‘Nondedju’ was één van de woorden die ze vaak hoorde, die ze grappig vond. Telkens als er iets misging, murmelde ze ‘nondedju’ en moest ze even glimlachen. Het was als een toost, vond ze. Het leek op het ‘nasdrovnje’ uit haar eigen taal, meer dan op het harde ‘gowno’ of het verbaasde ‘jejku’.
De gebogen krullebol aan haar arm liet er soms één ontsnappen, zo een kluchtige krachtterm. ‘Potdomme’ zei de verrimpelde figuur . ‘Potdomme’ echoode Anna.
Soms was het omdat ze even struikelden. Soms was het een ver monster uit een ver verleden dat de afwezige oude vrouw bezocht. Helemaal zeker wist ze het nooit. De dikke groenige gordijnen aan het einde van de gang waren zo mistroostig dat je bijna rechtsomkeert wou maken. Ze beeldde zich in dat ze daarom zoveel vloekten.
Haar grootmoeder was altijd een slaperige matrone gebleven in de schommelstoel van hun huis in Katowice. Ze hadden nooit een poging gedaan om naar gordijnen te wandelen met oma. Anna beeldde zich soms in dat zij die verwarde figuur was met de grijze struik haren. Wat zou ze het liefst doen? Wandelen of indommelen?
In de Nederlandse les fantaseerde ze zich een slaapkamer, een living, een goed functionerende verwarming en een mooie badkamer bij elkaar. Na de les ging ze naar haar studio, trok haar slaapbank uit en was blij als ze kon skypen met haar thuisfront. Als het signaal niet te zwak was, richtte ze de camera op de verste uithoek van haar kamer en begroette ze haar Pjotr en de twee zonen. Daarna at ze havermoutpap.
15 maanden waren zo voorbijgegaan. Nog twee maand en dan zou ze voor 14 dagen teruggaan. Ze telde de baden die ze nog zou geven, de porties fruit die ze zou snijden, voor ze haar stevige laarzen in de Poolse sneeuw kon zetten. Ze sliep vredig.
Pjotr kon niet in de zo gegeerde bouw werken. Arbeidsongeluk. Hij had altijd een somber temperament gehad. Ze zorgde graag voor hem. Daarom was ze nu in België. Ze zocht promoties bij elkaar op de markt en hoopte dat hij met het uitgespaarde geld genoeg vlees kon kopen. Trots vertelde ze haar medestudenten dat haar zonen naar de universiteit van Warsaw gingen.
De Belgische collega’s spraken zulk een ingewikkeld taaltje. Ze had het opgegeven om contact te leggen. Op haar geforceerde lach als er iets op de grond viel, kreeg ze weinig respons. Ze ging vijf minuten vroeger naar boven en haalde de vloekende oma uit haar bed. Ze voelde de sterke greep om haar arm en dacht dat ze iets goed deed, ondanks de rauwe ‘Miljaar’.
Het zo geliefde vloeken stopte en de zoon van het dametje zat treurig bij het bed. Hij vroeg haar of zij voor zijn moeder had gezorgd. Toen hij het nog een keer had herhaald, zei ze ja en ‘nondedomme’ met de stem van de oude vrouw. De man glimlachte. Hij stelde een paar standaardvragen, zoals hoe lang ze al in België was en of ze kinderen had. Ze toonde trots een paar foto’s.
Het was vreemd om hem telkens terug te zien in de supermarkt. Hij had ook foto’s van zijn kinderen getoond, maar vulde zijn winkelwagen erg vaak met eenpersoonsmaaltijden. Ze glimlachten aan de kassa, wanneer ze alweer allebei ‘moussaka’ hadden gekozen. Promoties.
Die avond wees hij een grotere portie aan in de koelkast van de supermarkt. Hij wees naar haar. Samen eten? Dat had ze al lange tijd niet meer gedaan. Ze wimpelde het weg, met die verontschuldigende lach. Nadien had ze er spijt van. Hij had er vast niks mee bedoeld.
Ze was blij toen ze het oude dametje terugzag aan de muur. Hij toonde oude fotoboeken. Ze genoot van zijn verhalen, lachte met zijn kinderfoto’s en nam een extra glas wijn. Ze kon zich een beeld vormen van de krachtige vrouw die het einde van haar leven aan haar arm had doorgebracht. Ze schrok toen hij diezelfde arm vastgreep.
Die mengeling van aantrekking en schuldgevoel was nieuw voor haar. Het hield haar uit haar slaap. Ze schaamde zich diep bij het skypen. In de supermarkt dacht ze dat hij uit de volgende rayon zou komen. Ze wist niet of ze ernaar uitkeek.
Hij was blij om haar terug te zien. Ze had ingrediënten meegebracht en maakte iets klaar. De nacht was kort.
Twee dagen later vertrok ze naar Catowice. De lerares vroeg zich af waarom die ijverige Anna had afgehaakt.