Ik sta ernaar te kijken,
Hoe het daar en niet hier
Tot stof verwordt
Vanuit de asse van het leven
Weerkeert naar een staat van zijn
Die ik niet kan plaatsen
Binnen dit bestel
Van gouden randen
Waar het teken des tijds
En de steen des aanstoots
Mijn hart omklemmen
In moeilijk bij te benen stapcadans
Waar waart ge,
Toen de sterren vielen
Het God belieft
Het te zeggen dat mijn verdriet
Niet het uwe was
En de smet op je handen
Van ’t stille aaien
Niet dat van mij was
Ik stond ernaar te kijken
Hoe je steeds weer de mannenmuil opzocht
Om je te verliezen in onfatsoen
Tussen lakens niet de mijne
Tussen benen van week vel
En woorden van geen tel
Maar daden
En de naden van je vlees
Zich kromden over pezen
Gespannen
Geloofd
Geprezen
Was hij die het kon breken
Op een ochtend in de knop
Ik kreeg er kop noch staart aan
Een eind is een eind
Op is op.