ik zal lief en stil zijn, stil als...
stil zoals alleen een schaduw stil kan zijn
als een vlieg op de muur
als een vlo zo klein
niemand hoeft te weten dat ik hier zou zijn
zeg niet nee
nee
nee niet dit keer
ik kan niet meer
allerliefste
ik wil je zo verschrikkelijk graag
ik wil je meer dan ooit
meer dan wat dan ook
ik wil je meer dan ik verdraag
ik zal lief en stil zijn, stil als...
stil zoals alleen een schaduw stil kan zijn
als een vlieg op de muur
als een vlo zo klein
niemand hoeft te weten dat ik hier zou zijn
zeg niet nee
nee
nee niet dit keer
ik kan niet meer
Lief en stil - Kommil Foo
Daar staat hij dan, in het midden van haar living. Stil zal hij binnengeglipt zijn, zoals alleen hij dat kan. Met de sleutel die hij al lang niet meer zou mogen hebben, of gewoon door het kelderraam. Ze zucht, grabbelt naar de wasmand en loopt opnieuw naar buiten om de zongedroogde was van de wasdraad te halen. Ze zal morgenvroeg niet nog eens met een hart dat meer overloopt van spijt dan van liefde naar de druppels op haar slaapkamerraam staan kijken en plots beseffen dat ze de was die ze de vorige dag buiten te drogen had gehangen vergeten was omdat hij weer aan haar voeten lag.
Spijt zal ze wel hebben, maar deze keer tenminste ook een paar droge sokken.
Ze houdt ervan hoe de stof door haar handen glijdt als ze de kleren rudimentair opvouwt en op een langzaam hoger en onstabieler wordend hoopje in de wasmand dropt.
Als ze weer binnenwandelt staat hij nog steeds op dezelfde plek. Een brok ellende, wachtend op een troostende hand die hem geleidelijk laat leeglopen.
Ze stelt het zo lang mogelijk uit omdat ze weet dat ze zichzelf morgen weer zal haten en omdat ze weet dat ze op steeds minder begrip kan rekenen bij de steeds kleiner wordende groep vrienden die ze nog in vertrouwen durft nemen.
Het lijkt misschien egoïstisch maar het is zuiver zelfbehoud voor ze toegeeft aan aan iets dat haar de komende dagen weer zal verteren. Want toegeven doet ze toch.
Hij kent heer zwakke plek, hij is haar zwakke plek. Hoe hij zo afhankelijk kan zijn van haar en dan weer plots verdwijnen omdat zijn ego weer genoeg opgepompt is om toch maar weer een gedoemde poging te wagen om dan na verloop van tijd weer voor haar neus te staan.
Nu haar praktische omzwervingen uitgeput zijn grijpt ze zijn hand en trekt hem naast zich op de zetel. Tegen zich aan. Daarvoor is hij hier. Troost en afleiding. Dat is alles wat hij wil maar zoveel minder dan wat ze te bieden heeft. Maar ze geeft wat hij wil nemen en haat zichzelf elke keer een beetje meer.