Rij A13, ik heb het gehaald, nog net op tijd. Waarom duurde het ook zo lang eer mijn hamburger klaar was? Fast Food, werkelijk? Ik geef haar mijn vliegticket.
Verkeerde verdieping, snauwt ze. Ik kijk vragend, verwonderd omdat ze tegen me snauwt. Ik had nochtans mijn beste Duitse glimlach boven gehaald.
Verkeerde verdieping, herhaalt ze. Alsof ze een dictafoon heeft ingeslikt. Ik kijk nog eens vragend, deze keer omdat ik me afvraag of ze een robot is. Zo eentje uit de toekomst, of uit Japan, wat min of meer hetzelfde is. Ik zie de eerste rimpels rond haar ogen en mondhoeken. Dus toch een mens. Zo rond de 40, vermoed ik, maar best nog knap. Wat niet strookt met haar humeur.
Het is niet eerlijk, zeg ik. Nu is het haar beurt om vragend te kijken. Oeps, de woorden te laat ingeslikt. Welke verdieping dan? probeer ik opnieuw.
Zie ik eruit als een grondplan? Weer snauwt ze tegen me.
Ik druip af en waan me in een escape room. Ik vraag me af waar ik de gate-nummers moet ingeven om de juiste verdieping te vinden. Of misschien iemand die niet tegen me snauwt. Na een tijdje ren ik opgelucht naar rij A13. Ik kom opnieuw hetzelfde hamburger restaurant tegen en ... daar zit ze. Ze ziet mij en wordt lichtjes rood van razernij. Weer ben ik op de verkeerde verdieping! Ik sla in paniek, het wordt wazig voor mijn ogen. Ik draai me om en val in de armen van een knappe, lange man. Die me met een lieve glimlach en een zachte, exotische stem vraagt of het wel gaat.
Ich muss luft haben, zeg ik in mijn beste Duits.
Je bedoelt “flughafen”, snauwt de robot achter mij.