Hij zet een pot met bloemen op haar graf
Misschien is ‘t een teken van bovenaf
Haar te jonge leven deed haar zoveel pijn
Dat d’enige rust die in d’aarde kan zijn
Zij denkt niet negatief nu onder ’t zand
Zij, zijn immer optimistische kant
Ach zijn duifje, zijn schoonheid - het ga haar goed
Ja ga maar, prinsesje, de rust tegemoet
Welk mens is er die werkelijk nooit denkt
Dat als d’altijddurende slaap hem betreedt
Dat ook hij zich geliefd en goddelijk weet
Als dat zou zijn wat de dood hem nu schenkt
Maakt ook hij zich heel graag en direct gereed
En sprint hij naar d’alleroneindigste meet