naakt gloeien we op.
de thermostaat mag lager.
we staan zonder blos op onze kleren.
ik prik in je navel, de knoop van ons laatste pak,
naadloos gegoten. gisteren schilfert van ons af.
je streelt rimpels weg en blaast het vuur aan.
het merg bloeit. zenuwen eindigen in handen.
verdoofd door de klok lachen we om littekens.
ze herinneren niet langer aan het mes.
je ruggengraat, een rits die niet open kan.
alleen de slang raakt zijn huid kwijt.