Ik zat lang en donker.
Opgesloten in een kast.
Vol liefde en kleuren.
Met opgevouwen kleren.
Rood, geel en blauw.
Een jurk, een broek en een trui.
En kleuren daartussen.
En enkele andere spullen.
Die schitteren in de zon.
Klaar om gebruikt te worden.
Ik was onzeker en bang.
Maanden-, weken-, dagenlang.
Maar nu ben ik zelfverzekerder.
Gaan de deuren open.
Ik duw de kastdeur open.
Een stap in die nieuwe wereld.
Vol leven en magie.
Een deel van me bloeit open.
Ik kan laten zien om wie ik geef.
Zonder schaamte of spijt.
Om dan nieuwe ervaringen op te doen.
De meeste mensen zullen me accepteren.
Ik en de mensen om me heen.
De kastdeuren staan wagenwijd open .
Plezier. Hoop. Lach. Geluk. Geliefd.
Door de liefde van mijn leven, mag ik hopen.