Ergens onder de doeken
in een bed
zeg je: ‘Ik wil niet meer’.
Stop. Je wilt dat het stopt.
Als een poppendeken
zak je weg maar
toch echoot jouw laatste stem.
Steeds harder, ruwer.
Jouw leven heeft geleefd.
Jouw kracht strijdt met
ons omgaan met
gebarsten lijven.
Een gezicht verzonken
in ons zicht.