Liefde voor altijd - telkens weer (dichtbundel)

8 jun 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket

 

 

 

Liefde voor altijd – telkens weer

selectie gedichten

 

Jürgen Hoefkens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tweede druk – mei 2006

 

Ó 2006 Borgerhoff & Lamberigts nv, 1780 Wemmel

 

 

omslagfoto: Ó 1980 (4WBa/St. Gummaruscollege/Lier)

Ó 2004 (Fr. Hoefkens/Arromanches les bains-Calvados-Normandie-FR)

 

 

Powered by Proxess.be

 

 

 

 

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op

welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LIEFDE VOOR ALTIJD – TELKENS WEER

 

 

 

 

selectie gedichten

1980/2006

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

_______________________

 

Jürgen Hoefkens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mijn 10de boekje

opgedragen aan allen die ooit

goedheid hebben overgedragen

 

 

in het bijzonder tgv de 65ste verjaardag

van mijn vader

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wie een schone fantasie heeft en zijn vondsten sierlijk en aangenaam

weet uit te drukken, zal altijd een groot dichter zijn, zelfs als

hij niets weet van de regels der dichtkunst.

 

 

uit ‘Discours de la méthode’ van René Descartes - 1637

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

I. Jeugdgedichten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kind

 

Speel maar kind

in de wei zo lief

het gras blijft eeuwig staan.

Roep maar kind

niets dat je bindt

het leven zal vergaan.

Huil maar kind

niemand die het erg vindt

het zal wel over gaan.

Leef maar kind

zoek tot je vindt

de reden voor je bestaan.

Sterf maar kind

wordt oud en blind

het leven is gedaan.

 

 

(juni 1980)

 

 

 

 

 

Begrafenis

 

Traag trekt de stoet voorbij

ook de vlag is er weer bij

plots de vraag "wie waart gij?"

Zwoel en hel in 't zonnelicht

vooraan rijdt een zwaar gewicht

weet gij soms wie daar ligt?

De zwarte pluimen waaien in de wind

achteraan een teneergeslagen kind

misschien was het wel een vriend?

Vele mensen in een zwart gewaad

het is alsof de wereld vergaat

wie weet wie daar de laan uit gaat?

Plots herken je een gezicht

nu weet ik wie daar ligt

vlug aan 't schrijven dit gedicht.

 

 

(juni 1980)

 

 

 

 

Broechem

  

Mijn Broechem in 't Kempenland alhier

gelegen naast de Netestad Lier

hier heb ik mijn hart verloren

gelukkig ben ik hier geboren

 

In de zomer zijt gij 't mooist

uw boomgaarden fris getooid

uw mensen beginnen weer te leven

menigeen heeft in uw koren gelegen

wandelend langs uw wegen snuif ik de heerlijkste geuren

bewonderend uw schoonheid en wildste kleuren

 

In de winter zijt gij een schilderij

uw boomgaarden liggen er dan verlaten bij

't zijn net witte lakens die uw straten sieren

terwijl uw mensen binnen gezellig vieren

' t feest van Kerstmis, toen in Betlehem

danken wij de Heer voor ons schone Broechem

 

(jan. 1981)

 

 

 

 

Ik droom

 

Ik droom dat ik eens volwassen zal zijn

ik wens dat ik alle landen van de wereld zal verkennen

ik droom dat ik ooit zal proeven aards beste wijn

ik wens dat ik eens 't mooiste paard zal mennen

 

Ik denk dat het nog ver van mij weg is

maar ik besef: 't is reeds dichtbij

ik moet opletten dat ik me niet vergis

kind, tiener en volwassene liggen immers op één rij

 

Het is gebeurd voor ik het weet

ik merk het zelfs niet eens

ik lach, spot, bid en vergeet

ik zeg ook vaker eens iets gemeens

 

Maar plots sta ik daar dan

ik heb aandacht voor een ander

ik verbaas me over wat ik allemaal kan

een stem binnenin zegt: ik verander

 

Stilaan word ik volwassen

voor ik het besef ben ik oud

ik ontmoet dan mensen van alle kleuren en rassen

ik wandel rustig door het laatste stukje woud

 

Ik zal dan terugdenken aan mijn kindertijd

dat zal niet makkelijk zijn en mijn stem zal beginnen beven

ik zal spreiden mijn armen wijd

en zal danken de Heer voor 't schone leven

 

 

(febr. 1981)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Paris

 

J’ étais en Paris, c’ était formidable

cettes trois journées, c’ était incroyable

le métro, c’ était fantastique

on entend toujours de la musique

Paris est belle avec les escaliers

Tour Eiffel et l’Arc de Triomphe éclairé

Louvre a volé mon coeur

Paris, je reviens tout à l’heure

 

 

(april 1981)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lucht

 

Hemelsblauwe diepte

spiegelbeeld der zee

uw eindeloosheid

doet pijn aan de ogen

de kracht van uw licht

doorbreekt ieders pupillen

 

Hemelsblauwe diepte

spiegelbeeld der zee

Sterren als vissen

Wolken als rotsen

Planeten als keien

Wind als de stroming

 

Hemelsblauwe koepel

jij en ik

als moeder en kind

 

 

(jan. 1982)

 

 

 

 

 

Love is a battlefield

 

Oorlog is de vader van alles

een oude spreuk

Liefde is het begin van alles

een nieuwe gedachte

Maar als ik liefde tussen mensen zie

dan moet ik aan een slagveld denken

 

In het dal hakt het voetvolk met bijl en zwaard

een vrouw gilt en tiert,

tot het weer stil is, ze bedaart

Aan de lansen der ridders hangt mensenvlees

een man huilt, is alleen,

gisteren was de laatste keer dat ze hem prees

 

De kanonnen bulderen, slagen diepe kraters

hun liefde is voorbij,

tranen worden stilaan waters

Op de heuvels staren de generaals over de wei

niets kan nog helpen,

nogmaals: het is voorbij

 

De generaals draaien zich om in een druilerige regen

ook de man en de vrouw,

hun liefde is voorgoed verdwenen

 

 

(febr. 1984)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

7 meisjes

in een straat

niet ver van de brug

water klotsend tegen het beton

een meeuw krijst om hulp

niet ver van de weide

 

7 koeien

op een zandweg

niet ver van de boer

 

7 meisjes en 7 koeien

net als een meeuw boven het water

een boer in de wei

en inkt uit een pen

 

 

(apr. 1984)

 

 

 

Het begin van het einde

 

Het begint te regenen

plassen van bitterheid

een diep dal met huilende wolven

diep in mij

een eindeloze waterval beukt en beukt...

"Wie lang muss mein Leidenszeit dauern?"

geen bloemen, geen zon, geen klokken meer

enkel kanonnen en hopen vlees

de mist trekt langzaam nimfen en feeën mee

weg van mij

er wacht een ontwerelde wereld

zin en doel verloren

vluchtend voor de regen

gelovend en hopend

uitkijkend naar de helende handen van de Meester

maar het regenen stopt

en God draait zich om...

 

 

(themagedicht in ‘Wijzer’- Hoger Instituut Wijsbegeerte Leuven - okt. 1986)

 

 

 

 

Een ijzige zomernacht

vol kille eenzaamheid

begraaft de hoop

die gisteren

met de eerste zomerdag

reeds voorbij leek

en onherstelbaar verloren

achter mij,

en voor mij

vullen de dagen zich

met bitterheid en waanzinnige

herinneringen

ronddolend in m’n geest

wetende dat het ooit

werkelijkheid was

en écht, mooi en eerlijk

de overwinning nabij…

 

 

(juni 1988)

 

 

                                        II. Pure romantiek 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Jij en ik

 

Het is nog niet gedaan met ons

ik voel dat er nog iets is

ik zie je, ik hoor je, soms

 

Ik weet dat dé dag zal komen

ik hoop dat het niet ver meer is

je hebt mijn hart voor altijd genomen

 

Wat is er toch verkeerd gegaan

waarom geen woord meer, geen blik

het doet altijd pijn, denkend hieraan

 

 

(mei 1981)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Twee

 

Tweemaal twee verzen

netjes op een rij

als donkerrode tweelingkersen

blozend, net als wij

 

 

(maart 1982)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bête

 

 Je t' adore

je ris

quand je te vois

je t' aime,

and even more

et tu,

tu te moques de moi

 

 

(mei 1982)

 

 

 

 

 

 

 

 

Nieuwjaarsbrief

 

Het eerste wat ik dit jaar neerschrijf

is ter ere van jou

Jij die dit jaar me nog gelukkig kan maken

Gij die de dagen minder zwaar maakt

Ik weet dat je zal verschijnen,

al is het in de donkerste momenten

 

Komen zal je,

want je houdt van mij en je wil me

En inderdaad, langer wachten is onzin,

de tijd is rijp

Wanneer het stortregent doe jij me hopen

op een stralende zomer

 

In het diepste van de nacht

ben jij het poollicht

De hoop van een blinde tiener,

tastend naar geluk

Gij zijt mijn dromen, mijn fantasie, mijn gedachten

Gij zijt steeds in mij,

het ontembare verlangen lief te hebben

 

(jan. 1983)

 

 

 

 

 

 

 

Niemand die het ziet

het licht in mijn ogen

dat opflakkert als je weer daar bent

 

Niemand die het merkt

hoe mijn blik je volgt

elke seconde

 

Niemand, alleen jij

en dat is nu precies het wonder

 

 

(sept. 1984)

 

 

  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

If I write down a poem

then it is only because of you

 

Als je bijna bij me bent

is er die kracht

ik word onstuimig

als opgeschrikt wild

 

Je ogen

kastanjebruine diepten

geen koele meren des doods

maar jonge stormachtige rotsen

meedogenloos groeiend naar mij

ze dagen me uit, ze grijpen me

 

Op jouw rotsogen

slaan mijn verliefdheidsgolven te pletter

 

 

(dec. 1984)

 

 

 

 

 

 

 

 

Niemand kent de pijn die in me rondhost

van m’n denken naar m’n hart

van m’n benen tot m’n handen

tril ik nu van onzekerheid

 

De weemoed in m’n hart verlamt me

ik denk niet meer

ik staar naar onvindbare troost

nu jij er niet meer bent

 

Waar is toch je warmte

nu het ’s nachts zo koud is

m’n hele lichaam schreeuwt naar jou

maar m’n lijf valt langzaam stil

je luistert niet

ondanks dat ik van je hou…

 

 

(okt. 1985)

 

 

 

 

 

 

 

Als mijn ogen

de jouwe ontmoeten

snel en kort

doorheen een storm

van drukte en lawaai

jij ginder ver

ik hier, toch dichtbij

dan ben ik weemoedig

blij, omdat je me ziet

verdriet, omdat ik niet weet hoe

en hoe vertel ik jou

de woorden van eeuwigheid

de taal van eindeloze liefde

en eenzaamheid.

 

 

(nov. 1988)

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik  omknel mijn slaapkussen

en geef het vluchtig een zoen

omdat jij dat bent

Je drukt je hoofd tegen mijn borstkas aan

je luistert naar mijn hart, iedere nacht weer

mijn borsthaar tintelt van de pret

Je lippen verraden de glimlach

van een échte vriend voor het leven

's Nachts laat je me nooit alleen,

 

 

(verscheen voor het eerst in “’Sorry’ is altijd het moeilijkste woord - Ó juli 1998)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De pijn lijkt soms verdwenen

geen traan meer om jouw klucht

het is je vergeven

oprechte vriendschap overleeft

maakt me oneindig veel sterker dan jou

mensen zien en weten

dag in – dag uit

om jouw genegenheid

kameraadschap en tedere woorden

een hart dat schreeuwt en huilt

want jij bent lieve vriend

voor jezelf

nog steeds zinloos

op de vlucht

 

 

(verscheen in “De lieve vluchteling - Ó juli 1999)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijna alles zou ik  gaan haten zijn

1999 en mijn ganse bestaan in de voorbije eeuw

de oorlogen, de ruzies

honger en dictators

de schurken, de meedogenlozen

hypocrieten en lafaards

de gewetenlozen, de egoïsten

vrienden die geen vrienden zijn

Vrijwel niets zou ik kunnen koesteren

van 2000 en al wat daarna nog komt

ware het niet dat jij er bent

het enige wezen

dat ik niet tevergeefs liefheb

 

 

(uit “Een rotslecht 2000 toegewenst!” - Ó dec. 1999)

 

 

 

    P.40

(genomineerd voor poëziewedstrijd ‘LIEF 2006’ – Stad Hasselt 18.02.2006)

 

 

  Schoonheid en Troost

zijn ze ook voor jou

nog van betekenis?

Inzicht en Passie

het enige wat blijft in onze vlucht

voor de zich herhalende sleur?

Worden ze nog beleefd

als godsgeschenken door een jongen

die manhaftig 40 wordt, maar

in het plotse besef dat zoveel vervlogen is?

 

 

 

Ieder leeft verder met eigen irreële dromen

in zijn onontkoombare, zelfgenoegzame waarheid

Lotsverbonden hebt gij toch altijd

een stukje gelijk gehad

kan nadenken soms waarde-

doch nooit zinvol zijn over de Tijd

Nimmer vergeefs wanneer ik bad

om de Troost van het kunnen hunkeren

naar die niet weg te vegen vriendschap

en steeds weer te leren:

voor idiote fouten geldt geen grote spijt

 

 

 

Misschien is dat het

wat ons sterk houdt en recht

het gemis niet meer kunnen missen

is pijnlijk maar van pure Schoonheid

elke levensseconde een verbeten gevecht

geen van ons kan het

ook al was het maar voor even

uit zijn ziel en geweten wissen

 

 

 

Hoor mij nu, veertiger,

kletsen als een oen

ligt er een kruimel Troost

in ons diepste wezen

als ietwat lullige, bange,

nooit alleen maar eenzame nicht?

Ik kan niet anders,

ik moet het doen

schrijf ik voor jouw er zijn, ooit,

mijn allerschoonste gedicht

 

 

 

(aug. 2003)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

zijn 42e verjaardag  

 

het klinkt alleszins beter dan het er uitziet

want de eeuwige jeugd, zoniet het beste, is voorbij

je levensherfst heeft geen spectaculaire verwachtingen meer

feilloos verankerd in jouw eigen rare kwiet

de fobieën, de angsten, vrijwel niemand die ze ziet 

al wat je rest, zelfs de Tijd, is nochtans van mij

   

hoewel geen enkel moment van glorie, met de dag wranger

geen sarcastische genoegdoening die me verblijdt

elke minuut meer verdriet, je tronie zo ondeugend rot

zeur en verkramp niet langer

alles gaat toch kapot

toen we begonnen, was het al voorbij

 

gevoel van koud marmer, de enige die je kilte echt kent

telkens mijn wang je portret in de kader sust

en innig overdreven aandrukt, ontberend elke kalmte

verlang huilend mee naar elk eenzaam moment 

in je arduinen armen, kronkelend tussen je vingers van lust

dronken van elkaars warmte

 

is er dan echt niets meer, niets om te koesteren

geen zin, geen desem, geen woord, geen kruimel

alles ons ontglipt, van spijt zwanger

elke seconde banger en maar haastig en maar woekeren

gun jezelf de voldoening van rust terwijl ik naar je kijk

val en tuimel als mijn duivel

 

 

(aug. 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarom het missen niet meer draaglijk is

 

mijn gemoed geen god meer kent

 

stil rouwen met klodders onzin rondom mij

 

wie is het koppigst, ben ik het of is het de zure wijn?

 

Het beste is dat ik je nog duizend keer aankijk

 

en moediger dan ooit recht in je gezicht pis

 

het zal me blijven smaken m’n lieve vent

 

de zoete brij van hartpijn

 

 

 

 

(okt. 2005)

 

 

 

 

 

 

          

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

   III. de échte stadsdichter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

de stadsoplichter

 

Vijfduizend euro, wablieft?

voor Tommeke Lanoye zijn zes gedichten

de stadskas wederom verkracht en ontriefd

het gaat zo te zien steeds beter met de Antwerpse nichten!

 

Ik doe het voor de helft van de prijs

Drie per dag als ‘t moet, wat wil de stad nog meer?

Een zuinig voorstel en verdomd wijs

mijn schepen van financiën lacht weer

 

Vanuit mijn kabinetszetel

rijmen en dichten

bijna gratis ende voor niks

zonder mijn achterste op te lichten !

 

 

 

(verschenen in Gazet v. Antw./Het Nieuwsblad/De Nieuwe Gazet-HLN… 14 dec. 2002)

 

 

 

 

ODE AAN LEONA

 

Mijn moeder, mijn moeder

waarom hebt gij ons verlaten?

uw stad zal niet meer hetzelfde zijn

nu wij allen achterblijven

met alleen maar venten, gladde praters

en meer van dat soort trawanten

 

Gij Leona

gij had nog haar op uw tanden

niet altijd een schoon verdiep

maar minstens wat applaus op de banken

nu resten ons de mannelijke vriendschapsbanden

en netwerken zo vervelend eentonig

een stadhuis vol met weinig inspirerende klanken

 

Daar zitten ze nu zonder moeder

met een superschepen voor grootse topsporthallen

waarvan de cement al verjaard is

eer de architect is aangesteld

met nog één vrouwtjesschepen voor minisporten

tussen de kwijlende tennisballen

uitgedost met fraai etui, Thaise sjaal of gouden dasspeld

beslist geen kattenpis

 

Moeder Leona

gij exotisch eiland

waarop de Sinjoor nooit uitgerust raakt

kom toch terug of blijf nog wat

koester met de Antwerpenaar uw onverbreekbare band

geef er verdorie een lap op in de gemeenteraad

laat het alsjeblieft nog eens donderen dat het kraakt

 

Ons verdriet slaat diepe kraters

dit vertrek hebt gij niet verdiend, komaan ség

kop op meisje, we houden vast je hand

wij willen geen mediathieke mooipraters

wij willen Willem weg

wees voor altijd koningin

van dit wonderschone Antwerpenland !

 

 

(uit “De (echte) stadsdichter” – Ó sept. 2003)

 

 

 

 

 

 

 

 

Weerzinwekkend mistige stadsdichters

teisteren onverstaanbare ramptoeristen

aangevoerd in grote hongerige buiken

via baron Delwaides ivoren toren en terminal

potsierlijk ontvangen ten schone stadhuize

temidden verkommerde jurken

en groteske oplichters

 

Dubieuze Lanoyes en allochtone Nasrianen,

langdradige kaaskoppen of minstens toch halve

mogen van het zevenkoppige stadsbestuur

nooit dichten over o zo vluchtige Monica-miljoenen

doch jammeren vanop het imaginaire dak

van het nimmer gebouwde Antonis' museum

culturele nonsens met hoge drempels en autochtone tranen

 

Gladde slijmballen verwerven deeltjes van tonnen zwart stadsgeld

met een fistfull van nooit meer bepotelde epistels

noch door de Sinjoren - noch door Leona op safari

weinigen oprecht bezorgd om de verdwenen centen

als wenkt de briljante toekomst van nieuw rechts

uitdagend hunkerend naar het verse goud voorlopig

vast op de bodem van de stroom gekneld

 

 

(maart 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zo de stad, zo de dichter

 

zoo heeft altijd pech

met nijlpaardbaby’s fragiel en onmachtig

in de stervende stad

van te huur staande justitiepaleizen

en een dolend college zonder wijzers naar de weg

 

stad van altijd pech

waar enkel zwart nog geliefd is

en La Esterella meer dan vijfentachtig

geeft op ’t Schoon Verdiep

gratis haar versie van een orgasme weg

 

gemeenteraadsleden met altijd pech

schepenen zijn hun steeds weer voor

dank zij de geile pers

en in het stadhuis het verraderlijke mollenkoor

 

zo de schepen, zo de oplichter

 

 

 

(okt. 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En Van Peel degoutant en gespeeld klagen

over personeelsleden die er jaren niet waren

omdat ze aan de stad niet tellen kunnen

 

En Pauwels die Groen! lacht

nu Vogels haar op de kandidatenlijst versmacht

omdat Mieke het onnozel idealisme niet kan stoppen

 

En Grootjans in de leegte staan blaffen

bij brandweer en politie valt er weinig te lachen

omdat de burgemeesterbaas zelf alles wil besturen

 

En Voorhamme de veel te koele slinger

tussen onderwijs en jeugd zonder veel getimmer

omdat je kinderen niet in kiesvee kan toveren

 

En Bungeneers de grote leugenaar

laat de middenstand in de steek da's zonneklaar

omdat verliescijfers nu eenmaal niet liegen

 

En Pairon koopt braaf nooit meer dure pakken

heeft op de duur 't schijt aan alle soorten blauwe zakken

omdat excentrieke types op 't stadhuis niet aarden

 

En Heylen en Van Campenhout op TV maar hijgen

nu show en sport belangrijker lijken

zodat over hun paard getilde nijlpaarden niets in 't beleid doen lukken

 

En Delwaide die in Matadi steeds vaker bleit

want de VLD is de baron na 2006 liever kwijt

omdat 't havenhuis te ver weg van 't stad is gedreven

 

En Van Wallendael maar zwijgen en stillekes wegkwijnen

een heldenrol valt niet met Visa-brokken te lijmen

zodat Tuur een wijze is in het college der doofstommen

 

 

(dec. 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik ben de enige échte stadsdichter

 

 

jarenlang m’n broek er versleten

 

 

gezwoegd voor d’één na d’andere oplichter

 

 

zonder scrupules, zonder geweten

 

 

wat ze in ’t jargon noemen ‘een schepen’

 

 

elke dag de stadskas wat lichter

 

 

dus geen gezever

 

 

ik kan het weten

 

 

 

 

(febr. 2006)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 IV. Humor

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het zomeruur

 

Je zal zeggen: de mens is een mooi wezen

maar wacht, ik vraag je eerst dit te lezen

Bij de mens komt het hierop neer:

hij moet ‘hebben’ en steeds meer en meer

 

In den beginne moest hij het vuur

en vele eeuwen later wou hij een zomeruur

Waarom ‘zomer’-uur als het al in de lente begint?

Heeft men dat nog niet verteld aan ’t nietsvermoedende kind?

 

Een kind zou zoiets nooit uitvinden

’t heeft wel aandacht voor de spelende winden

maar de mensen leven liefst op hun gemak

en aan liefde, vrede en nederigheid hebben ze lak

 

Wordt het niet eens tijd dat hij zich gaat bezinnen

in plaats van ook nog de Tijd voor zich te winnen?

Zou hij niet beter eens wakker worden en groeien

in plaats van met de dierbare Tijd te knoeien?

 

Mij kan het niet schelen die zomer- en winteruren

want God zal zelf wel bepalen hoelang het hier

op aarde nog mag duren

 

 

(maart 1981)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ruimtehumor

 

De dag dat het zonlicht niet meer scheen:

’t was God

Hij doofde de lamp

draaide Zich om

en ging heen.

 

 

(jan. 1982)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gedicht voor een EK-finale

 

Ooohhh lieve Toldo

knappe geile Italiaan

keeper van mijn dromen

waarom zag ik je niet eerder staan?

’t is te laat om nog naar je toe te komen

ik mis je nu al zo

pak jij straks even tussendoor m’n penaltietje aan?

 

 

(juli 2000)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gedicht vol cafétriestigheid

 

Ik ben per ongeluk geboren

en ik wil liefst ook weer per ongeluk gaan

niet in een ziekenhuis vol met buisjes en boren

maar gewoon al rukkend in de zetel

of fris wandelend langs een mooie baan

 

Ja ooit moet toch eens de druk van de ketel

maar ach, het zal me weer niet gegund zijn

als het ooit zover komt

’t is net als met hartpijn

die bonkt tot in mijn kont

 

Zelfs één enkele mooie dag voor mij, nee

want in de hoek van ’t café

zit weer die madam

met haar veelst te grote snee

 

 

(juli 2000)

 

 

 

 

 

 

 

 

Het leven is te kort

 

het duurt echt niet lang

 

smeer dus regelmatig wat krijt aan uw keu

 

en profiteer er verdorie van!

 

 

 

(de laatste 3 gedichten komen allen uit “Viersel by night” – Ó dec. 2000)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

37

 

Mijn cardioloog wordt gek

ik mag niet meer eten of drinken

laat staan roken

enkel vijf keer klaarkomen per dag

schijnt goed voor ’t hart

dat doe ik dan maar

met een grote sigaar

 

 

Mijn baas wordt gek

ik mag niet meer op verlof

werken, werken en doordrammen

alsof er niks anders is in ’t leven

tot ze me ergens vinden

doodvallen met een zachte plof?

dat doe ik dan maar

als het zover is, mij is het om het even

 

 

Mijn ‘zogenaamde’ kameraden worden gek

ik mocht deze week niet mee naar Tenerife

verweesd achterblijven in het parochiecafé

plaats bij uitstek waar je wordt belogen en bedrogen

van mij mogen ze verzuipen in de zee

of verbranden tot zwart roet

of ‘t niet aantrekken en wegschrobben met wat Cif?

dat doe ik dan maar

laat ze verder zever verkopen, ik kan dat even goed

 

 

37 worden

met een gekke mensheid op mijn gemoed?

dat doe ik dan maar!!!

 

 

(okt. 2001)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

voor een 80-jarige groottante

 

 

 

En God verveelde Zichen moest één keer goed geeuwen

 

 

En Eva zag één flits

voorbij zo’n 80 jaren

voor haar leken het wel eeuwen

 

 

Mijn God, vroeg Eva, ga eens wat vroeger slapen

ik verwacht nog lange, boeiende jaren

temidden van mijn dierbaren

 

 

En God moest niet één keer meer gapen

 

 

 

 

(mei 2004)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dromen over de liefde komen helaas nooit uit

 

dat komt door het katholicisme

 

Jezus kende van de liefde immers geen fluit...

 

 

(mei 2005) 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zondagavondimpressies

 

Geile rotte hond

verdwijn uit m’n ogen

triomfeer nooit aan het front

narcisme is leuk voor de doden

laat m’n ziel met rust

draai en wiebel niet zo met je kont

 

 

(okt. 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

push’ zegt Laura

het meedogenloze ‘wife’ van Bush

en George duwt grijnzend op de knop

laat tien megaton bommen los

boven op Irans fanatiek religieuze top

 

Opnieuw trillingen tot in Bam

aardbevingen komen soms ook uit de lucht

attack, attack!’ , net als ik iedereen eraan

ijlt Sharon in Jeruzalem met een laatste zucht

Nee,’ feliciteren Freya en De Gucht,

internationale politiek is geen klucht

 

Koffie?’ vraagt Annan tevreden aan Tony Blair

en buiten scheren alweer verse Stealths

hoog door de Europese ‘air

 

 

(jan. 2006)

 

 

 

 

 

 

                                        V. Recente poëzie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

de cirkelende sleur,

het gebulder

in mijn kop

 

 

steeds weer voerend

naar die wellustige top

 

 

eindeloos hongert,

het gehunker

 

 

m'n God stop

katalyseer de zelfvernietiging

of hou er gewoon mee op

 

 

 

 

(juni 2005)  

 

                                                                                                                                                                                           

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mijn nooit eens vriendelijk  gewezen vriend

met je smoel vol venijn

het hart vol azijn

jij begrijpt het nog altijd niet

is je halfkale bol écht te klein?

nog elke seconde van de dag

die eeuwig stekende pijn

kleur toch eens die blik van chagrijn

die telkens weer aankomt als een mokerslag

en vlucht alsjeblief weg uit de meute mensen

die nooit van hun leven er eens in slagen

aangenaam te zijn

 

 

(juni 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(bis)

 

mijn vriend

verdroogd in herinneringen

springlevend in de dagelijkse sleur

doorboord steeds mijn wonde

rottend van het gezeik en 's mensen gezeur

kon ik je maar vasthouden

teder en met kleur

heel even maar

want leven is leren

sterk alleen te zijn

in hoop en vertrouwen

ook al doet dat verdomd pijn

mijn vriend

als het laatste augustuslied weerklinkt

 

 

(aug. 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik hou van je

 

weinigen hebben het ooit echt geweten

 

omdat ze alleen maar lachten

 

niet zagen hoe ik weende

 

moge hun gebeente uiteen rijten

 

hun vel liters zweten

 

want ik kon veel van je houden

 

maar hen nooit vergeven

 

 

(sept. 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oudjaar

 

Het dorp was verlaten vannacht

temidden wansmakelijk feestgedruis

net als ik, mijmerend voor de buis

weg zijn de nepkameraden

met het mes nog in de hand

weg zijn de échte vrienden

vaak naar een wazig land

het verzacht te weten

er is lijden onder elk gedragen kruis

beter stil te huilen, alleen thuis

vannacht

 

 

(1 jan. 2006)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VI. De uitsmijters van   Tommeke Bavarois

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Midzomernacht 2004

 

O Viersel

zonder kathedraal

of boerentoren

doch immer fris

hoewel ongeschoren!

In de schaduw

van onze kleine stad

zonder veel praal

doch massa’s pracht

zonder knellende ring

kunnen we dag na dag

ongegeneerd en gewis

met torens vol goesting

elkander teder liefkozen

zeker met midzomernacht!

 

 

(uit “Hij was 40 in 2004” – Ó dec. 2004)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gedicht tgv verkiezing Paus Ratzinger

(gebaseerd op soldatenliedje van Marlène Dietrich)

 

 

Unter die Lantärne von das Vatikaan

steht der neue - alte Papst

mit sein weisse sokskes an

Er sagt: Ich spiele hier nun für Sinterklaas

und schiesse auf kardinal Arinze

den schwartzen haas

Auf balkon rufe ich "Sieg Heil"

jawohl wiederum "Sieg Heil"

 

 

(mei 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Midzomernacht 2005

 

O Emblem

zonder kathedraal of boerentoren

doch in ‘De Tramstatie’ zo velen

telkens opnieuw geboren!

 

In de schaduw van ‘t schone Lier

schenkt gij ons

massa’s leute en plezier

vliegen we er steeds weer in

met de zegen van heilige Gommer

omwille van die drukke baan

onder leiding van noenkel Mil

of den Brommer!

 

genietend van ’t leven z’n pracht

altijd wel een lach, soms een traan

zeker met midzomernacht!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Meteen mee

(genomineerd voor ‘Huisdichter VRT-Radio1’ - 26.01.2006 en ‘12e. Poëzieprijs C.C. Boontje’ Sint Niklaas – 23.04.2006)

 

 

 

 

Ik huil elke dag

 

omdat de mensen zo slecht zijn

 

en mijn ouders zo zacht

 

om het gemis aan warmte en gloed

 

de geur van proper ondergoed

 

 

(nov. 2005)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Telkens   weer

slaat   wat er vroeger was

weer   als een vlam omhoog

uit   de oude as

 

Telkens   weer

alsof   het nooit geneest

blijft   er die pijn bestaan

om   wat is geweest

 

Liefde   voor altijd

telkens   weer

 

 

Friso   Wiegersma

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

8 jun 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket