Zojuist vroeg ik een wezel:
‘Naar waar ga je met goede moed?'
Ze zei: ‘Ik ga naar Wuustwezel.’
Ik dacht: ‘Een mooi rijmpje,
zeer goed.’
Toen riep een rog:
‘En ik ga naar Roggel, tegen Gooi.
Ik dacht: ‘Verdomme toch,
dat klinkt niet mooi.’
Zojuist vroeg ik een wezel:
‘Naar waar ga je met goede moed?'
Ze zei: ‘Ik ga naar Wuustwezel.’
Ik dacht: ‘Een mooi rijmpje,
zeer goed.’
Toen riep een rog:
‘En ik ga naar Roggel, tegen Gooi.
Ik dacht: ‘Verdomme toch,
dat klinkt niet mooi.’
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.