Geplooid tussen de hongerige
ogen van je schoot
schud ik me de hand
en leer me kennen
Ons zo strakgetrokken
een luchtledig omhulsel
gevuld met geheugen
van gesprekken
Fluweelzacht streelt
m'n hand het schouderblad
van je spiegelbeeld
omhelst het ongezegde
Wat rest is ons
en wat los zand
dat weer naar zee zwemt