Voor de lezers van mijn blog www.fannyvercammen.be zal dit verhaal u niet verbazen omdat veel van wat er werd neergeschreven als tips ook proefondervindelijk waren. Met andere woorden: leren met vallen en opstaan. Omdat ik heden ten dage nog steeds geconfronteerd word met het hiernavolgend verhaal wil ik, jullie lezers, deze unieke blunder besparen.
Er was eens…
Tijdens een van onze vakanties kreeg ik het lumineus idee het dichtstbijzijnde dorp van waar we kampeerden te bezoeken. Om te voet, langs een prachtige fiets- en wandelroute tussen de wijngaarden van la douce France tijdens een wolkeloze warme dag omstreeks 10 uur, een slordige 5 km te gaan wandelen. Heen en terug 10 km. Met de auto een boogscheut, langs de kronkelende wandel- en fietsweg het dubbel van de afstand.
We vertrokken goedgezind met ons vieren naar het pittoreske stadje dat we zo goed kenden om van een verfrissing en een hapje te genieten. De jongste dochter bleef op de camping met haar toenmalig vriendje die niet zo van wandelen hield.
We ondervonden algauw dat onze gekozen route geen enkel sprietje schaduw bood. Naarmate we vorderden steeg de temperatuur, én de discussies, of dit wel een verstandige beslissing was. Optimist als ik was bleef ik volhouden dat het niet meer zo ver was en we, eens aangekomen, van de plaatselijke culinaire heerlijkheden met een fris wijntje konden genieten. Enfin het zou de moeite waard zijn!
Drie uur later kwamen we uiteindelijk toe in het bewuste dorpje.
Wat bleek? Alle winkels waren ondertussen gesloten... We zagen scheel van de honger en ons lichaam snakte naar iets vloeibaars. Moedig en jong als het toenmalige vriendje van onze oudste dochter was stelde deze voor om zelf al eens een kijkje te gaan nemen of er iets van horeca in de buurt open was. Hij zette het op een loop – het is nog altijd niet echt duidelijk of het een vlucht- of reddingspoging was – om na een tijdje terug te verschijnen met informatie. Hij was ergens binnengestapt in de hoop om alvast enkele belegde broodjes te bemachtigen en waar we terechtkonden om iets te drinken. Hijgend legde hij uit dat zijn Frans onvoldoende was om uit te leggen wat een belegd broodje was.
De bereidwillige Fransman kreet uiteindelijk uit:
‘Haaa, des sandwiches!’
Dezelfde man kon onze koene ridder niet helpen maar een eindje verder, in het centrum van het dorp, zou een horecazaak ons wel kunnen helpen. Terug verenigd sleurden we ons voort naar het dorpsplein waar weliswaar een Romeins bad met fontein stond waar men echter niet van kon drinken (non buvable!). Blij als kinderen bespetterden we elkaar en verfristen onze rood aangelopen hoofden in het 2000 jaar oude Romeinse bassin. Dichtbij konden we eindelijk iets drinken en een kleinigheid eten wat de moed er terug inbracht tot we beseften dat we nog terug moesten. Mijn echtgenoot – zo maken ze niet meer – die een half jaar daarvoor een ingreep had ondergaan voor een heupprothese wond zich behoorlijk op omdat had zich afvroeg of al die kilometers wel verstandig waren voor zijn revalidatie. Lievemoederen hielp niet, dus nam iedereen zijn moed in beide handen om de terugreis aan te vangen. Het wandeltempo zakte zienderogen onder de nog steeds stralend hete zon. Mijn echtgenoot en ik sukkelden verder met de moed der wanhoop terwijl mijn oudste dochter en haar vriendje vooruitliepen, voor de ergste nood te lenigen, naar de camping om flessen water te halen. Met ons tweetjes liepen we verder tot we een eenzaam huisje tegenkwamen van de plaatselijke schilder. Gelukkig was de man thuis en onze kennis van de Franse taal ruim voldoende om water te vragen aan deze sympathieke schilder. We deden een babbeltje en voorzien van twee flessen water gingen we terug op weg. We namen een binnenweg om de camping te bereiken.
Kennis is macht!
Tot grote verbazing van onze oudste dochter en haar vriend bereikten we de caravan.
Als uit een mond klonk het:
‘Zijn jullie de zus en haar vriendje niet tegengekomen?’
‘Nee.’ Antwoorden wij naar waarheid.
Op dat moment verscheen onze jongere dochter en haar toenmalige vriend duvelend onze kampeerplaats.
Boos en ongerust vroegen ze ons waarom we elkaar niet waren tegengekomen. Blijkbaar had onze oudste dochter haar jongere zus verteld dat we in nood waren: uitgedroogd en kreupel.
De misverstanden werden opgelost, het ongenoegen gecentraliseerd.
‘Excursies Vercammen, nooit meer!’
Deemoedig gaf ik hun gelijk.