Is het de plotse zwoelte van
de winter die op mijn wangen kruipt?
Of het fortuinlijke toeval
in de takken van de stad?
Een halve maan lacht in de hemel en
echo’s van stemmen lossen op in de nacht
Het enige wat rest is schemerende
straatlantaarns, en jij, en ik
De stad slaapt. Ik zie ons
lanterfanten onder het lantaarnlicht
Zwijgend klimt de nacht in de lucht
Onder de melkweg rijpt de stilte
als een vrucht die op een zoete tong
gewiegd wil worden
Hoewel het stapvoets voortbewegen in stilte
de ideale manier is om ons tot rust te brengen
krult in mijn onderbuik de gedachte
als een onstuimige haarlok
Neem me.