Ontmoeting met een Ree ( tekst uit mijn eindwerk natuurgids 2008)

Bosfee
26 okt 2014 · 223 keer gelezen · 0 keer geliket

-          Ontmoeting met een Ree (Capreolus capreolus):

 Een ontmoeting met een ree is een onvergetelijke gebeurtenis. Ze kunnen je verwonderd aanstaren wanneer je ze verrast. Meestal echter vluchten ze weg bij de minste verstoring. Zij zijn de grootste zoogdieren die hier voorkomen en houden zich liefst op in bosranden. De ree weegt ongeveer 15-35 kg. In de herfst wordt de vacht langer en verkleurt tot grijsbruin en in het voorjaar wordt de vacht vervangen door de kortere oranjebruine vacht. De neus is zwart, de ogen zijn zwart en de kin is wit. De poten zijn slank en hebben hoeven. De keel is iets lichter van kleur en het achterwerk is witgeel, wat in de winter het duidelijkst zichtbaar is. Deze vlek wordt spiegel genoemd. Het staartstompje valt binnen de spiegel en is daardoor vrijwel onzichtbaar. In de zomer is de spiegel licht geelachtig van kleur, ’s winters is hij spierwit en duidelijk groter. De spiegel is van belang voor het bij elkaar houden van de roedel, op de vlucht oriënteert iedere ree zich op de spiegel van de voorganger. Dit speelt vooral ’s winters een rol als de reeën in grotere groep leven.

Beide geslachten hebben het grootste deel van het jaar een territorium. Meestal overlapt het territorium van een mannetje met dat van één of meerdere vrouwtjes. De territoria van mannetjes overlappen niet met elkaar. Reeën leven over het algemeen solitair. Soms leven ze in kleine groepjes van een vrouwtje, haar kalveren en soms een bok. Eénjarige reeën kunnen ook in groepjes leven, soms in het gezelschap van oudere bokken zonder een eigen territorium. In de winter zijn reeën minder territoriaal, mogelijk omdat de dieren energie moeten besparen en voedselgebieden moeten delen. Ze kunnen zich dan samenvoegen in kudden van tot wel dertig dieren, met een duidelijke hiërarchie tussen de bokken. De ree is een “knabbelaar”: hij eet bramen, bessen, twijgen, scheuten, knoppen en loten van struiken en bomen. Ook paddenstoelen en landbouwgewassen staan op zijn menu. ’s Zomers voedt hij zich ook met jonge blaadjes, en in de herfst lust hij heel graag de eikels, terwijl knoppen en twijgen ’s winters meer worden gegeten. Hij is vrij selectief en eet enkel de meest voedzame delen van een plant. Tussen eten en herkauwen zit meestal zo’n één (in de zomer) tot twee uur (in de winter). De ree is voornamelijk in de schemering actief. Van september tot april is hij voornamelijk ’s nachts actief. Van mei tot augustus is hij ook meer overdag actief, en in gebieden waar hij niet wordt verstoord laat hij zich meer overdag zien. Volwassen mannetjes hebben een gewei, met maximaal drie vertakkingen. Het gewei is maximaal 25 centimeter lang, groeit in de winter en de basthuid wordt afgeschuurd tussen maart en juni. je ziet dan soms een boom met een beschadigde schors, dan is dan een veegboom. Gek is dat herten steeds dezelfde boom kiezen, tot die dood gaat, en dan kiezen ze een andere, het is dus geen willekeur.

 Aan de basis van het gewei zitten een aantal zweet- en talgklieren die een geurstof afscheiden die de reebok in de voortplantingstijd gebruikt. Het gewei doet alleen dienst tijdens de bronsttijd (juli en augustus)al ‘statussymbool’ en toernooiwapen. Na het einde van de bronstijd neemt de hoeveelheid van het mannelijk geslachtshormoon, testosteron af in het lichaam van de reebok, en dit vormt ook de aanzet tot het afwerpen van het gewei. Dit gebeurt tussen oktober en januari .

-          Voortplanting :

Na de lente hebben de bokken in juli-augustus een tweede activiteitsperiode wegens de bronstijd. Vooral bij zwoel en onweerachtig weer neemt de agressiviteit van de bokken, die op zoek zijn naar een gezellin, toe. Bij het voorspel van de paring achtervolgt de reebok de reegeit met grote snelheid totdat zij zich door hem laat inhalen en tot de paring bereid is. Reegeiten van het vorige jaar zijn eerder vruchtbaar dan oudere geiten. De ontwikkeling van de bevruchte eicel in de baarmoeder stopt in een zeer vroeg stadium en groeit pas eind december tot een embryo uit. De ree is het enige dier met een gewei waarvan een verlengde draagtijd bekend is. Vrouwtjes die in de zomer niet drachtig zijn geraakt, worden in oktober een tweede keer bronstig. Deze dieren hebben geen verlengde draagtijd. In het voorjaar, eind mei, begin juni, worden de kalveren geboren. Een reegeit krijgt meestal een tweeling, maar ook eenlingen en drielingen komen voor. Het kalf heeft tot het zes maanden oud is witte vlekken op zijn vacht. Het kalf ligt op een verdekte plaats op de grond, ze blijven de eerste dagen stil verborgen liggen, de moeder zoekt ze alleen op om ze te zogen .Het kalf is die eerste kwetsbare periode reukloos, daardoor kan het voorkomen dat zelfs een jachthond ze op 2-3 meter kan passeren zonder ze op te merken. Als men bij toeval gevonden reekalfjes aanraakt of optilt dan krijgt het de geur van de mens en veel moederreeën worden dan bang van hun eigen jong en laten het niet meer drinken. Men moet daarom altijd alleen liggende reekalfjes laten liggen, want ze zijn zelden in de steek gelaten en hun moeder is vast in de buurt op zoek naar voedsel. Jonge kalveren worden zo'n zes tot tien keer per dag gezoogd voor enkele minuten, oudere kalveren slechts twee tot drie keer per dag. De rest van de tijd zijn de kalveren alleen. Tweelingen worden meestal apart van elkaar gezoogd, zo'n twintig meter uit elkaar. Na twee maanden eet een kalf ook gras en na 6-10 weken is de zoogtijd voorbij. Het kalf blijft bij de moeder tot ze het volgend jaar weer kalveren werpt, waarna het wordt weggejaagd. Het kalf zelf is na veertien maanden geslachtsrijp. De ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar de meeste dieren worden in het wild slechts zeven of acht jaar oud. Vrouwtjes worden iets ouder dan mannetjes.

-          Verspreiding en leefgebied , De ree in België:

 In Europa Na de tweede Wereldoorlog was de ree relatief zeldzaam in Vlaanderen. Pas na het invoeren van een strengere jachtwetgeving in 1971-1972, is de populatie beginnen toenemen in plaats van afnemen en sindsdien zijn de aantallen sterk gestegen. De ree is in Europa de meest voorkomende hertensoort, hij komt voor in bijna geheel Europa , met uitzondering van Ierland, delen van Engeland, Portugal en Griekenland, Noord-Scandinavië en IJsland. Ook komt hij voor in Noord-Turkije en de Kaukasus. Hij komt voor tot bij het zeeniveau en tot boven de boomgrens. Hij weet zich zelfs te handhaven in verstedelijkte gebieden en komt zelfs voor in grote stadparken en groenstroken langs autosnelwegen! In veel streken is hij een echte cultuurvolger geworden, hij eet graag van de door de mens geplante gewassen. Omdat de ree vrij rond loopt, is het verkeer één van de grootste doodsoorzaken. Ook de ballonvaart doet hieraan geen goed: te laag overvliegende ballonen doen het wild opschrikken dat dan vaak de weg opschiet. Ze worden ook nogal eens opgeschrikt door loslopende honden en dan bekopen ze dat wel eens met hun leven, als ze tijdens hun vlucht een drukke straatweg oversteken. Toch is de populatie van de ree hierdoor niet in gevaar want hun aantal groeit nog steeds. De jagers moeten de populatie zelfs in bepaalde streken binnen de perken houden, rekening houdend met de grootte van hun biotoop. In België is het nu zo dat de jager na de tellingen bij de WBE (wildbeheerseenheid) moet aangeven hoeveel reewild er zich in zijn jachtrevier bevindt. Zo krijgen ze een toegelaten afschot. Om te zorgen dat me zich hieraan houdt worden er reebanden uitgereikt die na het afschot van de ree rond de hals bevestigd moeten worden en dien één keer vast ,ook niet meer los gemaakt kunnen worden.

-          Persoonlijk besluit :

Aangezien het reebestand niet echt in gevaar is, voornamelijk omdat zijn natuurlijke vijanden zoals de Euraziatische lynx, de wolf en de Bruine beer in deze habitat (voorlopig) totaal ontbreken, ga ik mijn hondenwandelingen zonder gewetensbezwaar blijven voortzetten, maar met mijn nieuwe kennis, hou ik me toch aan enkele strikte regels: Ik vermijd te gaan wandelen bij schemering, aangezien de reeën dan het meest actief zijn. Ik kom niet op terreinen die verboden zijn voor de hond, op de Kalmthoutse heide is dit zéér duidelijk aangegeven. Het zijn meestal gebieden waar de schapen grazen op de Heide. Deze gebieden zijn afgerasterd, maar reeën storen zich weinig aan de rasters, ze springen over de draden. Er is ook steeds voor gezorgd dat ze tussen de afgerasterde plekken door kunnen. Ik begeef me met de hond niet in stukken bos waar er veel wild zit (zoals de Nolse Duinen) en hou me aan de paden die veelvuldig gebruikt worden, omdat daar het risico op verstoring daar, door de grote drukte van andere wandelaars, zeer beperkt is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Bosfee
26 okt 2014 · 223 keer gelezen · 0 keer geliket