WAARSCHUWING : deze titel behoort tot de categorie ‘fake news’ en de onderstaande column is pure fantasie.
Nog geen jaar geleden, het was juni, de zon zomers en het asfalt rond het rusthuis warm. Met zijn vijven zaten we rond een rechthoek, een tafel in een kleine vergaderruimte van Westervier, een rust- en verzongingshuis te Sint-Kruis (Brugge).
‘Je mag blij zijn dat ik een plaats gevonden heb’, was de repliek van mijn zus geweest op mijn minder enthousiaste reactie na de opname van mijn moeder in dit rusthuis, en dat 'het op aanbevelen van de geriater was’.
Ons moeder zat daar in die kamer, of beter lag daar de ganse dag op dat bed, het centrale meubelstuk. Het was een tegelijk haar slaapkamer, living, en verveelruimte, maar ze had geluk, haar kamer was aan de noordoostkant van het gebouw, de ochtenzon kon zonder argwaan binnenschijnen en kreeg verder weinig kans om de kamer al te veel op te warmen gedurende de rest van de dag.
Maar na een maand of drie vond ze het genoeg geweest, mijn moeder. Ze wilde terug naar huis. Ik beloofde haar het nodige te doen en daar zaten we, enkele dagen later, aan die tafel in die vergaderruimte.
Het lijkt me ook bedroevend dat bij die ouderen doorgaans de indruk gewekt wordt dat ze niets meer zelf te beslissen hebben -ook al zijn ze nog volkomen rechtsbekwaam-, dat daar eerst over beraadslaagd dient te worden, met alle kinderen, met de huisarts en de verantwoordelijke van het rusthuis.
Ik had me niet aan een situatie één tegen allen verwacht. Ik bleek de enige te zijn die nog echt oor had voor de wensen van mijn moeder. Het rusthuis zou een veiligere, meer stabiele plaats voor mijn moeder zijn. Opgesloten was ze daar niet. Het scheelde niet veel.
Maar wij -dat zijn mijn moeder en ik-, wij hadden er genoeg van. Dit was niet de omgeving waarin mijn moeder haar laatste levensjaren wilde slijten, waar ze wilde wachten op de dood en enkele weken later, nam ik haar mee naar mijn huis, waar ze stilaan weer tot leven kwam, taken in het huishouden weer op zich nam.
Het huis van mijn moeder had mijn zus al willen verkopen. Het bleef van mijn moeder. Ze woont er nu weer, in haar eigen huis, ver weg van die rusthuizen, die nu stilaan echte doodshuisjes worden.
Oké, het is goed gelopen voor mijn moeder, ze is beter geworden, ze woont weer zelfstandig in haar eigen huis, maar ze had even goed bij ons, bij ons gezin mogen blijven, in quarantaine desnoods, en ik heb het niet gelezen in het 10-puntenplan van Wouter Beke, om zoveel als mogelijk ouderen die nog gespaard bleven van covid-19 op te nemen in het gezin van één van de kinderen.
CD&V, de partij van het gezin, die zoiets niet eens voorstelt. Wake up, Wouter, rusthuizen zijn een ziek symptoom van een zieke tijd, waar het eigenbelang voorrang krijgt op de zorg voor de eigen ouders en ik durf zelf te stellen: wie midden maart, toen het duidelijk werd wat ons te wachten stond, zijn ouder niet uit zo’n ziek rusthuis redde, die heeft nu stront aan de knikker, die is nu mede verantwoordelijk voor de dood van zijn eigen moeder of vader.
De passiviteit van éénieder die een ouder in een rusthuis heeft, mag gerust misdadig genoemd worden. Besef dat je een leven had kunnen redden en wat je naliet, dat je een doodsvonnis velde over je eigen vader of moeder.
Is dat cru gesteld? Kan zijn. Had je iets kunnen doen? Ja! Om een leven te redden? Hoogstwaarschijnlijk!
Slaapwel, Wouter. Slaapwel, kind dat zijn vader of moeder achterliet in het rusthuis. Hun dood aan corona mag gerust op je geweten liggen en het proces over de onvrijwillige doodslag zal niet gevoerd worden. Je gaat vrijuit. Dat is normaal in deze zieke tijd.