geuren stijgen er uit de grond
het geheugen neemt toe met elke hoek
blind tast ik de gangen af tot de wanden biechten.
het licht, als door rijstpapier gezeefd.
hoe ik hier kwam? waar ik sluip en zigzag
om een verborgen rivaal. de Minotaurus?
de vandaal die de wegwijzers zwart verfde?
ergens snurkt een gids in zijn winterslaap.
mijn sporen zijn overal en toch herken ik niets.
de kaart in mijn zak vertelt over een ander gebied.
de draad van Ariadne ligt opgerold in een hoek.
elke dood spoor bekrachtig ik met een vloek
de keerpunten streep ik af. hoe ik hier kwam?
iemand? roep ik, en de echo zwijgt.