Nog voordat ik er was
bestond jij al, geboren
uit het eindeloze
mysterie, het heel al.
Te lang lag jij opgeborgen,
onbereikbaar, onbedorven,
ongezien, en niet gehoord.
En nu, eenmaal geopend,
je kerend naar de zon,
schenk je mij het leven.
Zelf uit het heelal ontsproten
doe jij mij voelen:
Jij bent niets dan heel en al.
Liefde zonder richting
Vertrouwen dat geen grond behoeft
Dankbaarheid zonder zweem van verwachting
Moed zonder houvast
Standvastigheid zonder grond om op te staan
Zaligheid zonder iets terug te verlangen.
Alleen mijn opgeblazen denken
opgeklopt van instrument tot persoonlijkheid
doet zich nu nog sterker voor dan jij.
Moge jij ook deze dief van mijn oorsprong
ontmaskeren in
jouw onbevangen licht.