Kakbruine bottekes

28 apr 2018 · 8 keer gelezen · 0 keer geliket

Kakbruine bottekes

Op een dag wil ma naar de stad. In de stad is het druk. Alles toetert en schettert. Ma vindt winkels leuk. Ze fleurt helemaal op in de stad.

In een schoenwinkel moet ik laarsjes passen. Ze knellen allemaal. Ze zijn te klein! De mevrouw van de winkel knijpt in de tip van de schoen. Weet ze dan niet dat ze ook in mijn teen knijpt?

‘Deze passen heel goed!’ zegt de mevrouw tegen ma. Hoe kan zij dat nu weten, vraag ik me af. Heeft zij die schoenen al eens gepast? Weet zij wel hoe ze in je tenen en enkels bijten? En kijk eens naar die kleur! Geen gele of groene of rode laarsjes, maar enkel zwarte en bruine. Bruin vind ik vies. Het is de kleur van kaka. Kakbruine bottekes!!!

Ze gaan dicht met veters, die passen achter scherpe haakjes. Ik wil helemaal geen laarsjes.

‘Het wordt winter’ zegt ma.

‘Je moet net als alle andere kinderen van je klas bottekes hebben.’

Waarom moet ik altijd alles doen, zoals de andere kinderen? Ik begrijp het niet. Ik ben ik. Ik ben niet zoals die andere kinderen. Ik vind die kinderen zelfs niet leuk. En ik vind die bottekes al helemaal niet mooi.

Ik moet ze dragen voor school en dat maakt ze nog lelijker. School is vervelend. Ik moet iets verzinnen, want die botten moeten voor altijd de vuilbak in. De eerste dag dat ik ze moet dragen gaan ze eraan. Dat is mijn plan.

De winter komt maar heel langzaam. De herfst is zacht, maar dan komen regen en sneeuw.

De bottekes lagen te wachten in hun doos. Nu moeten ze eruit. Ik zeg niets. Ik trek zelfs geen vies gezicht. Ik kijk niet eens naar de kakbruine bottekes. Wacht maar, denk ik.

Ze knellen nog altijd. Ma brengt mij zoals altijd met de fiets naar school. Ik zit achteraan op de fiets van ma. Daar moet het gebeuren. Ma heeft flink de wind in de rug. We zijn bijna aan de school. Nu of nooit! denk ik en ik sluit mijn ogen. Ik steek mijn beide voeten tegelijk tussen de spaken van het achterwiel. Nog nooit is ma zo snel gestopt. Ze kan zich nog net recht houden. Ma is niet blij. Ze is razend.

En mijn bottekes? Die zijn alleen maar een heel klein beetje geschaafd. Mijn voeten doen pijn, maar dat is niet erg. Ik kan niet goed lopen en dat is ook niet erg. Tranen komen niet. Die dag kan ik niet meer naar school.

Ik moet in de hoek.

‘Voor straf! En durf er niet uit te komen!’ zegt ma streng.

‘Weet jij hoeveel ik voor die bottekes betaald heb?’ wil ze weten.

Ik zeg niets.

‘Wat zal pa hiervan zeggen?’ vraagt ze.

Tja, wat zal pa hiervan zeggen ?

De hele dag zit ik in de hoek.

‘Draai je gezicht naar de muur’ bromt ma af en toe.

Ik hou van die hoek. Hij is veel beter dan de school. In mijn hoek is het rustig en ik kan er dromen. Daar kan ik verhalen vertellen, zonder te spreken. Verhalen zitten in mijn hoofd. Niemand kan ze pakken. Ze zijn van mij en van mij alleen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

28 apr 2018 · 8 keer gelezen · 0 keer geliket