Kakelende kippen dragen niets schrikbarend in zich. Noch zijn ze even eng als de monsters onder mijn bed. Toch heb ik een zekere vrees voor iets van hen. Iets wat kippen altijd tot in de treuren blijven doen. Iets wat een kip tot een kip definieert, haar gekakel. Geregeld heb ik last van kakelvrees. Vaak ontaarden gesprekken voor mij in dezelfde toonhoogte en melodie als het kakelen van een kip. Je verstaat niet wat ze aan het zeggen zijn en je snapt al helemaal niet hun laaiend enthousiasme over het onbenullige gespreksthema. Daar zit ik dan tussen het gekakel waar ik niet te buiten kan. Over een ander onderwerp beginnen is zinloos. Ze zitten zelfs in het stadium waarin niet enkel hun geluiden overeenstemmen met een kip, maar ook hun bewegingen. Zonder opzet zag ik het hele tafelgezelschap stuk voor stuk transformeren in een kip. Het begon met een kam op hun hoofd en hoe sneller ze begonnen te praten, hoe meer pluimen ze kregen. Een halfuur pluimvee waren ze voor mij. Moet ik dan de kraaiende haan zijn die zorgt voor nieuwe gespreksstof? Neen, want kippen kakelen met plezier. Proestend en schuddebuikend van het lachen, praten ze honderduit over het zinloze thema verder. Soms wenste ik dat ik de vogeltjesdans voor mijn ogen zag, wanneer ik aan het praten was over iets wat mij na aan het hart lag.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.