in de koffie op de tafel verdronken we onze gedachten. zwijgend klopte het verleden op de deur. "doe jij open?" het ontbijt verslikte zich in wat wij ook niet wilden zeggen.
dat we toch leven, vond zij en ze strompelde naar de ladekast. op de bovenste plank nam ze een doofpot waar we onze stilte in bewaarden.
"laten we zingen," zei ze en we zongen tot onze kelen hees werden.
we lieten onze zorgen sudderen op het gasvuur. buiten vielen bladeren van de bomen en kastanjes op de grond. soms is loslaten het mooiste wat er is, dacht de herfst.
en om de hoek wachtte de winter, groter en verder dan we die ooit hadden geschilderd.