‘Als ik zelf een hond had zou ik van hem leren houden,’ bezweer ik Neel. Neel is twaalf en hij heeft een hond. Hij vindt het tuttig hoe ik altijd met een grote boog om Nero heen loop. Ik heb het niet zo voor honden. Niet voor dieren in het algemeen. ‘Houden’ van een dier, hoe doe je dat? Ik hou van kinderen, van mijn ouders en mijn vrienden. Ik hou van lezen, van schrijven, van bloemen. Er zijn duizend en één dingen waar ik van hou, maar dieren zijn er niet bij. ‘Wie niet van dieren houdt, houdt niet van mensen,’ wordt wel eens gezegd. Fout! Ik hou heel veel van mensen, ik hou van heel veel mensen. Maar dierenliefde? Ach. Ooit had ik een goudvis. Hij heette Wimpie. Een boeiend beest. Hij was ontzettend oranje en hij zwom. Ik denk dat ik van Wimpie hield. Vandaar mijn quote: als ik een hond had zou ik van hem gaan houden. Maar ik heb geen hond en ik wil er geen. Erger nog. Een hond moet liefst enkele meters bij mij vandaan blijven. Hij mag niet keffen of stinken en mij niet besnuffelen. En vooral, hij moet met zijn natte neus uit de buurt van mijn kruis blijven. Van op een afstand mag hij veel. Kwijlen lijkt mij een heel natuurlijke hondse bezigheid, luchtjes snuiven ook, maar liever niet ‘persoonlijk’. Blaffen is oké als het beantwoordt aan een doel: begroeten, waken, vreugde uiten.
Een hond hoeft niet mooi te zijn, ik hou wel van een lelijke kop met karakter. Zoals die Franse buldog van Neel. Zo lelijk dat hij mooi wordt. Kwijlen, je weet niet wat je ziet. En scheten laten, ja, dat is werkelijk extraterrestrial onaards. Zo stinkig dat hij buitengewoon duidelijk maakt: ‘Ik heb lak aan jou! Ik hou óók niet van jou, ik hou alleen van mezelf, van hondenbrokken en van heerlijk zachte, heimelijk boertige winden.’ Waarlijk een hond waar ik respect voor voel. Nochtans besnuffelt hij me steevast waar ik het niet graag heb en laat hij lange draden zurig kwijl achter. Hij probeert altijd paardje te rijden op mijn voet en als ik vol afschuw ‘Nero!’ roep, laat hij zijn lelijke kop hangen en sloft naar zijn mand waar hij een dikke scheet lanceert.
Ik hou niet van dieren. Ik zie graag dieren.
Maar het bestaat, dierenliefde, ik moet het erkennen. Ik herken haar als ik Sien zie, in het gras, met Stampertje. Sien is vier en voor het eerst ademloos verliefd. Stamper op haar schoot is een dwergkonijn. Sien beweegt nauwelijks, ze lijkt zelf wel een konijn. Haar neusje trilt, haar tanden bijten op haar lip, ik zie de snorharen bijna groeien. Sien houdt van dieren.
En dan is er Neel, de beste vriend van Nero. Neel moet keihard lachen als Nero scheten laat. Lachen met dat soort scheten?
Dat kan alleen maar als er ware, diepe liefde in het spel is.