Ik begin meer te lezen over bipolaire stoornissen. Iemand die ik goed ken zegt er last van te hebben maar ik wist niet juist wat dat betekende. Hij zou, zegt hij, periodes beleven waarin hij veel energie heeft. Dat wil ik ook. De laatste keer dat ik veel energie had, kende ik die mensen nog en deed ik veel dit en andere dingen, maar nu niet meer.
Mijn vriend heeft een onaflatende bron die hem voedt met weetjes, ideeën en inzichten en zegt een constante stroom van woorden te ervaren waarvan hij er veel niet uitspreekt. Soms omdat ze niet relevant zijn of te belachelijk of gewoon omdat ze al eens gedacht zijn. Hij spreekt er ook veel wél uit en hij lijkt ook altijd zo opgewekt. Ik heb alleen oude terugkerende gedachten die me triest maken. Ze geven me een gevoel van veiligheid. Ik zou overmand raken door zoveel nieuwe gedachten. Hoe kan je nu een idee vertrouwen dat je nog nooit hebt gehad?
Mijn vriend maakt graag plannen, vaak vertrekkend van opgedane kennis en test graag talenten uit waarvan hij niet wist dat hij ze had. Reisje hier, feestje daar. Het kan precies niet op. Wel een beetje veel allemaal. Hoe meer ik hem hoor vertellen, hoe meer ik me afvraag of hij al die dingen ook daadwerkelijk doet. Ongerealiseerde ideeën tellen niet voor mij. Ik zou me schamen om ze zelfs maar een idee te durven noemen. Maar het gaat niet over mij.
Hij moet altijd in de belangstelling staan. Net als mijn vader, die veel van hem weg had. Die kon ook honderduit vertellen over de dingen die hem fascineerden en dat waren er best veel. Hij kon kleine dingen groot maken. Dat is handig als je blij wil zijn. Maar hij werd er ook triest van. Ik snapte niet meteen hoe je dat tegelijk kan voelen. Je bent toch niet eerst euforisch en dan net daarna ontroostbaar?
Mijn vader was ze beide en hoe meer ik ze samen zag hoe meer ik van hem ging houden. Ik kon de schoonheid zien van de dualiteit die in hem huisde maar ook de pijn die zijn dubbele monster meebracht. Die pijn werd groter tot hij volledig mij was geworden en er geen plaats meer was voor blijheid. Ik haatte wie ik zag. Mezelf en de spiegel. Waarom werd hij niet gewoon beter. Ik hoop dat mijn vriend dit nooit zal moeten meemaken.