Kristien Spooren

Gebruikersnaam Kristien Spooren

Teksten

Jaklientje

Mijn kater legde een muizenlijkje op de vloer naast de tafelpoot. In de verte was het een donkere vlek, een grillige vorm aan een draadje, het viel niet op in het geheel van de kamer. ‘Jaklientje,’ dacht ik, en ik sprak de naam drie keer uit om te proeven of hij wel naar dode muis smaakte.   Ik legde de muis op het blauwe deksel van een tupperware doosje, een vierkant, van die doosjes die je gebruikt om soep in te bewaren. Ze paste er precies in, behalve haar staart, die hing een beetje over de rand. Het einde van die staart was een lus, zoals een koord aan een muziekknuffel, en ik trok aan de staart van Jaklientje tot ze geluid maakte, maar ze verschoof alleen een beetje.   Ik legde het lijkje op de vensterbank omdat ik wilde zien hoe ze verging. Dat wilde ik vaker, zien hoe dingen vergaan. Planten, een appel, alles wat tijdelijk is, maar niet als het mensen zijn.   De voorpoten van de muis waren gekromd, je kon haar ergens over haken. Het oor waarop ze lag was verfrommeld, zoals spek wanneer het gebakken wordt, en het bleef zo staan omdat ze dood was. Op haar vacht was gekauwd, dat zag je, dus ik bestudeerde het gebit van mijn kat of ik zijn tandafdrukken herkende. Een boog kleine gaatjes en links moest er een gat zijn, want daar had hij een kankergezwel.   Aan de zichtbare kant van haar kop had de muis geen oog meer. Het was een gaatje, zoals een gaatje waar je een naald door haalt, en ik zag het voor me, hoe ze aan een draad geregen werd, een sleutelhanger, ik was blij dat ze al dood was.   Na drie dagen op de vensterbank was Jaklientje gekrompen. Ze leek niet meer op een slapende muis die toevallig dood was, maar op iets weerloos, een velletje met klitten eromheen. Ik nam haar omtrek met een lintmeter, ze was al voor de helft verdwenen, alleen de staart bleef intact. Ik probeerde een lijst te bedenken van dingen die intact blijven, maar zelfs de kleur van inktvissen verandert. En vroeger lustte ik slagroom, en nu niet meer.   De lucht boven de muis had toefjes slagroom. Ze zeggen dat de hemel bestaat uit springkastelen. Als er al een hemel was, dan wou ik dat Jaklientje stopte met verdwijnen, want zonder zwaartekracht zou ze alleen maar kunnen liggen, tot iemand vlak naast haar sprong en ze omhoog veerde.

Kristien Spooren
17 0

Bloemetjesfauteuils

Ik heb nooit helemaal geweten hoe het kwam dat mijn grootvader zijn tenen verloren was. Op de plaats waar zijn voet had moeten overgaan in vijf aparte delen, flapte de neus van de kous naar beneden zoals de mouwen van een te warm gestreken overhemd. Als hij stapte, schoven zijn schoenen ongemakkelijk heen en weer. Ik heb hem eens gezegd dat hij beter een kleine maat kocht.   Het is niet zo dat hij ermee geboren was. Dat gebeurt, dat de menselijke ontwikkeling soms lichaamsdelen vergeet, maar op foto’s van de gidsen zag ik hem op een omgevallen boom, een blonde jongen met een glimlach, een coltrui en een beige broek, en in elke sandaal een voet met vijf bemodderde tenen.   Als volwassene werkte hij in de mijn, dus ik geloof dat ik wel eens gedacht zal hebben dat er een rotsblok op zijn voet gevallen was. En dat zijn makkers hem dan in een schacht naar boven sleurden tot er licht kwam en ze teneergeslagen achter zijn rug gebaarden: hopeloos.   Nee, schudde mijn grootvader* op het voorstel van de kleinere schoen, dan zou hij kinderlaarzen moeten dragen. Zijn trots was hij nooit verloren. Ik paste mijn voeten naast de zijne om na te gaan hoe hard ze van grootte verschilden. Dat was de eerste keer dat ik besefte dat tenen een aanzienlijk deel van je voet innemen.   *Hij was daar heel goed in, in nee schudden. Hij deed het langzaam omdat de spieren van zijn nek moeilijk van de ene naar de andere kant rekten. Een nee-schudding kon daardoor soms twee minuten duren, en dan was het wel duidelijk dat hij niet akkoord was.   De tweede keer dat ik dat besefte, was in het vijfde leerjaar, toen ik van een springkasteel viel, vier voetwortelbeentjes brak en zes weken een loopgips kreeg.   Ik kan me niet herinneren dat mijn grootvaders gebrek aan tenen echt een onderwerp was. Het was er gewoon, zoals de bloemen op de fauteuils waarin we naar Te land, Ter zee en In de Lucht keken, of de stukken appelvlaai waar niemand ooit nog plaats voor had.   Ik heb de voeten van mijn grootvader nooit zonder kousen gezien. Als hij pantoffels nodig had om naar de badkamer te schuifelen, moest ik die met gesloten ogen aangeven. Het was een belofte dat ik de littekens mocht zien als ik twaalf werd, maar toen was hij al dood en ik heb lang spijt gevoeld dat ik nooit stiekem heb gekeken.

Kristien Spooren
0 0

In Schotland

Toen ik in de paasvakantie alleen op reis ging en aankwam in Schotland, wandelde ik door het grootste treinstation van Glasgow. Midden in de centrale hal stond een grote, houten balk met aan vier kanten dezelfde analoge klok. Als de secondenaald de twaalf raakte, versprong de lange wijzer een minuut, alsof het leven altijd op hetzelfde ritme wegtikt. Aan de voet liepen de mensen de tijd voorbij.   Veertig minuten van Glasgow lag Hamilton park. Ik zag er een eekhoorn, schapen, bruine runderen en een oude vrouw met blauwe oogschaduw die dansjes deed omdat ze nog nooit een toerist had ontmoet. Rond de middag klom ik in een eikenboom met dikke knoesten om rozijnenboterhammen te eten en er was niemand die zag hoe gelukkig ik was.   De volgende dag zat ik op de bus naar Loch Lomond, een meer dat geboren was tussen de vlaktes en de hooglanden waardoor niemand echt zeker wist waar het thuis hoorde. Ik had horen zeggen dat de avonden hier het mooist waren. Het water rimpelde op het oppervlak en weerspiegelde de zon die langzaam verdween, alsof ze in de verte werd ingeslikt.   Onderweg naar het meer passeerde de bus langs Levendale, een dorp dat zo hard heuvelde dat het leek of we in een achtbaan zaten. Onder de bibliotheek was een autoparking. Er stond een bord van de gemeente met een schuifbalk en twee vakjes, vrij en vol. Het was nog niet digitaal en ik vroeg me af of er dan iemand was die bij de laatste auto naar dat bord loopt om het balkje te verschuiven.   Op maandag haastte een man zich naar het werk. Hij droeg een zwart kostuum, een grijze stropdas, geklede schoenen en een hoed die aan de rechterkant een beetje deukte omdat hij tegen het raam in slaap gevallen was. Terwijl hij bedrukt door de straten beende, dronk hij geen koffie, maar caprisone met een rietje.   In Dundee dronk ik thee met een vrouw uit Japan. Op straat vond ik een stuk van zes centiemen. Dat hebben de Schotten ooit uitgevonden om kleine meisjes geluk te wensen. Je kreeg dan zo’n munt met het geboortejaar van je moeder op. Het is lang geleden dat ze mijn talisman werd.   De tweede week stapte ik het begin van de West Highland Way. Dat is een hele lange weg die start in Milngavie, een stadje dat op een sprookje lijkt omdat er nog lantaarnpalen zijn en de mensen zich schuifelend van de ene naar de andere plaats bewegen. Toen ik op de terugweg een stuk van de kaart wilde snijden, klom ik door een modderpoel over een hek met horizontale stangen. Het was stil in het landschap. Vanachter een heuvel naderde een kudde wilde hooglanders. Ze kwamen loeiend dichterbij, tot een van hen het geluid van mijn hartslag hoorde en we elkaar voorzichtig in de ogen keken. Er had nog nooit een koe aan mijn voeten gegrazen.   Op het einde van de reis hielp ik zwangere schapen bevallen. Een tweeling stierf, een lam lag weerloos op een heuveltop. Het was koud die nacht. De zon viel neer, de lucht kleurde marineblauw met witte sterren. In mijn armen klonk het oorverdovend gemis van een jong verstoten door haar moeder. Het rilde, bijna in morsecode, alsof het alleen maar kon zeggen: sommige dingen gaan niet goed. Zomaar, zonder dat je er iets uit kan leren.

Kristien Spooren
21 0

bolsters

we zijn nog niet zo lang geleden geboren, dacht ze toen we naar de avond keken. het gras acupunctuurde in onze ruggen.  ze zei dat ze bang was dat er een bolster op haar hoofd viel. ik zei dat ik dat begreep.   ik zei dat ik niet wist dat het bolsters waren en dat ik dat eigenlijk veel leuker vond.  ze hingen mysterieus aan een boom, groene knobbels  die we met half dichtgeknepen ogen konden wegblazen. ik zei dat bang zijn misschien ook zo werkt.    soms weet ik niet eens wat voelen is. ze zeggen dat het op regenen lijkt en dat stormen de dingen zuiveren  en ik vraag me af wat er dan eerst was.   soms wil ik de aarde in mijn huid laten branden.    ik was naar buiten gelopen en ik had haar niet gezien omdat ze zoals het leven achter een muur was gaan staan. mijn hart sprong zo hoog dat de oudste stenen scheurden.  we aten maïswafels in stukken om over fragmenten te praten. er was geen tijd geweest tussen reizen en werken.    ik had die dag drie stenen gekocht.  we luisterden naar wat de stilte te vertellen had en speelden dat we in de knoop lagen. er klonk het geluid van gelukkig zijn.  onze armen grepen elkaar als strohalmen. ik was de eerste die ontknoopt werd toen ik nog verward wilde zijn.   we herschreven de regels van badminton zodat we allemaal raketten werden.  we sloegen onze verhalen over het net tot ze gewichtloos in pluimen veranderden.  er gleed een vliegtuig door de regen.    later rolden we over het grasveld. onze hoofden wankelden en ze fluisterde waarom ik gevallen was. ik verpakte mijn antwoorden in de wolken om ze zachter te maken.  we keken naar de lucht en hoe die tussen ons en de kosmos hing. haar handen tekenden druppels van een onweer in de bergen; ik had inderdaad nog nooit zoiets moois gehoord.    ik denk dat ik weet hoe liefde voelt.   het werd voorzichtig schemeravond; de zon schilderde haar eigen ondergang.  misschien zijn we allemaal wel groene knobbels  en worden we alleen maar bolsters als we vruchten dragen. ik wilde voor altijd blijven liggen.     

Kristien Spooren
8 0

huiszitten

1. ik ben aan het huiszitten. ik zorg voor de katten en de planten en als ik wakker word, strek ik mijn benen omhoog. daarna leg ik de lakens open zodat het bed kan verluchten. ik hou meer van mijn benen als ik ze omhoog strek, dus ik blijf tien minuten liggen om ernaar te kijken. er kloppen regendruppels op het raam; die klinken het mooist in de zomer.  mensen zouden veel gelukkiger zijn als ze wat vaker met hun benen in de lucht naar de regen luisterden.   2. Pax heeft een krulstaart.  ik heb haar gisteren een hij genoemd. ik heb me al vijf keer verontschuldigd en vanochtend leek ze me te hebben vergeven want ze kroop in de holte van mijn schoot  terwijl ik frambozen aan het eten was.  ik heb haar voor de zekerheid verteld dat ik ook overtuigd feministisch ben en ze miauwde en spinde instemmend. we hebben samen naar Orphan Black gekeken.   3. er liggen Marseille-zeepjes op de tafel. ik hou oneindig veel van blokken zeep  omdat je ze tegen je neus kan duwen en de geur dan tot in je hersenen kringelt.  douchegels zijn gemaakt voor doelmatigheid; ze vragen weinig inspanning en hoeven geen bakje. maar er is iets kalmerends aan een washandje inzepen omdat je moet wachten tot het stuk Marseille schuimt  en de hele badkamer naar passievrucht ruikt. dat wil ik nooit vergeten.   4. ik moet bananen en champignons gaan kopen.  het lijkt een beetje op vakantie want ik zoek de weg. in de langste straat rijdt een bebaarde man het gras af;  hij doet het in een ovalen patroon rond een vrouwbeeld.  de postbode draagt een polo en een H&M-bermuda. ik ben verward want ik dacht dat postbodes een uniform hadden maar ik kan me geen andere herinneren dus ik weet het nog steeds niet.  in de winkel wacht ik tot de buurt me ontmaskert als vreemdeling. het gebeurt niet.    5. het zoemen van vliegen klinkt anders  wanneer ze zich in een holle ruimte bevinden.  ik drink thee en maak twee staartjes terwijl de wasmachine draait. ik ben nog nooit zo geslaagd geweest in volwassen zijn. 

Kristien Spooren
19 0

lofdicht aan een schoolgebouw

het was een zomer die warm was, zoals zomers behoren te zijn. op de dag van mijn afstuderen wandelde ik door het bos omdat ik een enige keer iets wilde doen wat niet mocht. ik werd er nerveus van, rebellie is ook maar besteed aan de echte opposanten.   veel liever was ik de leerling die endorfine maakte op de voorste bank. ik hield van nieuwe dingen leren en de oorzaak van het probleem bestond eruit dat alles in de wereld op een andere manier een zekere vorm van intrige vertoonde.      Plato zegt dat mensen ideeën zijn.   men geloofde wel eens dat de school in al haar voegen wist hoe oud ze was. ik voelde me dan geïntimideerd, alsof ik stapte op de rimpels van een geleerde burcht en het glorieuze kraken van gebouwen. de gangen fluisterden dat cultuur de mooiste vorm van verdwalen is.   ik herinner me de lokalen die op slaapvertrekken leken. hoe ik dan dacht dat tijd zoiets als dromen was, en wij de geschiedenis op witte papieren konden verzinnen. het erfgoed tekende de contouren van verbeelding.   ze zeiden dat we leerden vliegen.   we waren vogels, ik een huismus. we broedden onze kennis onder bruggen die leraren stoïcijns gebouwd hadden. ik vond dat een mooi woord, stoïcijns, het deed me denken aan gemoedsrust.   we bladerden door de klassieke oudheid zoals reizigers door een atlas. onze vingers trokken grenzen tussen versvoeten.   het landschap van het schoolgebouw bracht ooit een hert naar de speelplaats.   een leerling was geen lijdend voorwerp. we konden vragen stellen en zelfs de muren hadden antwoorden. later bleken vraagstukken en hoofdletters relatief, toen gesprekken ook in stilte getuigden van een grote dosis menselijkheid.   sommige dingen moeten alleen maar gevoeld worden. als ik groot ben, word ik humanitair werker. ik spreek de taal van tederheid. gelukkig zijn er leerkrachten die weerloos bijna voedzaam en mussen de grootste trekvogels vinden.

Kristien Spooren
0 0

vlinders

een kind zegt dat er vlinders in mijn buik zitten. hoe weet je dat, vraag ik. ik zie het, zegt de jongen. ik kijk naar beneden om na te gaan of er een voelspriet door mijn navel prikt. twaalf opgevouwen vleugels slapen als een middenrif tussen mijn borst- en buikholte. hun achterlijven trillen bij elke uitademing.   doet het pijn, vraagt hij. ik denk het niet, zeg ik. er hebben nog nooit vlinders in mijn buik gewoond. ik denk dat het kriebelt als ze wakker worden. we fluisteren. ik vraag me af of ze aan me vast zitten, en of we dan samen oud zullen worden, hun latente schubben verfrommeld als rimpels in een gedateerde huid. de antennes van insecten dragen gevoelige receptoren die dienen om een geschikte partner te signaleren.   toen ik vannacht in spiegelbeeld naast haar lag, kropen ze comfortabel tussen ons in. ik denk aan hoe het was, met z’n vijven, hoe haar lach, en mijn ogen, hoe haar handen mijn lichaam stroomlijnden zoals chloorwater in een zwembad bij vlinderslag, en hoe we dan in zandlopervorm in slaap vielen, mijn vingers gekruld in de golven van haar haren.   god, ik mis u.   ik zei dat ik mijn ribben voelde lachen. de jongen zegt dat dat niet kan, en dat sommige vlinders vensters in hun vleugels hebben. ze lijken dan hun leven lang op fladderende herfstbladeren. ik hoop dat ze nooit per vergissing in herbaria belanden, naast vergankelijk gedroogde bloemen, hun pootjes wriemelend op dubbelzijdige kleefband onder een kader met naam en toenaam.   wij houden niet van hokjes, vul ik aan. gewoon van elkaar.   het kind vraagt of ik stuifmeel heb. ik denk het niet, zeg ik. ik heb vanmorgen wel aardbeien gegeten. ik heb de pitten uit de frambozen geplukt en ze naar het licht gehouden. er straalden roze stukken zon door. dat vonden we een warme gedachte.

Kristien Spooren
18 1

het zou een boek kunnen worden II

aapje,   toen ik vanmorgen wakker werd lag jij nog te slapen. ik weet niet hoe je het deed, maar je zag eruit alsof je dacht aan geometrische figuren, want je lag met je ene been gestrekt en het andere in driehoek zodat je een vlaggetje vormde. je armen kartelden horizontaal langs je hoofd. ik sloop zorgvuldig de kamer uit om ontbijt te maken.   je werd altijd bijzonder gelukkig van fruit. ik vroeg je ooit wat je lievelingsfruit was en je zei dat je dat een oneerlijke vraag vond omdat het hebben van lievelingsdingen bij definitie bevooroordeeld is.   soms hield je van de veelzijdigheid van nectarines, hoe je gulzig de pit uit de vrucht kon bijten en wedstrijdjes kon houden wie om ter snelst de laatste gele draadjes van de steen knabbelde. soms sneed je een ananas in kubieke stukken of pelde je bananen alsof het dromen waren.   ik zette rozenthee voor je. de dampen kringelden richting slaapkamer want toen ik ermee naar boven kwam hadden ze jouw ogen geopend.   je zag er zo doorzichtig uit.   achter jou waaiden de gordijnen op het ritme van de regen. de wolken hingen netjes gestreken in de lucht.   op de vraag wat je voelde zei je vervolgens:   weet je wat ik het meeste mis aan kind zijn? dat ik nog slaappitjes in mijn ogen had. ze bewezen dat ik een tijd niet bewust had bestaan en iedere ochtend wreef ik ze naar mijn ooghoeken alsof ik daardoor weer in werking kon treden. toen ik de pitjes op mijn vingers zag, vond ik dat ze op fossielen leken.   we zwegen. we dachten aan versteende verledens en of iemand ooit onze botten zou vinden. het kan ook zijn dat we dat niet dachten want stilte is altijd zo veelzeggend.   er zijn momenten die zich ongevraagd ergens tussen wringen. toen wij de ochtend van die eerste dag op bed lagen, nadat jij kapot was gegaan en voor we verder moesten, nam ik je favoriete boeken van het nachtkastje. ik legde ze horizontaal aan beide kanten van het bed.   zo voelde het om gedachtestreepjes in een zin te zijn, een onderbreking die los van alles staat.

Kristien Spooren
0 0

het zou een boek kunnen worden I

en zo ging ik dan kapot, zei je. de lavendelstruik achter ons ritselde. ik moest denken aan hoe de wind ooit stormde en jij met je jas open gilde dat je een zeearend was. geen gewone, had je geroepen, de grootste van Europa. je nam mijn hand en we dansten door het onweer alsof dat was wat we deden.   kapot.   je keek me aan met het soort bruine ogen die verwachtten dat ik een antwoord had. ik wilde je alleen maar opvouwen en als een pakketje in mijn armen nemen.   de enige waarheid is dat ik nog nooit iemand gekend heb die op zo'n mooie manier kapot is gegaan. het was bijna iets om jaloers op te worden. de zon straalde voorzichtig door jouw barsten. je verbleekte, jij en alle stukken waaruit je bestond. je was beschaamd en ik hield nog meer van je.   ik zag de kreuken in je voorhoofd en vroeg me af hoe lang je al bezorgd was. fronsen ontstaan niet van de ene op de andere dag. had ik de plooien glad kunnen strijken voor ze zich eeuwig in je huid tekenden?   en toch stond broosheid jou wonderschoon.   weet je nog hoe we 's nachts rillend een rivier in sprongen? ik voelde er eigenlijk niet veel voor, maar jij was zo aandoenlijk onbezonnen dat ik niet anders kon dan je achterna rennen, bloot, mijn badpak achterlatend als een vergeten accessoire. onze lichamen braken het maanlicht dat op het water een heldere streep achterliet.   wist je dat ze daar in het Zweeds een woord voor hebben? mångata. ik kwam het tegen toen ik op pinterest inspiratie zocht om gedichten te schrijven. ik wou dat ik het zelf had uitgevonden, zoals "ijsbergsla" of "ochtendnevel".   je huilde omdat de schoonheid van dat woord niet genoeg was. de zenuwen brulden door je lijf en je beet op je nagels. aapje, er was niemand die beter op haar nagels kon bijten dan jij. je deed het zorgvuldig, met kleine hapjes en in een boogje, zodat de mensen dachten dat je een schaartje had gebruikt. hoeveel keer wilde je eigenlijk die witte randen verscheuren?   je hebt me nooit in vertrouwen genomen wanneer de dijken achter jouw ogen braken en je zei dat het een kattenallergie was.   de dag dat we elkaar leerden kennen droeg je regenlaarzen, een jeans van je broer, donkergroene oorwarmers en een baksteenrode trui. ik wist niet eens dat dat een kleur was, baksteenrood, tot jij besloot dat we er zeker van moesten zijn en we het verhaal van een schilder vonden die alle bestaande kleuren op een doek naast elkaar had gestreept.   je rilde. ik vouwde mijn lichaam als een bolster rond het jouwe. voorlopig was dat het enige wat ik kon bedenken. je sliep en ik wou dat ik wist hoe het voelde om bang te zijn van de wereld terwijl je er radslagen op turnde.

Kristien Spooren
0 0

Opleiding

Voordracht Academie De Kunstbrug
Naft voor Woord workshop 2017
Collectief Weer/Woord

spoken word: Ballonnenvrees, Auw La, Kottekst, 't Verloren Ei, Woordenschat, Woordkracht, Broeihaard Kunstenfestival, Naft voor Woord, Poëzie in de Pastorie, Rabotage, Nacht van de B(r)oze Slam Poetry, Walhalla, Vice Versa Poëziefestival, Koer Bonjour, I slam therefore I am, B Curious.

Publicaties

Eéntweepowezie.be
De Oogst - Zeghetmettekst

Prijzen

Junior Journalistenwedstrijd (2005)
Kortverhaalwedstrijd Fedactio (2013)
Naft voor Woord (2017) (in voorronde)
Soet (2017) (laureaat)