Onder de torens - Tussen de dekens - opdracht 6 - Marieke

10 apr. 2018 · 2 keer gelezen · 0 keer geliket

Onder de torens - 1988

Zodra de deuren met een zucht openschuiven, valt de massa als een reeks dominosteentjes op het perron uiteen. Het meisje met het koffertje wacht haar beurt af en kijkt met grote ogen naar de stroom ongeduldige pendelaars voor ze zelf uitstapt.

 

Sinds ze zich in Gare du Nord door de roltrap naar beneden had laten voeren, was ze overspoeld door het ondergrondse leven in de wereldstad. Ondanks de drukte had ze in het toestel een zitplekje kunnen bemachtigen. Van hieruit kon ze haar medepassagiers stuk voor stuk ongegeneerd observeren. Het parfum van de twee kleurrijk geklede jongedames die vlak boven haar hoofd druk de laatste nieuwtjes uit de buurt uitwisselden in een mengelmoes van Frans en een onbekende Afrikaanse taal, prikte in haar neus. Tot de clochard was opgestapt. Hij had met zijn walm van wekenlang ongewassen kleren, zurige goedkope wijn en sigarettenpeuken de massa doen wijken. Ondanks het plaatsgebrek had iedereen rondom hem het rechtstaand reizen verkozen boven zijn odeur, waardoor hij snel een stoeltje te pakken kreeg en zelfs een driedubbele plek kon innemen. Het meisje keek verwonderd naar hem en stelde zich de baardige man voor, terwijl hij onder het gewelf van een brug op een stuk karton deze koude nacht had proberen slapen. Dat laatste blijkbaar zonder veel succes, want nog voor de metro weer vertrokken was, viel zijn kin op zijn borst en ontsnapte een rochelend gesnurkt tussen zijn lippen.

 

Het koffertje snijdt in haar handpalm terwijl ze door de betegelde gangen de pijltjes naar Île de la cité volgt. Als ze de vrolijke tonen van een Russisch volksliedje hoort, wijkt ze van haar route af en volgt de klanken tot bij een groepje muzikanten. Een glimlach tovert rond haar lippen als de accordeonist haar in de ogen kijkt en een wervelende solo neerzet. Ze gaat op zoek naar enkele Franse francs om in de openstaande vioolkist te werpen. Haar mond valt open van verbazing als de oma van het gezelschap haar krachtige stem verheft. Met haar voet tikt ze het ritme mee en laat de drukte langs zich heenglijden.

 

Bovengronds struint ze rustig langs de historische gebouwen. Met geheven hoofd kijkt ze naar de versierde gevels en dakranden. Het scheelt geen haar of ze botst tegen een gids die met opgestoken paraplu een groepje Japanners meetroont. Op het plein, onder de torens van de Nôtre Dame vindt ze een leeg bankje. Ze nestelt zich daar, kijkt op haar horloge en haalt opgelucht adem als ze ziet dat ze nog een zee van tijd voor zich heeft, vooraleer ze in Gare de Lyon de trein naar haar vriendin in het zuiden moet halen.

 

Met een dubbele klik opent ze de slotjes van haar koffer, ze tilt het kartonnen deksel op dat met imitatieriet is bekleed. Ze rommelt tussen haar kleren en boeken en haalt een flesje water boven, samen met een reep van drie lagen krokante sesamkoekjes. Het wolkendek breekt open, eerst toont zich een blauwe vlek tussen het grijs, dan komt de zon over de oplichtende randen kijken. Het meisje trekt haar jas goed dicht, zet haar kraag op tegen de wind, sluit de ogen en laat de zon haar wangen strelen.

 

Het gekrijs van meeuwen, die vechten om de restjes aan het kraampje met “Crêpes de Bretagne”, rukt haar uit haar gemijmer. Het geluid doet haar denken aan haar klasgenoten, samengetroept voor de spiegel in de toiletten van een donkere fuifzaal waar net een knappe jongen is verschenen. Haar vriendinnen die bekvechten over wie het initiatief mag nemen om hem aan te spreken, terwijl ze de staat van hun make-up keuren. Vriendinnen voor wie deze stad gelijk staat aan catwalks en de nieuwste modetrends.

 

Ze kijkt omhoog en doet haar best om zo veel mogelijk details van de waterspuwers op de gevel van de kathedraal te zien. Ze gaat op zoek naar de verhalen achter de beelden maar moet toegeven dat haar kennis van de Bijbelse mythologie onvoldoende is. Haar vader had haar bij het afscheid nog op het hart gedrukt om zeker de kleurrijke glasramen van binnenuit de gaan bezien. Van haar moeder had ze de raad gekregen om vooral goed op haar portefeuille te letten. En zich warm genoeg te kleden. Maar ze gaat niet naar binnen, voorlopig zit ze daar goed, het zestienjarig meisje met haar koffertje. Ze zucht tevreden en denkt: ‘Dit is vrijheid!’

 

Tussen de dekens                                                                                                  1997

 

Het is nooit haar favoriete periode van het jaar geweest, die dagen tussen Kerst en Nieuw. Het ijzige, grijze winterweer doet er nog een schep bovenop. Het is zo koud dat haar slaapkamer tijdelijk onbewoonbaar is en ze met matras en al naar haar living is verhuisd. Ze had het ontstaan van de ijsbloemen op het slaapkamerraam aandachtig bestudeerd. Om te voorkomen dat de leiding zou dichtvriezen moet ze een paar keer per dag de wc doorspoelen, ze dekt de bril af met een doek zodat haar billen niet blijven plakken aan het ijs. Omringd door donsdekens, kussens en met een warmwaterkruik aan haar voeten, brengt ze de dag lezend, rokend en piekerend door.

 

Is het de vertering van kerstdiners die ze bij beide kanten van haar familie weer voorbeeldig had doorstaan? Is het de leemte tussen familie, werk en de vrienden waarmee ze oudjaar zal vieren? De feestdis bij haar tante aan vaderskant was dit jaar zonder noemenswaardige incidenten gepasseerd. Een stoel en stiefmoeder minder weliswaar. Daardoor zeker wat gênante scènes bespaard, maar verder de traditionele ingrediënten van kalkoen en Bob Dylan, van kerststronk -die oma essentieel vond maar niemand lekker - tot heftige discussies over maatschappelijke thema’s onder semi-gelijkgestemden door de wijn in positie gebracht. Ondanks de opluchting die hij verwoord had, was haar vader dit feest aan de stille kant. Het viel haar op dat de frons op zijn voorhoofd sinds zijn vlucht naar het lege appartement met zicht op de Schelde niet verdwenen was. Ook zij maakte zich zorgen. Vooral over haar negenjarig halfbroertje. Gelukkig had zijn moeder toegestaan dat hij er op het familiefeest bij mocht zijn. Zijn andere halfbroer, intussen haar ex-stiefbroer, ontbrak. Hij zou pas jaren later weer aansluiten bij de kerstfeesten.

‘Hoe is het thuis?’ had ze het jongentje gevraagd toen hij op haar schoot was gekropen.

‘Niet leuk, ik moet mama altijd helpen’, hij trommelt met zijn vingers op de rand van de zetel.

‘Wat moet je dan doen? De afwas?’ ze aait hem over zijn haar en probeert zijn blik te vangen.

‘Ze ligt dan in bad en roept me uit mijn bed.’

‘Waarom?’

‘Ik moet haar handtas voor haar opendoen en met twee briefjes van honderd frank naar de nachtwinkel’ hij prutst aan een losse draad aan zijn trui.

‘Wat moet je dan gaan kopen?’

‘Sigaretten en zo’n klein flesje whisky,’ Hij kijkt zijn grote zus amper aan, maar vertrouwt haar meer toe dan hij aan hun vader vertelt.

‘Die man mag dat helemaal niet aan een kind meegeven!’

‘Maar hij weet dat het voor mama is.’

Ze voelt zich hulpeloos als ze aan dit gesprek terugdenkt. Ze kent de wegen niet om haar broertje te helpen. Haar eerdere poging om zijn moeder tot enige reden aan te manen was abrupt afgebroken toen die de telefoon op de haak had gegooid. Meer dan er voor hem zijn en naar hem luisteren kan ze niet bieden. Ze duwt zich rechtop, stapt uit haar bed, zet een pot kruidenthee en vergewist zich er voor de zoveelste keer van, dat de gaskachel wel degelijk op de maximumstand staat. Haar boek, waar de Groenlandse wetenschapster een hele reeks verschillende woorden voor sneeuw kent, zorgt ook niet voor de nodige warmte. In navolging van het personage dat op de besneeuwde dakrand staat te roken, neemt zij haar pakje tabak en rolt een dun sigaretje. Ze leegt de volle asbak, spoelt hem uit en niest bij de geur van natte as.

 

Zachtjes laat ze haar vingers glijden over het appelblauwzeegroene sjaaltje dat ze vorige week heeft cadeau gekregen. Te mooi om te dragen. Ze wilt het zorgvuldig bewaren. Tweemaal per week had ze in het hotel de Chinese vrouw, die door haar hoogtechnologisch bedrijf tijdelijk naar België was gehaald, Engelse les gegeven. Een mooie bijverdienste, naast haar eerste inhoudelijk volwaardige maar wel deeltijdse job. Extra centjes die ze zou sparen voor een nieuwe reis. Samen hadden ze kortverhalen van Roald Dahl gelezen. Uit de bespreking waren boeiende gesprekken ontsproten. Het Engels van de Chinese bleek van hoog niveau, het was haar verlegenheid die een rem op haar taalgebruik zette.

‘Dank je voor de lessen en de vriendschap’ zei de vrouw bij de laatste les toen ze het doosje met de zijden sjaal overhandigde.

‘Wat mooi! Hoe lang blijf je hier nog?’

‘Ik vlieg terug op Oudejaarsavond. Ik moet maar tot Kerstmis werken. Heb je nog tips? Wat moet ik hier nog zeker zien?’

‘Weet je? Ik kom je een dagje uithalen en toon je de stad. Of we maken een uitstapje naar Gent en Brugge!’

‘Fijn.’ Had ze gezegd en zo hadden ze afscheid genomen met het vooruitzicht op een weerzien.

 

Maar ze komt er niet toe die belofte waar te maken. Verder dan de bakker achter de hoek is ze deze dagen nog niet geraakt. Met de hoorn in de hand had ze meer dan eens klaar gestaan om een vriendin te bellen. Maar ze heeft uiteindelijk geen enkele van die telefoonnummers ingetikt. Haar huisgenote, die een verdieping lager woont, heeft zichtbaar afstand genomen sinds ze doorheeft dat zij niet altijd die ondernemende en positief ingestelde vrouw is, waarmee ze tot voor kort goed bevriend was en samen avontuurlijke reizen mee ondernam.

 

De enige stem die ze die dag hoort, is die van de radiopresentator. En haar eigen hoestbuien. De saliethee kleurt felgeel. Ze zet de theepot op de kachel en warmt haar vingers aan haar kop. Ze kruipt weer onder de dekens om opnieuw in haar boek te verdrinken, gefascineerd als ze is door de zoektocht van haar hoofdpersoon naar identiteit en zin in het leven. Het sjaaltje heeft ze voor een keer om haar hals gedrapeerd.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

10 apr. 2018 · 2 keer gelezen · 0 keer geliket