Maagdenmetropool. Naar iedere hoek
- of bijna iedere - kun je reiken
vanop de vorige. Daar staat te kijken
een maagd met kind gewikkeld in doek.
Ze waakt als alleen jonge moeders dat kunnen:
een oog op de kleine, een oog op het volk
dat voorbijstreeft, in de pas, in de kolk
van het kopen en grijpen en jezelf ook iets gunnen.
Ik wen er niet aan, het gestaar van de maagd.
Haar blik brandt nog steeds mijn geweten in gang.
Dan versnel ik mijn pas, ze maakt me zo bang
als wanneer iemand geld én mijn leven vraagt.
De ergste vind ik wel die paar hoeken
waarop de peuter flink met het vuistje
al vasthoudt aan zijn toekomstige kruisje.
De maagd draagt het kind met ogen die zoeken...
de mijne! Ze raakt, die bevroren scene.
Zo stil ze staan, ze doen bewegen.
Ik stop. Ik streef mijn stad niet tegen
en geef aan de glorie, de maagd, en de Kleine.