wat het gelaat verraadt
als de vuist in een broekzak smelt
en de tong lam van twijfel is.
wat je zegt met wenkbrauwen en mondhoeken
als je de armen niet omhoog strekt en de kreet
niet volgt op een zege, als je je wil afwenden
maar het fatsoen dwingt je om te blijven.
wat je met geen zeven talen zegt maar
met een alfabet van honderd kleine spieren
als de mist naar de heupen stijgt
en je houdt de borst hoog.
en hoe ik stemloos en monddood
O zeg met lippen en te grote ogen
als je me met een bezoek verrast.