Norah

Ryanne
3 nov 2020 · 6 keer gelezen · 0 keer geliket

Australië - December 2005

Norah propt de vuilnis van de grond in een grote vuilzak. De stoelen staan nog op de tafels en verschaalde glazen en lege flessen ontsieren de bar. De eerste klanten druppelen al binnen. Ze ploffen neer op een barkruk en duwen de glazen en flessen opzij.

‘Hela, kerels, als jullie willen bediend worden, moeten jullie me helpen om de stoelen neer te zetten! Dweilen zal er weer eens bij inschieten.’ Haar grommende laatste zin gaat verloren in het rumoer.

‘Vuile teef!’

‘Een pint en een shot. Nu direct.’

‘Hoerige wijven! Te lui om te werken.’ De kerel spuwt een fluim op de grond.

Norah vliegt op hem af. ‘Doe dat nog een keer; ik wrijf jouw muil erdoor!’

Gehoon.

De man grijpt haar arm vast. ‘Vuile teef, ik zal je...’

Haar ogen doorboren de zijn. ‘Los, of ik ...’

Hij kijkt terug, lost zijn greep. ‘Doe me maar n’en dubbelen.’

‘Hoe zit het bende lozers, willen jullie drank of niet? Help me met de stoelen!’

Een enkeling staat op en zet de stoelen neer. Norah verdwijnt achter de bar, terwijl ze over een pijnlijke plek op haar arm wrijft. ‘Weer een blauwe plek,’ murmelt ze. Dat zal ze hem betaald zetten. Als hij zat genoeg is, zal ze uit zijn portefeuille een extra fooi halen, als die tenminste nog niet leeg is. Ze ruimt de flessen op, maakt aanstalten om de glazen te wassen.

‘Mijn drank, teef!’

‘’t is verdomd nog geen zes. De bar is nog niet klaar. Als je niet wil wachten, help me dan.’

‘Als het verdomd nog lang duurt, ga ik elders.’

‘Doe dat, verdomme ja, doe dat. Dan ben ik tenminste van jullie zat gelul af!’

‘Wil je hem, mijn lul?’ De kerel leunt over de bar en reikt naar haar.

Norah geeft hem een flinke duw, waarbij hij bijna van zijn kruk valt. ‘Jouw lul, je kan niet eens een stijve krijgen, jij.’

Hoongelach.

 

Vanavond is iedereen van corvee. Het is de drukste avond van de week. De loonarbeiders ontvingen in de vooravond hun loonzakje. Ze kunnen het niet vlug genoeg opmaken. Het gelul, de seksistische opmerkingen, de aanrakingen, ze heeft er genoeg van, al vijfentwintig jaar. 

Norah is eenzaam, elke avond, nacht op het werk, ondanks de drukte, ondanks de collega’s. Haar rustpauze duurt vijftien minuten. Pakweg naar dertien minuten schreeuwt Jack ‘Waar zit je, luiwammes!’ Daar kan ze een klok opzetten. Een sigaret bengelend tussen de lippen. Ze slurpt van haar drankje, een gin tonic. Zonder een boost zo nu en dan kan ze het niet volhouden, het geleuter, het betasten. Ze wou dat... Ze wou armen rond haar heen, een man die haar begreep, eens lief was, zo nu en dan...‘Stop dat gefantaseer,’ murmelt ze. ‘zo’n leven is enkel voor de boekskes of een tv-filmpke. Mensen zoals ik leven een hopeloos leven. Vandaag lijkt op gisteren en gisteren op vandaag.’ Ze schudt het hoofd. Och ja, af en toe laat ze een klant iets meer toe. Een beetje menselijke warmte, seks, rechtaan toe, geen perverse dingen. Dat gebeurt nog altijd, sporadisch. De man bij haar thuis weet het. Ze spreken daar nooit over. Vijftien jaar geleden stapte hij voor het eerst de bar binnen.

 

 

Australië - 1990

Hij was eenzaam. Hij had een dak boven zijn hoofd nodig. Hij zat hier vanaf het ogenblik dat de bar openging totdat de eerste zonnestralen de kleine ramen van de bar binnendrongen en hij gesloten werd. Ze had hem meteen opgemerkt. Hij was niet zoals de anderen. Niet onknap, verzorgd, afgedragen jeans en hemd, maar netjes. Hij moeide zich niet met de anderen, hij dronk weinig. ‘Ik heb geen geld,’ verontschuldigde hij zich die allereerste keer. Hij had ook geen geld voor een fooi, maar hij hielp mee om de tafels af te ruimen. Hij zat altijd in hetzelfde hoekje. Nee, hij moeide zich met niemand. Af en toe veel hij in slaap, een soort waakslaaptoestand, altijd op zijn hoede als iemand te dicht bij kwam. Hij vroeg haar iets te eten. Ze antwoordde dat ze in een bar waren, geen bistro. Even later stopte ze hem haar halve sandwich toe. Ze ogen waren zacht, dankbaar? Was het dankbaarheid dat zij in zijn ogen las? Wou zij dat het dankbaarheid was? Het was op een maandagavond. Op maandag staat ze er altijd alleen voor. Dan komen er slechts een handvol klanten over de vloer. Hij was er ook, zoals altijd, in hetzelfde duistere hoekje van de bar, uit het zicht. Een dronken kerel stapte binnen. Ze zijn allen dronken, maar die kerel stak de kroon. Ondanks hij lalde en nauwelijks zijn evenwicht kon bewaren, was hij sterk, erg sterk. Hij had haar de godganse nacht lastiggevallen. Toen ze de bar wou sluiten, sloop hij terug naar binnen en achtervolgde haar naar de kelder. Hij greep haar bij de keel, scheurde haar rok en wou haar penetreren. Hij kreeg hem niet recht. Dat maakte hem woest. Hij sloeg haar en sloeg haar. Toen had hij een fles beet, sloeg hem stuk tegen de muur en kwam op haar af. De vreemdeling kwam tussen. Met een paar grepen had hij hem ontwapend, de trap opgeschopt en hem buiten gezwierd. Was hij een ex-militair? Ze heeft het nooit gevraagd. Hij was een doler, geplaagd door duistere geheimen. Dagenlang was ze schor. Ze had nooit beseft hoelang en hard ze geschreeuwd had. Ze had hem niet eens bedankt, alleen maar geknikt, en gewoontegetrouw de bar afgesloten. Hij had geknikt en woordeloos de stad ingetrokken.

            ’s Anderendaags was hij er weer. Ze stapte op hem af. ‘Haal je niets in je hoofd. Je bent en blijft een klant zoals elk ander.’

Zijn donkere ogen kon ze niet peilen. Hij knikte alleen maar.

‘Zeg me jouw naam. Dat ben je me verschuldigd.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Toufy.’

‘Hoe? Toufy, vreemde naam.’

De avond verliep zoals de gewone driehonderdvierzestig avonden op een jaar, met uitzondering dat zij hem ongevraagd een kop warme soep serveerde en een goedbelegde sandwich. Hij had het woordeloos aangenomen. Gewoontegetrouw zette hij samen met haar de stoelen op de tafels alvorens de stad in te duiken. Hun handen raakten elkaar, toevallig. Ze zei: ‘Kom vanavond met me mee’ en ‘haal jezelf niets in het hoofd’.

Hij had alleen maar geknikt.

            Bij haar thuis had ze een pan eieren gebakken, met spek en bonen. Ze serveerde er gitzwarte koffie bij. ‘Haal je niets in je hoofd,’ zei ze nog een keer en wees hem de enige slaapkamer aan.

Hij knikte. Ze zaten nog even voor elkaar, woordeloos hun onuitgesproken contract vast te leggen. Ze stond op en wees naar haar grote bed in de enige slaapkamer. Hij volgde haar, trok zijn kleren uit op zijn boxershort na en stapte in bed. Hij drukte zich tegen haar aan. Ze gaven elkaar een beetje fysische warmte in hun koud liefdeloos bestaan.

Zo gaat het al jaren. En seks, enkel als zij het wil. Als ze te eenzaam is en alleen een orgasme haar enkele seconden warmte kan schenken. Hij weet dat ze een hopeloos bestaan leidt. Zij weet dat hij geheimen met zich meedraagt. Ze was geen vragende partij. Op zekere dag zei hij, dat hij een leven wou.

‘Een leven, je leeft toch?!’

‘Hou oud ben ik nu? Vijfendertig – veertig. Ik ben de tel kwijt. Mijn kinderjaren waren mooi. Ik herinner ze nog...’

‘Leuter niet. Mijn kinderjaren waren mooi! Weet je hoe de mijne eruit zagen? Zatte moeder. Een vader die dagelijks stomdronken thuiskwam, ons sloeg. Geen eten op de tafel. En jij, ben jij beter dan ik?’

‘Ik bedoel alleen maar, dat ik een... Ik ben nog niet te oud om opnieuw een leven op te bouwen, aan een toekomst te werken.’

‘Toekomst, toekomst. Wees blij dat je een dak boven je hoofd hebt, en een pint op tijd en stond. Toekomst, toekomst, dat is niets voor mensen zoals wij.’

‘Ik wil asiel aanvragen.’

‘Wat zeg je nu? Wat bedoel je?’

 

Australië December 2005

Toen begonnen de problemen. De processen. Hij wou asiel. Hij werd beschuldigd. Oorlogsmisdaden. Ze wou het niet weten. Hij hield zijn onschuld vol. Hij wou dat ze een karaktergetuigenis gaf. Een woord van een vrouw zoals zij wordt in een gerechtszaal van de tafel geveegd. Ze voelde me vernederd. Het beetje warmte tussen hen vervloog. Alleen de eenzaamheid verbindt hen nog. 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Ryanne
3 nov 2020 · 6 keer gelezen · 0 keer geliket