De vrouw/bazin:
17 juni was het.
Ik herinner het mij nog goed.
Alsof het gisteren was.
17 juni 2013, de dag dat ons Aloha stierf.
Ik had ze ooit nog van mijn man zaliger gekregen.
Hij had ze meegebracht van een zakenreis in Honolulu.
De schoonste pup uit het nest, zei hij.
Ja ja, …
Ze was schoon, met haar blinkend pelske.
Altijd blij.
Met twee van die zwarte,
glinsterende oogskes.
Juist twee parelkes.
Ze heeft veel voor mij betekend.
Ze heeft mij door veel triestige dagen gesleept.
Ze was al efkens ziek.
Kanker in de darmen. Niks meer aan te doen.
Ik heb nogal gebleten toen de dokter het mij vertelde.
Een week aan een stuk. Zéker.
Het beestje voelde het zelf ook.
Haar oogskes stonden dof en haar pleske verloor glans.
En janken, ne Godgansen dag janken.
Ik moest iets doen.
Ik moest haar laatste dagen op dees aarde onvergetelijk maken.
Ik was dat aan haar verplicht.
Alleen nog het beste voor mijne schat.
Ge moet weten, ons Aloha werd geboren in Honolulu.
Dus dacht ik,
zou dat nu niet schoon zijn,
mocht ik ze kunnen begraven waar haar leven ooit begon?
Het leven dat is gelijk als ne cirkel.
Dat zeggen ze toch?
Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.
Zou het nu niet schoon zijn
dat ik Aloha hare cirkel zou rondmaken?
Dus wij het vliegtuig op,
richting Honolulu.
De laatste avond voor ze stierf, nam ik ze nog mee op restaurant.
Dat heeft nogal wat voeten in de aarde gehad,
want ge moogt niet overal binnen met huisdieren.
Daar zat ik dan
aan een tafel met dat beestje.
De mensen keken nogal.
Ik had speciaal een nieuw kleedje gekocht.
We namen de duurste steak en dronken champagne.
Dat is eigenlijk niet goed voor een hond, maar wat maakte het nog uit?
Ze zou toch sterven.
Ze kon er maar van genieten.
’t Was misschien wel de schoonste diner die ik ooit heb meegemaakt.
Den triestigste ook,
maar ‘t was schoon triestig,
verstaat ge?
Dezelfde avond nog
stierf ze in mijn armen.
Diene nacht droomde ik van haar.
Ze kon ineens spreken.
Ze vertelde mij dat het haar laatste wens was om op zee begraven te worden.
Ik schoot wakker.
Ik zou dat beestje niet teleurstellen.
Ik zou haar de begrafenis geven die ze wilde.
Ik stopte ons Honolulu in een schoon dozeke en stak die in mijn strandzak.
De volgende dag heb ik ons een boottrip geboekt bij de toeristische dienst daar in het hotel.
De brave mens achter den balie wist niet wat hij hoorde,
maar ik heb het toch gedaan.
Het was ne schonen dag.
De zon stond hoog aan de hemel.
Er was geen enkel zuchtje wind en de zee was dus kalm.
Toen we ver genoeg van de kust waren
en de haven nog maar een klein puntje meer was,
toen heb ik haar nog ne laatste kus gegeven op haar lief koppeke.
Ik heb in haar oor gefluisterd ‘het gaat u goed’
en ik heb haar te water gelaten.
In’t leven moet ge de ander soms letterlijk loslaten
om hen maar ook uzelf gelukkig te maken.