelijk voor de papiermand. Vaarwel pleziertje. Op naar de volgende aandachttrekkerij!) Er bestaat nu zelfs een dampwinkel, vol elektronische sigaretten in alle mogelijke synthetische geuren en kleuren. Bekenden van me blijken alcoholisten te zijn, of rokers of dampers, van tabak of wiet, of wat dan ook. Niet zomaar voor een keertje - een opkikkertje of zondagse verwennerij, eens gek doen om niet gek te worden - maar dagelijkse kost. Zoals ik water drink of brood eet. Vriendinnen zijn koffiekletskousen, shopaholics, chocoladekickchicks. Ontmoette ik ooit een zelfverklaarde nuchtere man, was die eigenlijk seksverslaafd. Een andere bleef constant lachen als een idioot, zelfverklaard verlicht of natural high, you name it. Nog een andere had niet door dat ie dan maar workaholic was geworden. En ga zo maar door. Pù nog te zwijgen over de reguliere pillenslikkers en tv-zappers. Niet bijster gezond allemaal. Redelijk deprimerend zelfs. En ik kan mezelf niet helemaal vrijpleiten, al heb ik wel het een en ander door. Ik kan me niet ontdoen van mijn generatie, ik ben niet meer of niet minder. Ik kan wel wat schrijven of eerder noteren – zoals die verslaafden die ik hier eenduidig typeer elk stuk voor stuk hun noemenswaardige talenten hebben. Wanneer komt echter deze grootsheid serieus aan de oppervlakte? Waar zijn we bang voor? Waarom houden we de schijn op, desnoods tot en met een dagelijks geschminkt gezicht waarachter we ons verbergen? Wat zitten we onze tijd te verklikken op facebook of schuivend achter een schermpje? Wie zet de eerste stap om haar masker af te gooien, waardig en sereen, naakt en trots, met de eeuwige glimlach?

 

De situaties met groeipotentieel doen zich gewoon voor, vlak onder onze neus. Veel hoeven we niet te doen, enkel geduldig zijn en meewerken. Zo zat ik erbij deze ochtend, in het café met mijn thee. Mijn pen in de aanslag, want dit werd een cruciaal verhaal. Die jonge vrouw lag daar niet zomaar op een doordeweekse dag. Grijs met rode handen, opgerold als een garnaal, ver van de zee. Een zeemeermin die haar staart was verloren? Een dame die haar verstand kwijt was? Een zottin? Een verdwaalde ziel met een dichtgeplamuurd hart? De oudere man die erbij was gaan staan, leek het zich eveneens af te vragen wat dit te betekenen had. Wat moest hij nou doen? Hij boog voorover en zag enkel gesloten ogen. Regen en tranen waren vermengd. Hij praatte tegen haar, maar dat had geen effect. Ze bleef stil en onbeweeglijk liggen in haar eigen pose, zichtbaar bij bewustzijn. Ze was niet gevallen of had niet een of andere crisis zoals een epilepsieaanval of hartstilstand, zoveel was duidelijk. De man durfde haar niet aanraken. Een hand in haar richting had haar een beetje doen opschuiven en zich nog meer doen oprollen en terugtrekken in zichzelf, als een beest in een kooi. Hij wenkte andere voorbijgangers, die sowieso al halt hielden bij het bizarre tafereel. Zelfs wie voorbij fietste, minderde even vaart en ontwaakte kortstondig uit zijn normale doen. Verward, verstoord, opgeschrikt; evenveel ongemakkelijke reacties als passanten, een enkele die luidop lachte. Er verzamelde zich al gauw een groepje rondom de vrouw. Bijna zo onvertrouwd als de oorspronkelijke situatie zelve van de eenzame dame. De mensen wisten zich geen raad, er waren er die naar hun mobieltje grepen. Zou iemand de hulpdiensten telefoneren? De troep werd zo groot dat ik de vrouw niet meer kon zien liggen. Het werd een ongecontroleerde wirwar van mensen en blikken. Wie nu nog halt hield op het plein, wist helemaal niet meer wat er gaande was. Dit was het moment voor mij om terug naar buiten te gaan, samen met enkele andere cafégangers. Het plein stroomde stilaan vol. Nu zou het bijna gaan gebeuren. Hoe lang zou het nog duren? Flitsende sirenes? Ambulance of politie?

 

En toen werd het nog vreemder, vooraleer er ordebewaarders arriveerden. Twee roodfluwelen handschoenen staken plots in het midden boven de menigte uit. Twee handen die elk een andere hand vasthielden. De jonge vrouw was klaarblijkelijk opgestaan en klemde zich nu vast aan de handen van de toevallige passanten. Eén ervan herkende ik: die allereerste man die bij haar was komen staan. Twee handenparen troonden breed en hoog in de lucht, als een rare overwinning. De dame bleek redelijk groot, groter tenminste dan een gemiddelde vouw. Je kon het bovenste van de kap van haar mantel ontwaren boven de anderen uit. En stilaan kwam er beweging. De rode handen leidden de groep traag in een zekere richting. Mensen volgden curieus, geprikkeld, verwachtingsvol. Ik liep mee in de verwarring die toch ergens heen leidde. Ze nam ons mee naar de kathedraal! Ik voelde iets van vreugde. De laatste tijd was ik in kerken mijn heil gaan zoeken, de nog overgebleven stilteplekken van de stad. Niks met religie of godsdienst te maken, krachtplekken bestaan sinds mensenheugenis. En nu slaagde deze vrouw erin om een mensenmassa naar binnen te lokken in onze fiere kathedraal?! Ik was verstomd. En ik niet alleen. De spanning steeg, samen met oorverdovend geroezemoes. Mensen gaan al gauw praten om te proberen begrijpen. Vatten met taal als overlevingsboei.  Waarom ging iedereen mee de kerk binnen? Van wie waren die rode handschoenen? Wie was dat? Wat zou die vrouw daarbinnen gaan doen? Wat was ze van plan? Wat was dit voor een gedoe? Wat had dit in godsnaam te betekenen? Zou dit een ordinaire reclamestunt zijn…

 

Ik stond achteraan in de kerk en genoot met volle teugen. Het maakte niet uit wat er zich nog verder zou ontwikkelen. Er was al iets veranderd. We stonden met zijn allen in onze kathedraal op een gewone weekdag, even uit onze dagdagelijksheid gehaald. Al was die evenveel waard, want een voorval als dit kan werkelijk elke dag ontstaan, in het klein of het groot. We waren nu met enig besef deel van een groter geheel dat we niet snapten, door deze merkwaardige ervaring. Allerlei mensen door elkaar, een bont gezelschap in een kerk, daar terecht gekomen als waren ze de rattenvanger van Hamelen gevolgd. Een onbekende dame had iets onnoemelijks teweeggebracht. Het enige wat ze had gedaan, was zich oprollen als een foetus midden op de grote markt in de stad tot er genoeg publiek rondom haar verzameld was om met onverwachte hernieuwde moed rechtop te gaan staan. Ze had vreemde handen stevig vastgenomen, niet dwingend en toch losten ze niet. Het hoorde zo, dit was even nodig. Vele andere mensen hadden eveneens elkaars handen vastgepakt, al hielden ze ze niet hoog in de lucht zoals die met de roodfluwelen handschoenen. Ik bleef nog even met mijn ogen dicht in het tumult en liep dan de kathedraal uit om de verbreking van de betovering niet hoeven mee te maken, om de magie vast te houden, de ware kunst. Want deze vrouw was geen heilige, natuurlijk niet, zij ging geen wonderen voor ons verrichten.

 

Het bijzondere had zich reeds voltrokken. Teleurstelling zou sowieso volgen als de massa uit elkaar viel en elk terug zijn eigen weg ging, verder de stad door de realiteit in, weliswaar een speciale herinnering rijker. Vanavond zou het wel in het nieuws komen, of zo meteen al op de sociale media. Sensatie! Afleiding van onze algehele verdoving! Dan wisten we gauw wat het nou precies was, ieder kon zijn interpretatie eraan toevoegen. Analyses en opinies. Wie bij de parade was bij geweest, tot en met deze vrouw op het altaar was gekropen, grijs met haar rode handen in de lucht, ohlalaaaaa! Zo kon ik niet denken, ik had het van in het prille begin meegemaakt. Deze jonge vrouw was de wanhoop nabij geweest, dat had ik gezien, ze was vleesgeworden wanhoop. In een laatste poging had ze omsingeld haar handen in de lucht gestoken en was gewoon beginnen wandelen, nog een restje intuïtie gevolgd. Het begin van een spirituele queeste. Ik dankte de vrouw met de rode handen in stilte, wie ze ook was, waar ze vandaan kwam of naartoe ging. Ik dankte alle mensen aanwezig in de kathedraal. Zij stonden open voor een tijdsbubbel van verbinding, een sacraal moment, verpakt in een mini-massahysterie. Of massamysterie? Ik grinnikte zelfs, gans dit binnenpretje kwam naar buiten. Het laatste wat ik hoorde toen ik een waterzonnetje in liep, was een heel uniek lied van een rauwe vrouwenstem, half huilend, half schreeuwend. Nog nooit eerder gehoord. Prachtig schoon met een grote hoek af. Ik keerde me nog even om, en zegende dit alles met een onhandig gebaar van mijn pen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

24 jan. 2017 · 15 keer gelezen · 0 keer geliket