Ik geef je geen naam meer, edeldrummer, rechterszoon, heb al teveel geprojecteerd.
wat waren we jong en gaaf! We luisterden naar de Doors: ‘ riders on the storm en light my fire’. We dronken teveel goedkope wijn en soms moest ik de misselijkheid met melk te lijf. Het melkmeisje. Nog altijd, als ik de muziek hoor gaat er een venster aan herinnering open. Later was ik op Pére-la- Chaise in Parijs, ledigde er een glas betere witte wijn. Ik was er met Johan, ook dat zal je niet verbazen. De jonge man voor wie ik jou verliet. Of beter gezegd, aan wie ik mij verbond toen jij en ik elkaar moesten verlaten. Weet je nog dat we op de trap stonden en en boek moesten verscheuren? Het mocht niet meer leven bij één van ons. Het moest verdeeld. Weet jij nog welk boek dat was? Pearls before swine...? Zoiets?
Zoveel jaren later, het meeste mis ik nog het herinnering delen. Natuurlijk is mijn herinnering zoveel anders dan de jouwe. Zelfs in één gezin met onze acht kinderen, heeft ieder zijn eigen jeugd meegemaakt. Ik moet denken aan boek: herinneringen aan Maria Zachea. Waarin 11 kinderen over hun jeugd vertellen aan hun tante. Dat alle elf een andere versie hebben, ieder tegen de achtergrond van de hoeveelste en welk geboortejaar. Vreemd en toch bebrijpelijk. Dezelfde ouders, allen geliefd en toch.
Dear E. Jij was voor mij de toegang tot het ‘grote’ leven. Jij leerde me van jazz houden, van grote schrijvers. Al gooide je je vuile goed op de grond, dat deed er niet toe.
Je kookte indische rijsttafels voor je linkse vrienden en mij. Maar jouw ouders, vooral je vader, gaven mij een thuisgevoel. Ze mochten mij. Wij mochten -ongetrouwd- samen slapen op matrassen op de grond. Je moeder bracht een kopje thee: zwart en wit op één kussen. Jij pikzwart, ik loeiblond. Zo waren we, verliefd, geborgen en vrij!
Nog altijd heb ik heimwee naar jouw ouders, het gezin van vroeger.