Diane De Keyzer

Gebruikersnaam Diane De Keyzer

Teksten

Kakbruine bottekes

Kakbruine bottekes Op een dag wil ma naar de stad. In de stad is het druk. Alles toetert en schettert. Ma vindt winkels leuk. Ze fleurt helemaal op in de stad. In een schoenwinkel moet ik laarsjes passen. Ze knellen allemaal. Ze zijn te klein! De mevrouw van de winkel knijpt in de tip van de schoen. Weet ze dan niet dat ze ook in mijn teen knijpt? ‘Deze passen heel goed!’ zegt de mevrouw tegen ma. Hoe kan zij dat nu weten, vraag ik me af. Heeft zij die schoenen al eens gepast? Weet zij wel hoe ze in je tenen en enkels bijten? En kijk eens naar die kleur! Geen gele of groene of rode laarsjes, maar enkel zwarte en bruine. Bruin vind ik vies. Het is de kleur van kaka. Kakbruine bottekes!!! Ze gaan dicht met veters, die passen achter scherpe haakjes. Ik wil helemaal geen laarsjes. ‘Het wordt winter’ zegt ma. ‘Je moet net als alle andere kinderen van je klas bottekes hebben.’ Waarom moet ik altijd alles doen, zoals de andere kinderen? Ik begrijp het niet. Ik ben ik. Ik ben niet zoals die andere kinderen. Ik vind die kinderen zelfs niet leuk. En ik vind die bottekes al helemaal niet mooi. Ik moet ze dragen voor school en dat maakt ze nog lelijker. School is vervelend. Ik moet iets verzinnen, want die botten moeten voor altijd de vuilbak in. De eerste dag dat ik ze moet dragen gaan ze eraan. Dat is mijn plan. De winter komt maar heel langzaam. De herfst is zacht, maar dan komen regen en sneeuw. De bottekes lagen te wachten in hun doos. Nu moeten ze eruit. Ik zeg niets. Ik trek zelfs geen vies gezicht. Ik kijk niet eens naar de kakbruine bottekes. Wacht maar, denk ik. Ze knellen nog altijd. Ma brengt mij zoals altijd met de fiets naar school. Ik zit achteraan op de fiets van ma. Daar moet het gebeuren. Ma heeft flink de wind in de rug. We zijn bijna aan de school. Nu of nooit! denk ik en ik sluit mijn ogen. Ik steek mijn beide voeten tegelijk tussen de spaken van het achterwiel. Nog nooit is ma zo snel gestopt. Ze kan zich nog net recht houden. Ma is niet blij. Ze is razend. En mijn bottekes? Die zijn alleen maar een heel klein beetje geschaafd. Mijn voeten doen pijn, maar dat is niet erg. Ik kan niet goed lopen en dat is ook niet erg. Tranen komen niet. Die dag kan ik niet meer naar school. Ik moet in de hoek. ‘Voor straf! En durf er niet uit te komen!’ zegt ma streng. ‘Weet jij hoeveel ik voor die bottekes betaald heb?’ wil ze weten. Ik zeg niets. ‘Wat zal pa hiervan zeggen?’ vraagt ze. Tja, wat zal pa hiervan zeggen ? De hele dag zit ik in de hoek. ‘Draai je gezicht naar de muur’ bromt ma af en toe. Ik hou van die hoek. Hij is veel beter dan de school. In mijn hoek is het rustig en ik kan er dromen. Daar kan ik verhalen vertellen, zonder te spreken. Verhalen zitten in mijn hoofd. Niemand kan ze pakken. Ze zijn van mij en van mij alleen.

Diane De Keyzer
8 0

Uncle Peter

Antwerpen, 24 april 2018.   Dearest Peter,   Waar jij nu bent, stuur je me nooit meer brieven? Hebben ze daar wel een mailbox, of misschien nog een ouderwetse brievenbus om je woorden in te posten?  Zo’n rode Britse postbox, waaraan jij kon zien, onder welke koning ze al had gediend. Jij kwam voor het eerst naar België gevlogen van over het Kanaal en zo maakte je kennis met mij en met de twee kinderen op die zomerse foto. Die twee blonde kinderen zijn de mijne niet, maar zo lijkt het niet. De zon schijnt in de lens en over de bloemen achter hen. De tuin zoekt en vindt de lente. Het was ook nog voorjaar, toen in onze gezichten. Op de voorgrond op de tafel een taart met kaarsjes, dus moet het mei zijn en de verjaardag van Louis. Met bolle wangen worden 11 kaarsjes uitgeblazen en ook jouw wangen doen mee. Jij was uncle Peter voor Lotte en Louis en ietwat exotisch, ook al zag je er bijna Belgisch uit. Je sprak Engels met een vaag Welsh accent, maar dat konden zij niet weten. Hun Engels was immers nog zeer pril in die tijd. Jij was de man die op vijf balkjes streepjes en nootjes tekende en dat was muziek. Een componist was je en dat hadden ze nog nooit gezien. Hoe muziek kwam uit een blad met balkjes, ook dat was pas een wonder. Als er te feesten viel in onze familie, was je er altijd bij. Een paar jaar deelde je in het lot van een echte familie. Je zag wel en wee en je deed mee. Met handen en voeten praatte je met wie geen Engels sprak. Anders plooide je mond zich gewoon tot een brede lach, die alle talen mag. Je hield van Leuven en van het Belgische bier, dat je dronk als was het Engelse Ale. ‘Een Weschtmalle, aschteblieft’ kreeg bij de vrienden de status van gevleugelde uitspraak. En zelfs na de vijfde trappist op rij, liep je nog niet naast de witte lijn. Je had een hart van fruitcake en het was veel te groot. Het klopte veel te hard. Op een dag in oktober stopte het plots, daar op die trap in Wales in dat oude huis dat twee oorlogen had gezien. Daar verloor jij jouw oorlog zonder ooit te vechten. Je was heel alleen en niemand vocht mee of tegen. Geen brief, gepost in zo’n rode Britse postbox, die het nieuws bracht. Zwart op wit een bericht in mijn mailbox, maakte een einde aan uncle Peter en zoveel meer.   Di.

Diane De Keyzer
0 0

Beste P.

Beste P., Ik zou er een heel jaar van mijn eigen leven voor geven, om nog één keer een gewoon gesprek met jou te proeven. Je was een man van weinig woorden, maar niet voor mij. Je had altijd wel iets te vertellen en ook al zeiden je woorden niet altijd wat ze wilden zeggen, toch begreep ik altijd wel heel precies wat je niet zei. Je was meer een man van doen, toen. Hout was voor jou goud en in een plank en nog een plank legde je je grote hart. Je ademde hout. Een kast, een tafeltje, een pennendoos ze vertelden door jouw handen, hoe graag jij kon zien. Maar niet iedereen begreep jouw taal en wou het met vele woorden horen. Ik niet. Ik was altijd al heel blij dat jij mijn P. was. En toen in die zomer de oorlog woedde in jouw kop, toen viel je echt zonder woorden. Een heel leven niet gezegd, wat je wilde zeggen en nu is spreken helemaal opgehouden. Maar voor mij maakt het niet eens zoveel verschil. Jij bent immers nog altijd mijn P. met ogen die spreken en handen die woordeloos onderstrepen. Liefs     Allerbeste P., Weet je nog hoe we samen fietsten. Ik achterop, schuilend achter jouw brede rug. Uit de wind. Je zette mij immers altijd uit de wind. Dokkerend over de kasseien naar oma. Veel lijfelijks hadden we niet. Maar daar achter op die fiets, genoot ik van jouw geur: een mengeling van houtkrullen en schaafsel. Zo ruikt geborgenheid en veiligheid en weten dat er iemand sterk, er altijd voor je is. Fiets is weg, oma ook en jij loopt nu met vier wielen. Alleen je linkerhand knijpt nog alsof ze dertig is. Ze zegt, wat jij niet meer kan zeggen. Ze zegt: ‘Ik ben er nog … vergeet dat niet! Ik zeg het niet, maar weet het wel! ’ Hartelijks,   Mijn lieve P., Al had ik kunnen kiezen uit wel duizenden P.’s, nooit had ik er een betere bij elkaar kunnen dromen. Waar ik het verdiende net jou te krijgen ? Nog voor jij mij zag, wilde jij mijn P. zijn en dat zal ik nooit vergeten. Als een sterke, rechte boom ging je door het leven. Je leek niet één boom, maar een hele bomenrij. Het leven had jou geleerd, dat je niet kan schuilen achter maar één boom. Jij stond altijd al in de wind en voor je kinderen wilde je de luwte, om mooi door te groeien. Daarom besloot je dat je een bomenrij zou zijn. Machtige stammen beschermend tegen beukende westenwinden, een bladerdak tegen al te felle zon . Ik weet nog niet half hoe bloot ik zal zijn, als jouw bomenrij ooit wordt geveld.   Heel veel liefs,  

Diane De Keyzer
0 0

Vier hoog

Vier hoog   Antwerpen, 15 april. Waarde onbekende,Vandaag is het 15 april, een zondag met zon en verjaardag. Precies vandaag immers zou een schilder, architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, anatomist, beeldhouwer, schrijver en wat al niet meer, 566 jaar zijn geworden. Leonardo di ser Piero da Vinci (Leonardo, zoon van heer Piero uit Vinci) was zowel bastaard als homo universalis. Hij was genie en wie zal het zeggen, zelfs gewoon homo, zonder universalis. Ondanks een onhebbelijk karakter en de gewoonte, aan veel te beginnen en nog meer niet af te werken, zou da Vinci de wereld kleuren. Hij leefde in tijden, waarin mannen aan zet waren. Vrouwen bedekten het hoofd en roerden thuis in de potten. Ondertussen zijn de tijden veranderd. Vrouwen kruipen uit de krochten van de geschiedenis en bouwen mee aan het gezicht van de wereld rond ons. Soms mag je dat zelfs heel letterlijk nemen, beste lezer. Vier hoog wonen wij. Daar kijk ik uit het kamerbrede raam en ik zie het. Elke dag, met regen, of wind, sneeuw of zon, zie ik het. Ik zie hoe het de kleur pakt van het weer. Ik zie hoe het schittert in al zijn vlakken. Soms is het dof en triest, alsof het iets mist. ’s Avonds is het een baken naar thuis. Wat ik zie is een huis, bedacht door een vrouw; haar naam Zaha Hadid, haar geboortestad Bagdad. Niet enkel de sluier voor deze vrouw uit Bagdad, maar ook wiskunde en de tekentafel. Deze Irakese wijkt uit naar Beiroet en Londen en tekent zich naar eeuwige roem. Een staaltje van haar bouwkundig vernuft, torent hier hoog boven de dokken. Een tuimeling van hoekige meetkundige facetten van een gigantische diamant maakt ons decor. Onder de betonnen poten van het havenhuis schuilt de oude brandweerkazerne. Boven in al dat glas werken de mensen die de haven maken. Deze reus van glas en beton: ‘You love it, or you hate it’ … wij koesteren het. Links en rechts van ‘ons havenhuis’ vangen molens de wind en laten elders lichten branden. Oude graansilo’s, hangars, pakhuizen en een verdwaald kerkschip vormen de geordende chaos van wat alom bekend is, als ‘Het Eilandje’. Maar ons eiland heeft bruggen naar de rest van stad en haven. Zo’n juweeltje van een brug prijkt iets meer links in ons beeld. Dit monument van staal ligt over de verbindingsgeul tussen het Kattendijkdok en het Houtdok. Deze Mexicobrug doet aan verre oorden denken, net als alle straten in onze buurt. Wij wonen in de Indiëstraat en zijn altijd op reis. Via de Napels- en de Cadixstraat lopen we over het Schengenplein tot bij de Delhaize. De Londenbrug over, daar woont in de Braziliëstraat de kapper. De wereld ligt altijd net over onze dorpel. Wie op het Eilandje woont heet rijk te zijn. Met een duur woord, spreekt men over gentrificatie. Simpel betekent dit dat rijke nieuwelingen, de arme autochtonen zouden verdrijven… Ook wij zijn maar gewone mensen, met bescheiden inkomens en dito spaarboek. We zochten en vonden een plek met ruimte en we betalen daar graag ons deel voor…Maar keren we, beste lezer, terug naar mijn raam en ontmoet de oudste dame van onze straat. Onze overbuurvrouw - 140 jaar oud nu - voorzag ooit alle havenwerktuigen van stroom. Haar leidingen reikten van de Noorderdokken tot veel verder. U maakt kennis met het Noorderpershuis. Het lijkt een sombere, ingedommelde oude matrone, maar schijn bedriegt. Op haar ommuurde binnenplein doken een tijd geleden plots glimmende koperen ketels op. Onder grote kleurige parasols staan nu simpele tafels. Glazen met schuimende kragen blinken in een flauwe lentezon. Onze overbuurvrouw heeft namelijk een onderhuurder, de Seefbrouwerij. Onder haar dak huizen nu gistings- en rijpingstanks en een heus café. Maak kennis met de jonge brouwer Johan, bezieler van dit alles. Hij doet wonderen met gerst en ademt bier en dit zeker niet omdat hij er teveel van drinkt. De man heeft zelf niet eens de obligate bierbuik van de bierliefhebber. Energiek zien we hem talloze keren per dag over ‘zijn’ binnenplein naar de brouwzaal benen. Johan was ooit directeur bij de brouwerij waar de Duvel gemaakt wordt. Maar zijn hart klopt in Antwerpen en hij wist van het bestaan van het fameuze, maar verdwenen Seefbier. Hij zocht verbeten wel drie jaar in familie- en andere archieven en op zolders bij oude brouwersfamilies. Zo wist hij dat de eerste vermelding van Seefbier teruggaat tot in 1677. Bij de toneelkring van de Antwerpse Sint Lucasgilde dronken ze het al. Het bier was eeuwenlang bijzonder populair in en rond Antwerpen en gaf in de negentiende eeuw zelfs zijn naam aan de toen nieuwe wijk de 'Seefhoek'. In deze volkse wijk, berucht om de vele cafés en danszalen, werd volop Seef gedronken.Hoe populair ook, rond de receptuur van Seefbier heeft altijd een waas van geheimzinnigheid gehangen. Niemand die nog wist hoe het troebele bier te brouwen. Iedereen was ervan overtuigd dat de Seef voor altijd geschiedenis zou blijven. Maar Johan is koppig en zocht verder. Als er ergens nog maar een vodje papier te vinden was, met daarop de details van het recept, dan zou hij het vinden. En zo gebeurde in 2012. In een document, uit het einde van de negentiende eeuw, blonken plots de details van het recept. Johan kon brouwen en intussen drinkt Antwerpen naast een ‘bolleke Konink’ voluit een ‘Seefbierke’. Koppigheid is tot veel moois en lekkers in staat! En zo steken wij met de regelmaat van de goesting in een goed glas, de straat over. We nemen onder het waakzame oog van de oude dame, plaats aan een tafeltje en we drinken een pint. Misschien beste lezer, nodig ik je wel eens uit. Misschien klinken we op een zomerse avond ooit wel op onze schrijfsels.                            

Diane De Keyzer
0 0