In een radioprogramma is een taalexpert te gast en hij legt uit hoe populisme ontstaat. Het komt ongeveer hier op neer:
Men neme een goedbedoelend, politiek geëngageerd mens. Hij wil graag dat iedereen zijn standpunten begrijpt, ook de mensen die niet gestudeerd hebben. Dus wat doet hij? Juist, hij vereenvoudigt zijn taal. ‘Parlementair beschouwd is het volstrekt abject om nog meer mensen van buitenlandse raciale origine toe te staan dit land te abstraheren tot een mengcultuur’, wordt dan: ‘Het is niet in het belang van Nederland om nog meer mensen van buiten de grenzen toe te laten.’ De boodschap is nog steeds wat wollig, zo beseft de goede man. Belang en grenzen zijn best wel abstracte (niet zichtbare) dingen. Dus doet hij een derde poging: ‘Mensen die hier niets te zoeken hebben, moeten hier niet komen.’ Maar ja, welke mensen precies? Dus komt hij met een geniale oplossing: laat het ongeletterd gepeupel het lekker zelf zeggen. Meer of Minder asielzoekers? Kijk, dat wordt begrepen. Duidelijker kan hij het niet maken.
De moraal hiervan is dat versimpeling van de taal, ook wel Jip en Janneke taal genoemd, leidt tot gepolariseerd denken, ook wel zwart-wit denken genoemd. Soms is dat nodig. Op de vraag van de trouwambtenaar ‘Wat is hierop uw antwoord? reageert niemand met ‘nou, misschien’. Het is ja of nee. Maar voor het merendeel heeft zwart-wit denken een domino-effect zonder winnaars. Van verdeeldheid tot onenigheid, van onenigheid tot ruzie en van ruzie tot oorlog.
Hoe dol ik ook ben op Jip en Janneke, de tekeningen zijn in zwart-wit. Hoeveel ik ook van woorden houd, ze staan hier wel zwart op wit. Ik pleit voor genuanceerd denken en voor taal die verbindt. Simpel gezegd: Jip en Janneke in 50 tinten grijs.