Ze zaten met z’n allen op de bus. De tarmac lag breed uitgespreid, klaar om hen te ontvangen in hun thuisland. Moe en een enkeling zich wagend aan een woord zaten ze ‘s ochtends verspreid over deze bus, die voor geen enkel ander individu toegankelijk was. Alleen dit kliekje, dit allegaartje van karakters de een al meer uitgesproken dan de ander. Een bonte mengeling van leeftijden, geslacht, afkomst, religie en politieke voorkeur. De chauffeur voelde zich enigszins geprivilegieerd dat hij deze mensen mocht rondrijden, al was het maar enkele honderden meters tot de deur, waarachter ze uiteindelijk van elkaar zouden afscheid nemen. Voor sommigen was het wachten op een weerzien in de onbekende toekomst. Anderen wisten al wanneer ze opnieuw met elkaar gingen samenwerken.
Het was vroeg in de ochtend. Een kleine ochtendnevel bedekte de verderop gelegen velden, zorgend voor een desolaat landschap waar er vertwijfeling bestond tussen wat nog aarde was en waar het luchtruim begon. Enkel een klein bosje, grenzend aan het afgebakende terrein en deels opgaand in de mist, maakte duidelijk waar die eindigheid ongeveer moest beginnen. Het lagergelegen gebied had jarenlang dichte mist gekend op dit ogenblik van de dag. Eén van hen was het opgevallen dat die niet meer bestond. Marlène Moon. Ze stond als enige recht samen met de commandant en first officer. De twee mannen hadden op deze vlucht lang genoeg in hun kleine cockpit gezeten en de benen strekken was een welkome activiteit, ook al schokte de bus hevig en hield de chauffeur er een gezwind tempo op na. Het maakte op hen geen indruk. Ze hadden beiden met ogenblikken voor hetere vuren gestaan, of liever, zittend gevlogen. Eén van hen was een cowboy geweest. Geen indianen neerschietend, maar zichzelf voorbereidend op het vliegen van een F16-straaljager en het mogelijks moeten laten vallen van bommen. Hadden de g-krachten van gevechtsvliegtuigen hem in het verleden gelonkt, nu hij had gekozen voor de burgerluchtvaart, lonkten vooral de g-spots van de vele vrouwelijke collega’s. Hij mocht er dan al een kleine carrière in het leger hebben opzitten, hij zag er bijzonder appetijtelijk uit. “Lekker kontje”, had een onderonsje vrouwelijke collega’s elkaar daags ervoor nog toevertrouwd. Hij keek zo onachtzaam mogelijk naar Marlène. Haar lijf was het enige wat hem op dit ogenblik intrigeerde. Hij had een uurtje kunnen slapen voor de captain de vlucht had ingezet en was nu terug in topvorm, klaar om de eerstkomende uren de dag aan te vatten en tegen de middag voor het bed te kiezen. Of zou Marlène daar verandering in kunnen brengen? De blik van Marlène was richting velden gekeerd. Ze had geen idee van een blik richting haar gestalte en geen weet van wensen waarvan zij deel uitmaakte. Dit was duidelijk niet haar wereld. Meer dan ergens anders was er hier toeval. Ze nam alle veranderingen met een nauwgezette blik waar, als ware dit haar laatste.