Buren, iedereen heeft ze, niet iedereen kent ze. In de straat waar we tot vorig jaar in augustus woonden, hadden we schatten van buren. José, de alleenstaande sportieve vrouw die haar moeder thuis heeft verzorgd tot ze 96 werd. De sterke Annie, die haar zieke man Piet liefdevol steunde, ondanks zijn nukken. Die waren het gevolg van een hersenbloeding die hij kreeg net op het moment dat ze wilden beginnen genieten van het leven. Karel en Simonne, die ook al wat sukkelen met hun gezondheid maar toch alles doen om de cateringzaak van hun zoon vooruit te helpen. Het waren prachtexemplaren van buren. En ook in onze nieuwe straat hebben we het winnende lot gewonnen.
Mijn zoontje Klaas raapt de eitjes van onze kippen maar ook buurjongen Kobe helpt mee en krijgt een deel van de buit. Joke, de mama van Kobe is kinderpsycholoog en geeft al dan niet gevraagd haar opvoedingsinzichten aan mij door. Ook de opruiminzichten van Marie Kondo deelt ze met mij. Zo moet ik alles wegdoen waar ik niet blij van word. Ik besluit dat ik dat zeker ga doen, maar ik zie in gedachten al een container voor het huis staan. Ik stel het nog maar even uit.
De diepvriezer van nummer 22 verhuist wegens verbouwingswerken tijdelijk naar nummer 28, daar was achteraan in de garage nog een plaatsje vrij. De ijskast die overbodig was op nummer 17, vindt dan weer onderdak bij ons. Eén keer per jaar heeft hij dienst tijdens de jaarlijkse straatbarbecue. Op die dag sleept de Thaise vrouw van nummer 19 de ene schotel loempia’s na de andere aan. Het lijkt alsof ze die dag wil goedmaken dat haar gepensioneerde man 364 dagen per jaar zuur kijkt naar alle buren. Maar op de straatbarbecue is hij el sympatico zelve. Of toch vergeleken met de rest van het jaar, het contrast is groot. Als de jongens zich als meisjes moeten verkleden voor school en omgekeerd, wissel ik met de mama van nummer 5 kleren uit. Handig toch.
Kinderen hollen in onze doodlopende straat naar de paardjes in de wei. Ze amuseren zich in het speelhuisje dat voor iedereen staat opgesteld op een bouwgrond. Ze lenen elkaars fietsen en go-carts, plukken onkruid en krijten de hele straat vol. Ik hou ervan. Ik voel me goed in deze straat waar je het gevoel hebt dat je overal mag aankloppen voor een bus melk of wat suiker. En waar dingen gedeeld worden alsof het de normaalste zaak is van de wereld. Waar hulp geboden wordt voor grote en kleine problemen. Voor de tweede keer jackpot dus.