ik was een jaar of elf
toen ik hem zag met een aapje
verpakt als geschenk uit het ondenkbare en een land aan de kim
alles lag aan die horizon of daar voorbij
ook mijn voeten naar hem toe
vallend in zijn open armen en gulle borsthaar
zijn kin naar me toe geschoven
het aapje op de schouder van vertrouwen
zijn lach hing aan mijn jonge lippen
hij bleek het ontegensprekelijke van een matroos
die ik niet begreep bij de diepte van de zee
de verte van een bloedverwant aan mijn hand
ik was een kinderhelft
tot ik zag dat het aapje hielp met de inpak
het vertrek in koffers en de hemden gewassen