Meneer Blauwe Kat

6 aug 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Elk onbenullig dorpje dat onder ons is uitgestrooid, kan ik bedekken met één klauw. Zo klein ogen ze vanuit mijn ronde raam. Kronkelige wegen verbinden ze als een zenuwstelsel met elkaar. Die grote weg is de slagader, dat dorpje het hart. Terwijl ik dit bedenk, passeren we een grote rivier. God weet welke rivier, het interesseert me ook niet echt. Ik walg van de rivier, hoe het zijn weg vreet door de aarde zoals een gigantische, hongerige worm. Misschien heb ik deze gedachten gewoon omdat ik water haat. Katten kunnen zo zijn.

 

Mijn mager lijf is vol verdriet. Eerst vulde het mijn hart, dan mijn hoofd en nu is het overal. Ik ben moe. Misschien is het zo omdat ik een blinde en eenzame kat ben. Ik heb niets beter te doen dan mijn bebloede poten te likken. Of misschien is het zo, omdat ik goed ben in verdrietig zijn. Dat is het enige waar ik echt goed in ben, naast dromen. Ooit was ik wit, sneeuwwit. Ik dronk mijn melk, toen bevroor en stierf ik.

 

Ik denk aan haar donkere, krullende vacht en haar bruine ogen. En die kleine vlek onder haar linker oog. Haar glimlach was warm en mysterieus tegelijk, zoals de maan oogt voor ons maanwezens. Zelfs als ze me vertelde hoe koud ze eigenlijk was, had ik haar lief op mijn manier.
Katten hebben de gewoonte om te liegen. En daar hoopte ik op, dat ze loog. (Als je katten wil verstaan, móét je dit weten.)

 

Mijn enige vrienden zijn de schapen dat niet echt schapen zijn. Ze bestaan uit dezelfde wollige materie dat zweeft tussen ons en de velden beneden. Het creëert zulke massieve schaduwen, groot genoeg om een heel bos te hullen in duisternis. Is het niet vreemd dat die heldere lichamen, bestaande uit wol en water zo'n schaduwen kunnen maken? Ik ben bang van zulke dingen, ze maken me stil. Daarom tuur ik over mijn schouder, om te zien of hier ook honden zijn. Teveel naar buiten staren kan een kat blind maken (ook een belangrijke les over katten).

 

Terwijl ik rondkijk, tel ik vele andere wezens. Geen idee of het echt honden zijn, dat is moeilijk te zeggen. (Misschien omdat geen van hen blaft.) Het kunnen evenwel schapen zijn. Schapen in wolfskleren, hondenkleren of zelfs schapenkleren. Ik ben bang van honden, want ze maken veel lawaai en hebben lange tanden. Ik verstop me voor hen, tenzij het niet anders kan. Als ik ze toch ontmoet, blaf ik zo hard, tot de honden denken dat ik wel hele lange tanden moet hebben. En als ik moe ben, blijf ik als een stambeeld staan totdat ze hun aandacht verliezen en verdergaan.

 

Ik denk aan wat nu eigenlijk verkeerd ging. Je vraagt je misschien af of katten dat wel horen te doen. Katten dat denken, denken en denken, is dat niet vreemd? Ik ken een kat dat beter weet.
Ze noemt Kat. Een kat genaamd Kat, komt dat niet gelegen? Van Kat tot kat, dag dag kitty kat, het spijt me.
Misschien komt het omdat ik helemaal geen kat ben. Weet je nog dat katten altijd liegen? Nooit ben ik een kat geweest. Of was ik er wel één maar enkel als kind. Het is zeker dat ik nu geen kat meer ben.
En dat is wat er scheelt aan me, dat is exact wat verkeerd ging. Verkeerd als een kat zoals ik kan zijn.

 

"Arme kat. Och arme, arme kat." Dat is wat ze tegen mij zegt.
"Arme kat, waarom doe je niet wat meer je best? Waarom lijk je niet wat meer op een kat?"

"Omdat ik eigenlijk een schaap ben. Een schaap in kattenkleren."

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

6 aug 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket