Oef, het was gelukt! Edina slaakte een zucht. Het vlammetje van de kaars die naast het bed stond, flakkerde even op.
Eindelijk was ze erin geslaagd zich te ontdoen van dat lamentabele lijf!
Al dat gejammer aan haar bed de laatste dagen! En al dat geleuter over hemel en hel!
Mensen toch, kijk omhoog, aanschouw het eindeloze universum. Denken jullie nu echt dat er alleen op aarde leven is? Goed, jullie weten niet beter natuurlijk.
Ze was opgelucht dat ze zich bevrijd had van dat krakkemikkige omhulsel en zich voortaan met leuke dingen bezig kon houden. Ze moest er nooit meer aan denken tijdig haar medicatie te nemen om dat menselijke lichaam leefbaar te houden, geen pijnlijke toestanden meer, ze moest zich niet meer wassen, zich niet meer afvragen wat ze zou aantrekken, zelfs eten was overbodig.
Ze keek schamper naar de restanten die getuigden van haar verblijf hier op aarde en besloot nog even alle mooie plekjes van de aardbol te exploreren, plekjes waar ze wegens de beperkingen van dit aardse stoffelijke lichaam nooit geweest was.
Ze had zich het leven hier anders voorgesteld.
Maar mensen zaten opeengepakt in drukke steden, vervuilden de lucht, vraten zichzelf ziek of slachtten elkaar af in zinloze oorlogen.
Slechts een enkeling had echt van de schoonheid van de blauwe planeet genoten.
Even later flaneerde ze over de paradijselijke stranden van Bora Bora, Aitutaki en het Anakena strand van Paaseiland met op de achtergrond de moai in het mysterieuze landschap. Ze ging naar het reusachtige China en India, zwierf door de poesta’s en de steppes van Mongolië. Nu lichamelijke beperkingen niets meer in de weg stonden, keek ze al uit naar de volgende stop. Geen berg was te hoog, geen zee te diep. Ze verkende het Andes gebergte, doorkruiste de Kalahari en het oerwoud, inentingen waren overbodig. Ze knuffelde de witte beren op de noordpool en praatte met de pinguïns op de zuidpool. Noch warmte of koude konden haar hinderen. Ze ging alsmaar verder, alsmaar hoger. Tenslotte besteeg ze Mount Everest zonder gezeul met materiaal of zuurstofflessen en hield halt op het dak van de wereld.
Tijd om even te bezinnen, de oververmoeide geest leek op aarde niet tot rust te komen. Ze besloot haar geluk elders te gaan zoeken.
Even later zwierf ze weeral verder, doorheen het wolkendek, het oneindige universum tegemoet. De koelte van maan of de hitte zon, ze voelde geen verschil. Ze verliet het zonnestelsel en zocht een ander planetenstelsel op. En nog één en nog één…
Nee, haar zoektocht naar gemoedsrust bleek uitzichtloos.
Uiteindelijk ging ze nog maar eens en kijkje nemen op Rosea waar alles rozengeur en maneschijn is. Die reusachtige planeet waar een onuitsprekelijk rust heerst, waar iedereen op wolkjes loopt, waar de ene de harp bespeelt, de andere de luit. Saaie boel, maar een geschikte plaats om even tot rust te komen.
“Ha, ben je daar weer?” zei Sinte Pieter.
Edina negeerde hem en installeerde zich op een roze wolkje.
Terwijl ze daar zo zat te mediteren, besefte ze opeens dat ze in haar haast om weg te komen, niet echt afscheid had genomen van de mensen daar op aarde die om haar gaven. Opeens schaamde ze zich. Misschien moest ze nog even terug.
Ze bewoog zich al in de richting van de poort maar het donderende stemgeluid van Sinte Pieter weerhield haar.
“Waar denk jij naartoe te gaan?”
“Ik heb geen afscheid genomen op aarde, ik moet nog even terug.”
“Neen hoor,” zei Sinte Pieter, “de aarde heeft Hij aan de mensenkinderen gegeven, jij bent nu een engel, jij hoort in de hemel om Hem lof toe te zingen. Ik laat je geen tweede keer gaan. Wanneer heb trouwens je ouders en al je andere voorouders nog opgezocht?”
Mokkend installeerde ze zich weer op haar wolkje. ‘Hem’ had ze nooit gezien. Zingen kon ze niet, het klonk zo vals als een kat en haar voorouders kon ze tot in der eeuwigheid bezoeken. En weeral reispap eten zeker? En dan nog met een gouden lepel, als die in de gele brij viel, had je soms de grootste moeite om hem er weer uit te vissen.
Ze hield de poort scherp in het oog , vastbesloten te ontsnappen.
Toen een groepje zelfmoordterroristen zich aanboden en meteen hun 72 maagden opeisten, ontstond er een felle discussie met Sinte Pieter. Hij probeerde hen uit te leggen dat ze zich van hiernamaals vergist hadden maar de heethoofden luisterden niet. Sinte Pieter die al sinds mensenheugenis aan zijn stoel gekluisterd zat daar aan de ingang, had heel wat meegemaakt maar toen ze hem begonnen uit te schelden voor racist en varken, besloot hij een schare engelentroepen, ook gekend als de buitenwippers, in te zetten om de gewelddadige ketters buiten te smijten.
Er ontstond een enorme chaos en Edina zag haar kans schoon. Stiekem gleed ze van haar wolkje en glipte door de poort.
Even later was ze weer op aarde. Nu moest ze op zoek naar haar lijfje want zonder kon ze geen contact leggen met haar geliefden. Ze haastte zich naar haar voormalige woonplaats maar moest tot haar grote ontsteltenis vaststellen dat haar lichaam ondertussen gecremeerd was. De afscheidsplechtigheid was nog aan de gang. Ze daalde neer op de schouder van haar man en zei: ik heb je lief, daarna landde ze op de schouder van haar kinderen en fluisterde: ik hou van jullie. Ze zweefde verder naar haar kleinkinderen en gaf hen een kusje. Niemand reageerde, ze was te laat.
Ze bleef nog even naar de afscheidstoespraak luisteren. Ach kom nou, dacht ze, niet overdrijven hé, ik mag dan nu wel en engel zijn, hier op aarde was ik dat zeker niet!
Ze zou voor eeuwig rusteloos rondzwerven, tenzij ze gedwee weer naar de Rosea ging.
Maar er waren nog zoveel andere planeten te verkennen: Alba waar altijd sneeuw lag en schitterde onder miljoenen sterren, Viridi waar je door eindeloos groene weiden met margrietjes en boterbloempjes kon zwerven, Flavum waar zonnebloemen groeiden zover als je oog reikte of Potissimum waar wezens als ET leefden.
Ze besloot voorlopig terug te keren naar Rosea. Daar op haar eigen wolkje kon ze tot rust komen. Er viel altijd wel wat te beleven aan de poort.
Ondertussen zou ze de jonggehuwden op aarde in het oog houden en als ze een leuk koppel zag, zou ze weer haar kans wagen als nieuwgeboren aardling.
'Gelukkig is hij die tevreden is met zijn lot, hoe dat ook mag zijn,' beweerde Seneca.
Hoe zalig het leven daar op Rosea ook mocht zijn, nadat Edina genoten had van een gezellig samenzijn met haar ontelbare voorouders waarbij al weer tonnen rijstpap verorberd waren, werd ze toch weer ongedurig. Het leven op aarde met dat krakkemikkige lijfje mocht dan niet zo eenvoudig zijn, er viel toch meer te beleven dan hier in de hemelse sferen.
De eentonige muziek en het kattengejank begonnen haar de keel uit te hangen en dus had ze zich weer geïnstalleerd op haar roze wolkje in de buurt van de poort. De interviews die Sinte Pieter daar dagelijks afnam, zorgden toch voor enige afleiding. Het was vaak hilarisch om aan te horen welke argumenten de kandidaten opvoerden teneinde hun zonden goed te praten om toch maar een plaatsje op Rosea te veroveren. Velen konden echter niet de juiste papieren voorleggen en werden onherroepelijk geweigerd.
Maar nu de winter en dus ook de griepepidemie voorbij waren, was het iets rustiger en begon ze zich weer te vervelen.
Misschien moest ze eens gaan praten met Sinte Pieter, er waren tenslotte zoveel moedertjes en vadertjes in spe die elke maand gespannen wachtten op goed nieuws. Al bij al was ze toch een succesvol advocate geweest in haar vorig leven, ze zou die weekhartige grijsaard vast wel weten te overtuigen haar te laten gaan. Ze moest alleen het juiste moment afwachten.
Nadat een heel lief jong vrouwtje met een schat van een man voor de zoveelste keer een miskraam kreeg, besloot ze beroep te doen op de weekhartigheid van de oude man om haar toestemming te geven hen te helpen.
Sint Pieter kreeg zowaar tranen in de ogen bij haar hartstochtelijk pleidooi en voor hij de kans kreeg een oordeel te vellen, had ze zich al uit de voeten gemaakt. Verdorie, dacht hij toen hij haar nakeek, ik heb me weer in de luren had laten leggen.
Negen maanden later werd er een kindeke geboren op aard, lief en schattig, een echt engeltje beweerden de overgelukkige ouders. Ze werd met de beste zorgen omringd en had alles wat haar hartje begeerde.
Edina beloonde hen haar lieftalligste glimlach.
Een groot onheil verwoestte echter het mooie plaatje toen het gezinnetje het slachtoffer werd van een zwaar verkeersongeval waarbij zowel vader als moeder het leven lieten en Edina verweesd achterlieten. Haar lijfje zweefde enkele dagen tussen leven en dood. Omdat ze zo veel pijn had, smeekte ze Sinte Pieter herhaaldelijk haar weer naar Rosea te laten terugkeren. Omdat ze volgens menselijke normen minderjarig was, werd ze bovendien in een pleeggezin geplaatst toen ze weer aan de beterhand was. Dit keer had ze niets in de pap te brokken. Verstoken van echte moederliefde en een leuke papa, bleef ze haar smeekbeden aan Sinte Pieter herhalen. Misschien zei ze, kan je ‘Hem’ overhalen mij tot zich terug te roepen. Maar zowel Sinte Pieter als ‘Hem’ hielden zich stoïcijns doof.
Uiteindelijk begreep ze de bewering van Epictetus dat mensen niet lijden door gebeurtenissen of door andere mensen, maar door hun eigen gedachten over die gebeurtenissen en die andere mensen.
Edina wacht nu rustig af tot haar tijd gekomen is om zich weer op haar roze wolkje te installeren.