En opeens is het stil.
Net waren ze hier nog,
een explosie van jonge
klanken en woorden
die oeverloos vloeiden.
Een symfonie van kleine
vertrouwde gebaren,
het geklater van hun lach.
Ik weet ze zijn maar even
weg, een vingerknip vol
zomer, ik zie in gedachten
hun gebruinde wangen.
Het flakkerende kampvuur
in hun blik en wacht
vol spanning op hun verhalen.
Ik open de deur van de
keukenkast, glimlach.
Gelukkig zijn er nog
haar zelfgebakken koekjes,
zijn verdwaalde papieren
vliegtuig op het gras.