AFSCHEID
Afscheid November 2004
Mechelen statie, maandagavond, 22 november 2004.
Met een luide snok worden de wagons ontkoppeld.
De trein Leuven- Mechelen is nu opgesplitst: de voorste wagons rijden naar Antwerpen, de achterste naar Sint Niklaas.
De jonge Oostblokker met het baseball petje komt me nogmaals vragen:
” Antwerrrrrpen yes???”
“Yes, yes” knik ik hem geruststellend toe. Hij tikt opgelucht tegen zijn pet en gaat terug naar zijn vader waar zij hun, voor mij onverstaanbare conversatie, voortzetten.
Mijn blik glijdt naar buiten, het lijkt me koud daar, een typische november avond.
Op het donkere perron, op één van de lege banken, zit een jong stel romantisch te tortelen. Op mijn gezicht vormt zich een warme glimlach terwijl ik hen, als een stiekeme voyeur, begluur.
Het meisje nestelt zich op de schoot van haar vriend en buigt haar hoofd in een tedere kus. Speels grijpt de jonge man haar handen en duwt haar van zich af en
al snel ontstaat er een sensuele worstelpartij zoals alleen bij verliefden kan.
De hele wereld mag hun geluk aanschouwen.
Zij hebben die gekende rebellie over zich, dat superieur gevoel van uniek te zijn, overtuigd van een samenhorigheid die eeuwig zal standhouden. Een gevoel dat je enkel hebt als de endorfine van een nieuwe liefde door je lijf raast.
Een gevoel dat nooit blijft duren.
Zullen zij er zijn voor elkaar, binnen veertig jaar?
Zal hij aan haar sterfbed zitten, met een blik die dezelfde warmte uitstraalt als vandaag?
Zal hij haar mond verfrissen met gemalen ijs in het tedere schenken van een laatste stukje comfort?
Haar handen af en toe verfrissen? De dekens herschikken? Bij haar blijven in die laatste nachten tot het tijd is om afscheid te nemen van dit leven? Of zullen zij die overgang alleen moeten maken, beroofd van hun illusies, in volledige afhankelijkheid en verzorging van een buitenstaander.
Ik slik mijn tranen weg.
De trein zet zich met een schok in gang en versnelt zijn vaart.
We rijden de nacht in en opgeslokt door die duisternis dwalen mijn gedachten af naar de gebeurtenissen van die dag.
...
“Sofieke !!! Yoehoe !!!”
Ik draai me om en zie mijn elegant vriendinneke zwaaien met haar paraplu.
“Yolanda!” Roep ik opgetogen, en rep me op een drafje naar haar toe om af te remmen met een frisse duik, in een onstuimige omhelzing.
Ik ruik haar heerlijke parfum en hou haar een eindje van me af.
“Je ziet er weer super uit, Joke, hoe doe je dat toch altijd?”
Ze ziet er inderdaad stralend uit, met haar negenzestig lentes… Terwijl deze laatste dagen toch erg zwaar moeten geweest zijn.
“Hoe is het met haar, Jo?”
We wandelen snel het station van Leuven uit, geen oog voor de nieuwste verfraaiingen en haasten ons naar de Busterminal.
“Niet zo best, Schatteke, eerlijk gezegd, helemaal niet goed, het is nu een kwestie van dagen.”
Ik trek mijn gezicht in een vastberaden frons :”Dan is het goed dat ik vandaag gekomen ben, elke dag telt nu.” Joke bekijkt me, zoekt naar woorden, en wordt gered door onze bus die aan komt rijden.
In de bus tracht ik mijn opkomende misselijkheid weg te slikken, wat heb ik een hekel aan dat duwen, trekken en zigzaggen… Bah.
Joke vertelt:
“De laatste dagen zijn supersnel gegaan, lieve. Weet je nog dat we vijf weken geleden je veertigste verjaardag vierden in dat Griekse Restaurantje op de Paardemarkt? Wel toen zagen we al wel dat ons Liesje wat snel moe was hé.
Ze at haar bord niet leeg en leek naar het einde van de avond toe uitgeput.”
Ik knikte.
Joke had me toevertrouwd dat er bij Liesje kanker was vastgesteld aan de
Niemand mocht het weten.
Liesbeth was een belangrijke zakenvrouw in het Leuvense en nieuws als dit zou een ramp zijn voor het Imperium dat ze van haar Catering bedrijf gemaakt had. Haar zaak was haar leven, een opbouw van meer dan veertig jaar in een wereld die op dat niveau, nog steeds door mannen geregeerd werd. Eén vonk van dit nieuws zou heel die opbouw waardeloos maken, klaar voor een troepje hyena’s die alles voor een appel en ei zouden opkopen.
Het was Liesbeth’s wens dit te vermijden. Een wens met vele gevolgen.
Ze veroordeelde zichzelf tot de eenzaamheid van het niet- afscheid kunnen nemen. Ze was verplicht het spel van de dagelijkse routine tot de laatste snik uit te spelen. Een hypocriet stukje theater dat dwars lag met mijn instelling van absolute openheid.
Maar ik hou van mijn vriendin.
En ik respecteerde haar wens hierin en speelde het spel mee. Officieel wist ik nergens van.
Joke had de belofte tot zwijgen uiteindelijk moeten verbreken, ook zij moest als gevoelig mens een kanaal creëren om haar verdriet te kunnen draineren, en ik had de eer dat kanaal te mogen zijn.
Ze belde me regelmatig met nieuws en we organiseerden tal van ‘toevallige’ ontmoetingen en grepen elk excuus aan om de bloemetjes buiten te zetten en te gaan feesten.
En Liesbeth…Liesje ging met een laatste levenshonger gretig in op al die ‘spontane’ afspraakjes.
In haar wijsheid moet zij geweten hebben wat er gaande was.
Onze gretigheid voor elk moment was te groot.
Mijn gekende knuffelwoede overdreven.
Onze blikken te intens.
Maar er werd nooit over gesproken. Dat was haar wens, en ik leerde een respect krijgen voor dat anders zijn, het was immers Wie Zij Was.
Alhoewel ik er helemaal niet mee eens was.
Onze vriendschap overbrugde de generatiekloof tussen ons moeiteloos.
Ik amuseerde me te pletter met mijn 65-plussers, die ik had leren kennen op een georganiseerde reis in Corsica.
De organisatoren hadden een rally dwars door Corsica uitgestippeld en op één of andere manier kozen Joke en Liesje mij uit als hun reisgenoot op deze trip. En ik zei geen neen…
Het was een veel te mooi excuus om rond te rijden in een prachtige gele Peugeot 306 cabrio, met dan nog het elegante gevoel dat ik de ‘dames’ er een dienst mee bewees.
De mannen in onze groep stoven weg terwijl wij nog aan het sleutelen waren aan de knopjes van het elektrische dak, en na wat geklungel en gegiechel vertrokken we ‘al wandelend’ door het prachtige Corsica.
De ‘Eerste Prijs’ kon ons gestolen worden.
We genoten van de prachtige natuur, de everzwijnen die los over de weg liepen (en vaak geen zin hadden om een pasje op zij te zetten voor enkele dames in een geel blitsend autoke), de herders die met hun kudde geitjes klingelend over het landschap kuierden, de prachtige kloven met hun azuurblauwe meren… te veel op allemaal te bevatten.
We stopten bij elk mooi plekje en maakten uitgebreid foto’s terwijl we verrukte kreten slaakten in ontembare bewondering voor al dat moois.
Corsica is ruw, mooi, ongerept wild, mysterieus en soms passioneel woedend.
Tegen de middag aan waren we al hopeloos verdwaald, gelukkig zaten we op een Eiland, dus echt mis kon het niet lopen.
Na wat zoeken zagen we op een afgelegen parking onze reisleider, eveneens hopeloos verdwaald (iets wat hij nooit heeft willen toegeven, neen hij wilde :”De spanning van het spel bewaren..!?”)
Nadat die Oen ons dan ook nog het verkeerde uur had ingefluisterd op de eindafspraak, vertrokken we opnieuw in de door hem aangeduide (foute) richting, om verder hopeloos te verdwalen.
Maar! We zagen wél de prachtigste dingen, én dat, zo verzekerden we elkaar, zouden die haastige rallyrijders ons toch niet kunnen nadoen.
We aten op ons gemak in een landelijke taverne met een horde gevaarlijk uitziende half wilde honden, die vol littekens stonden van het vechten.
Ik ben altijd al een ‘hondenmens’ geweest en miste mijn lieve Milou ( die ik even in België had moeten achterlaten) dus was het vanzelfsprekend dat ik na enkele minuten uitgelaten lag te knuffelvechten met een grote witte bullterïer.
Het strenge, verweerde gezicht van de waard transformeerde zich tot een fontein van lachrimpeltjes en met een forse glimlach om zijn tandloze mond, serveerde hij ons onze lunch.
We aten het zwijnenvlees dat we eerder op de weg hadden zien paraderen( de varkens waren gemeenschappelijk bezit van de eilandbewoners) en dronken kruidige Corsicaanse wijn.
Ik voelde me thuis op dit ruwe eiland, met zijn ruig volk dat op een eigen wijze rebelleerde tegen die gemene Franse bezetting die nu al zo lang standhield.
Joke en Liesje genoten…
De dagdagelijkse stress van hun drukke bestaan viel weg en ze legden hun lot volledig in mijn handen, zonder enige twijfel dat ik hen veilig op de eindbestemming zou brengen.
Het werd tijd om verder te gaan.
Met een waardeloos giechelende kaartlezer (Joke) en een Liesje met de slappe lach, zag ik me verplicht te rijden én kaart te lezen tegelijkertijd…
De twee dames kwàmen er niet meer uit toen ze mijn pogingen aanschouwden:
Telkens ik de berg op wou, weg van de zee, reden we op één of andere manier naar beneden, richting water, en wanneer ik naar zee wou, naar beneden, klommen we bocht na bocht naar boven… Hopeloos!!!
Enfin, tot slot kwamen we toch op onze eindbestemming, ik al rijdend met de kaart op mijn schoot, Joke en Liesje nog nahikkend van hun slappe lach.
Om geconfronteerd te worden met een bus vol chagrijnige medereizigers die al anderhalf uur op ons wachtten. De locale Franse gidsen schoten in hun befaamde nationale colère en sleurden ons hardhandig uit de auto.
En wanneer die Paterachtige Oen van een Belgische reisleider ons nog wat belachelijk maakte terwijl we op de bus stapten, was voor mij de maat vol en schoot ik in MIJN inheemse colère. Ik vertelde het gezelschap ongezouten dat onze ‘bekwame’ Gids blijkbaar moeite had om Franse cijfers te vertalen naar het Nederlands. Er was ons een ander uur gemeld. Basta!
De reisleider stotterde, de bus grinnikte en een vriendschap was vereeuwigd…
De rest van de vakantie trokken we samen op en beleefden we ontelbare mooie momenten, momenten om jarenlang uit te knauwen…
Op een bepaald moment in je leven is leeftijd absoluut onbelangrijk, het is de jeugdigheid van de geest die lotgenoten opzoekt.
En we hebben in die veel te korte jaren van intense vriendschap wat afgelachen hoor…eindelijk had ik eens vriendinnen die niet in vernietigende rivaliteit, gehaaid zaten te wachten om me weg te duwen wanneer ze nog maar dachten dat ik schaduw zou kunnen werpen op hun eigenheid.
Uiterlijkheden waren geen competitie, enkel aanmoedigend en steeds opbouwend.
Zeldzaam, en heerlijk…
Toch was ik me bewust dat die enkele decennia jonger me op andere vlakken minder rechten gaven.
Zo was er de kwestie van Gerda, Liesbeth’s dochter, die net zo oud was als ik, en met wie ze al jaren in onmin leefde, ook daar wist ik officieel niets van af, er werd nooit over gepraat.
Het maakte Yolande’s pleidooien enkel stugger: vol vuur en volharding trachtte ze Liesbeth er van te overtuigen deze laatste maanden nog te gebruiken voor een heilzame verzoening.
Ik was haar stille supporter.
Hoe kon een vrouw, die me zo omarmde met haar warme vriendschap, zich zo genadeloos opstellen tegenover mijn onbekende leeftijdsgenote?
Liesbeth bleef koppig weigeren. Emoties waren er om verdrongen te worden.
De afstomping van vele jaren geld vergaren…
De stadsbus vervolgt zijn weg door de prachtige straten van Joke’s geliefde Leuven.
“Weet je wel zeker of ik welkom zal zijn Jo?” vraag ik onzeker “Liesje was duidelijk in haar wens, géén bezoek…”
Joke legt haar gehandschoende hand in een warm en elegant gebaar op mijn been en knijpt even. “Jij bent toch niet zo maar iemand… ze gaat héél blij zijn.”
Ik slik.
“In het slechtste geval blijf ik maar tien minuten, maar ik moet het toch proberen niet, het is de laatste kans om haar nog te zien…”
Joke knikt me bemoedigend toe.
“Oei, we zijn er lieverd, dit is onze halte, kijk dat grijs gebouw is Gasthuisberg.”
Ik stap uit en houdt me duizelig even vast aan mijn oudere vriendin die kwiek voortstapt… die verdomde bus!
“Wacht even Jo, ik wil nog bloemen kopen voor haar.”
Yolande schudt afkeurend haar hoofd, ze weet dat ik het financieel niet al te breed heb.
“OK, er is een bloemenwinkel hier vlakbij, kijk we zijn er al, koop iets klein Sophieke, haar kamer staat al vol bloemen en ach, het is allemaal zo vergankelijk.”
“Het is het laatste dat ik haar iets kan schenken Jo, laat me nu maar”.
In de winkel vraagt de eigenaar tot mijn verbazing onmiddellijk naar de toestand van Liesje. Leuven volgt het wel en wee van zijn grote figuren, het is een warme gemeenschap.
In het Ziekenhuis moeten we acht hoog.
Yolande klampt zich aan me vast en knijpt mijn arm haast blauw. In haar anders zo guitige blik lees ik nu razende paniek: Haar claustrofobie!
Jeezes, dat moet een marteling voor haar zijn, elke dag opnieuw! Normaal gezien neemt ze nooit een lift, maar Acht verdiepingen? Arme Jo...
De liftdeuren gaan open.
Jo laat me los uit haar wurggreep en opgelucht wipt ze als een jonge hinde naar de veilige overkant.
Op onze tippen lopen we door de gang.
Dit is de afdeling Palliatieven van Gasthuisberg. De inkom van de afdeling is versierd met groene kunsttakken en gekleurde bloemen.
Alles kan en mag hier.
Het oude en ongezellige gebouw is met allerlei middelen omgetoverd tot een warm, knus en huiselijk oord waar de patiënt en zijn familie zich kunnen thuis voelen, zonder zich te moeten bekommeren over al te veel praktische beslommeringen.
Zo is er een kleine keuken waar zowel het personeel als het bezoek gebruik mag van maken, er staat steeds koffie klaar en de ijskast is gevuld met de favoriete hapjes van de patiënten.
Er is een kleine lounge waar men wat kan mijmeren, rusten, bidden, schrijven, muziek beluisteren… Alles ademt een sfeer uit van sereniteit en respect.
Op het einde van de gang bevindt zich Liesje’s kamer. Aan de deur kleeft een briefje:”Niet meer dan tien minuten bezoek aub”.
Verschrikt kijk ik naar Yolande, was het wel gepast om…Zachtjes duwt Yolande me de kleine kamer in, en dan zie ik ons Liesje…
Het beeld treft me niet echt.
Ik WEET wat kanker kan doen aan het menselijke lichaam.
Enkele jaren geleden stierf mijn vader aan diezelfde, vreselijke ziekte.
Op zes weken tijd teerde de kanker zijn krachtige lichaam volledig uit.
We beseften nauwelijks wat ons overkwam, ons gezin overleefde de gevolgen van die destructie niet. Zonder het fundament van Vader’s liefde brokkelde het wezenloos uit mekaar.
Ik ben dus niet verbaasd te zien hoe Liesje is getransformeerd tot een fragiel oud vrouwke op enkele weken tijd, haar fiere elegante gestalte weggesmolten tot een mager lichaampje dat in absolute kwetsbaarheid opgerold ligt te slapen.
Haar keurig ‘Chignon’, hét handelsmerk van haar zaak als ‘Madameke Van Ro” is uitgedund tot enkele slierten haar, nog steeds keurig bijeengebonden.
De vele lijnen die nu zichtbaar geworden zijn op haar lieve gezicht, verraden haar stille strijd.
En nu begrijp ik haar.
Haar hele leven lang heeft ze een sterk imago opgebouwd . Een felle zakenvrouw in een harde mannenwereld. Geen tijd om zwak te zijn, geen tijd om emoties te uiten, geen tijd om moeder te wezen…
Werken, werken, werken en NOOIT toestaan dat de wereld die andere, kwetsbare kant van je aanschouwt, ook niet op deze laatste dagen.
Zéker niet op deze laatste dagen.
En ik besefte hoe bevoorrecht ik hierin geweest ben.
Onze unieke vriendschapsband was een oase van rust voor Liesje. Een tuin van Eden waar ze even kon zijn wie ze ook was: Een lieve vrouw met een geweldig gevoel voor humor.
Onze uitjes waren vast een verademing voor haar in hun eenvoud.
Zowel Yoke als ikzelf hadden NIETS van haar nodig, we gaven haar wat we zelf terugvorderden: onbaatzuchtige vriendschap.
Joke biedt me een stoel aan. We schuiven ons dicht tegen het bed en genieten van deze laatste uren samen.
Mijn ogen verslinden elk detail van die slapende gestalte in dat witte ziekenhuisbed.
Dit is de laatste keer dat ik haar kan aanschouwen, en ik wil haar beeld op mijn netvlies griffen, en elke lijn in haar gezicht onthouden…
Haar slanke handen, ringenloos maar nog steeds elegant, die ontspannen rusten op de smetteloos witte lakens. Haar versleten polsbandhorloge, dat aan een schakel van haar ‘Papegaai’ bengelt, en vooral: haar rustige ademhaling en de sereniteit waar mee ze dit lot aanvaard.
Joke en ik voeren een fluisterend gesprek en vertellen elkaar verhalen, anekdotes, en de hardere realiteit van de afgelopen weken.
De ruzie met haar dochter Gerda is Godzijdank bijgelegd.
Gerda zal de zaak overnemen, iets wat niet zo eenvoudig is, er is zo veel tijd verloren en van enige voorbereiding is geen sprake meer. Gerda wordt in het water geworpen zonder zwemvest. Het is erop of eronder, zwemmen of verzuipen.
Liesje heeft, in haar koppigheid, de tijd maar laten voortkabbelen en op die manier haar einde niet grondig voorbereid, althans, toch niet voor haar dochter.
Enkel tegen Yolande heeft ze op een rustig moment bekend dat ze met deze uiteindelijke verzoening nog een jaartje verder had willen genieten van de vernieuwde band met haar dochter.
‘De Meester’, Liesjes vervreemde wederhelft, speelt zijn eigen rol in dit drama.
De jaren van vervreemding kunnen deze laatste dagen niet ongedaan gemaakt worden.
Zij hebben een vreemd soort van Relatie, die twee…
Ze leven al decennia lang elk hun eigen leven, Liesje als een bezetene in haar zaakje, en ‘De Meester’, een vroeg gepensioneerd schoolhoofd, als welgestelde rentenier.
Liesje reed rond in een aftands klein bestelwagentje, zuinig en makkelijk om al de ‘marchandise’ in op te laden.
De meester rijdt in een Mercedes of Landrover, afhankelijk van zijn plannen, en geniet van de uitgestrektheid van hun Privé bossen, waar hij het wildbestand beheert en de dagen al kuierend ziet voorbijglijden.
Toch is er een wederzijdse sterke band, en Liesje schijnt zijn ‘magere’ aanwezigheid niet als teleurstellend aan te voelen.
Ze steunt op de aanwezigheid van Yolanda en Erika, haar twee vriendinnen die elkaar aflossen en haar bijstaan in deze laatste dagen.
Een zware taak voor de twee vrouwen, die niet piepjong meer zijn en hun ‘wake’ moeten combineren met een nog steeds professioneel druk bestaan.
De Meester komt, op zijn beurt, sporadisch binnengevallen, als een nerveuze wervelwind, niet opgewassen tegen de beklemmende stilte van een stervende mens.
De talloze faciliteiten van de Palliatieve Dienst blijven ongebruikt.
De Meester is te fel gehecht aan zijn eigen dagelijkse noden, Gerda kan haar zelfstandig opgebouwd leventje niet zo maar afbouwen, ze heeft haar verplichtingen en de plotse omwenteling in haar leven brengt héél wat geloop met zich mee.
Yolanda is haar baken.
Een ode van wat vriendschap tussen vrouwen kàn betekenen.
Ik verplicht me even mijn blik los te koppelen en kijk de kamer rond.
De talrijke bloemen met hoopvolle boodschappen vertellen me dat niemand de ernst van de situatie kent.
Wat me opvalt, is dat haast iedereen hetzelfde boeket heeft uitgekozen: Witte rozen en Lelies… Hoop en Verfijning.
Liesje beweegt…
Ze kreunt even, rekt zich als een jong poesje en opent haar ogen.
Die blik!
Zo vertrouwd. In haar magere gezicht stralen die blauwe kijkers van haar nog dezelfde kracht uit, met een contrasterende helderheid in dat gehavende lichaam.
“Sophieke…” Fluistert ze verrast.
“Dat is nog al eens een verassing hé mateke”, snikt Joke ontroerd. “ Ik heb naar ons Sophie getelefoneerd en kon ze niet meer tegenhouden, ze wilde je komen bezoeken, fijn hm?”
Ik sta recht en buig me naar het bed.
“Ben je blij, Liesje? Ik bedoel, vind je het ok dat ik hier ben, ik wil je niet storen maar ik kon het niet…”
“Natuurlijk ben ik blij… natuurlijk, kom hier” haar stem kraakt verzwakt maar haar omhelzing en verwelkoming zijn nog met een oude kracht die me verbaasd.
Yoke begint op een stille toon het hele verhaal van mijn onaangekondigd bezoek af te ratelen maar Liesje zakt terug weg in een slaap-droom-toestand die voor haar beslist pijnloos en noodzakelijk is.
Een loden last valt me van de schouders, pffff, ze is blij me te zien, ik kan hier stillekes blijven zitten, ik ben welkom.
Opgelucht luister ik verder naar Jokes gefluisterde verhalen.
Liesje blijft verder sluimeren in die droom-waak-toestand, met af en toe korte momenten van glasheldere realiteit waarin we elkaar intens bekijken en Yolande haar een brokje gemalen ijs aanbiedt, als snoepje voor haar verdroogde mond.
De avond valt in de kleine kamer.
Een zware stap davert in het gebouw, een beleefde groet weergalmt in de anders zo stille gang: De Meester is op komst.
Joke zucht geërgerd: “Kan die man nou niet gewoon stil zijn?” fluistert ze.
Een geblokte, stevig gebouwde zeventiger doet zijn intrede.
De Meester blaakt van gezondheid, zijn frisse kaken onthullen de vele uren in de open natuur. Het gedisciplineerde kapsel in combinatie met een vlekkeloos geruit kostuum zijn nog een duidelijke erfenis uit de strakke schoolmeestertijd.
In zijn grote handen draagt hij een plastiek tasje met een Fles …Champagne!
Champagne? Joke volgt mijn vragende blik:” Een kleine wens van Liesje, ze wilt de intraveneuze voeding afgesloten, maar wil nog een glas heffen om de verzoening met Gerda te vieren.”
“En, hoe is de situatie vandaag?” buldert de meester met luide stem, me met een achterdochtige blik vorsend.
Ik reik hem mijn hand.
“Sophie Selleslaghs, mijnheer, ik ontmoette U twee jaar geleden bij U thuis.”
Een verbaasde blik van herkenning. “Natuurlijk, Sophieke, je haar ziet er wat anders uit,...goed dat je gekomen bent…”
“Helemaal vanuit Kalmthout met de trein” vult Joke aan.
De Meester knikt kort en wendt zich tot het ziektebed:”Mijn God wat is ze achteruitgegaan sinds gisteren” oordeelt hij onelegant, hij houdt het boodschappentasje voor zich uit, “dit zal niet meer kunnen, ik zal het maar terug mee…”
“Geen sprake van”, sist Joke onverwacht heftig, en ze grist de fles uit de handen van de verbouwereerde man. “Dat zal nog prima lukken” en met een kordaat gebaar plaatst ze de fles in de kleine koelkast.
“Kom Sophieke, we gaan nog wat ijs malen in de keuken”
Gewekt door al het tumult, opent Liesje haar ogen en schenkt haar wederhelft een liefdevolle glimlach.
Joke graait me bij de arm en duwt me naar buiten.
“Ach die man, als het niet voor haar was dan zou ik hem…”
Ik kijk mijn vriendin begrijpend aan, ook ik ben gechoqueerd bij het aanschouwen van zulk een kil gedrag.
En toch… Liesje is blijkbaar écht wel blij met zijn wervelende aanwezigheid.
Blijkbaar hebben zij een evenwicht in hun relatie gecreëerd waar Joke en ikzelf, als vastgeroeste singles, niet bij kunnen.
In de keuken malen we nog wat ijs, en bekijken de accommodatie van deze bijzondere dienst.
“Mijn Pa is nooit uit de dienst ‘Hart en Bloedvaten’ geraakt, het ging allemaal zo snel.” Joke leunt tegen het aanrecht en luistert. “Mama bleef de laatste weken bij hem kamperen, op een uitklapbaar veldbeddeke, ze liet hem geen minuut meer alleen, die twee zagen mekaar zo graag Joke, het verplegend personeel was aangedaan door het aanschouwen van zo veel liefde, nu begrijp ik meer waarom, blijkbaar kan het ook anders.” Nadenkend vervolg ik, “Neen, Jo, liever alleen dan met zulk een partner, stel je voor dat je die teleurstelling dan nog moet verwerken, zo op het laatste van je leven”.
Joke knikt instemmend.
“En toch is ze blij dat ze hem ziet, gek hé” frons ik.
“Ja, kindje, daar kan ik ook niet helemaal bij, die twee leven al zoveel jaren hun eigen leven, dat is voor ons zo een vreemde wereld hm.”
Ik grijp haar bij de schouder en omhels haar warm: “Ik ben zo blij dat ze jou heeft, Jo, je bent een goede vriendin hoor, de beste!”
“Ach lieverd, dat is toch normaal.” Joke snuft een beetje ontroerd en trippelt terug op haar tenen door de gang naar Liesjes’kamer.
“Zo! Zijn jullie daar weer!” buldert de meester.
Liesje zit glimlachend en klaarwakker recht in haar ziekenhuis bed.
En terwijl de meester Joke opeist om wat praktische zaken te bespreken, besef ik dat dit een goed moment is om afscheid te nemen...
Ik buig me naar Liesje en kruip even in een warme omhelzing tegen haar aan. Haar armen drukken me stevig tegen haar vermoeide lichaam.
Ook zij weet dat dit de laatste keer is dat we elkaar in deze wereld zullen treffen.
“Ik zie je graag Liesje…” fluister ik met een hese snik in haar oor.
Ze brengt haar lippen dicht tegen mijn oor, verstevigt haar greep en antwoordt: “Ik U ook, maar dat weet ge wel hé…”.
Ik sluit mijn ogen en slik, en snuif nog even haar vertrouwde geur op. ’Neen Liesje’ denk ik vertederd ‘ Dat wist ik niet…’
We bekijken elkaar nog éénmaal indringend aan en dan draait ze me de rug toe, volledige geconcentreerd op een nieuw relaas van de meester,die zich op een stoel naast haar heeft geïnstalleerd met de nodige documenten.
Ik ruk mijn ogen van dat laatste beeld en loop de kamer uit.
Stille tranen druppen van mijn wangen. ’Huil nu maar meid’ spreek ik mezelf in gedachten toe. ‘Huil! Krop niet op! Maak niet diezelfde fout als met Papa… laat je emoties los! Laat los!!!’
Maar sterke vrouwen mogen niet huilen.
En wanneer Joke in de gang komt en me met mijn tranen tegen de muur ziet aanleunen, smeekt ze me: “ Aub, Sophieke, huil niet, doe me dat niet aan, aub… ik moet nog even sterk zijn. En jou verdrietig zien zal me breken, toe…”
Een verpleegster komt naar ons toe.
“Ze heeft net afscheid genomen,” hoor, ik Joke zeggen met beverige stem “ het zal de laatste keer zijn hé…”
De verpleegster kijkt ons begripvol aan en ik tracht me zo goed ik kan te beheersen… eens de emotionele sluis geopend is het moeilijk terug een dam op te trekken.
De daaropvolgende dagen bel ik elke avond met Joke.
De toestand van Liesje verslechtert snel. Ik mag mezelf echt gelukkig prijzen met ons prachtige afscheid. Het is net op tijd geweest.
Liesje heeft gevraagd de intraveneuze voeding af te sluiten en teert nu op haar dieet van kleine slokjes Champagne.
Joke vertelt dat ze, de weinige momenten dat ze nog echt bij is, met beetjes van haar glas nipt terwijl ze goedkeurend haar duim omhoog steekt.
Stijl tot het laatste moment.
Op woensdag 24 november sta ik rond zes uur half uitgekleed in een kleed cabine van het gemeentelijk zwembad, een metaalachtig geluid weerklinkt:
mijn Gsm!
“Hallo?” hijg ik geschrokken.
Aan de andere kant van de lijn hoor ik hartverscheurend gesnik: “Sophieke, Joke hier”…”Om je te melden dat ons vriendinneke om twee uur deze middag gestorven is en…”
Batterij plat.
“Grrrrrrtverdorrrrrie” Vloek ik luidop. Waarom had ik dat nu beter nagekeken?
Ik gooi het toestel met een venijnige zwier in mijn zwemtas en begin me als een gek terug aan te kleden. Mijn mateke heeft me nodig en ze kan me niet bereiken!
‘Die toestellen werken ook nooit als je ze nodig hebt’ bedenk ik razend terwijl ik het zwembad uitsnel, een stomverbaasde kassierster voorbij ren en in mijn auto wegscheur.
Thuis gekomen haast ik me naar mijn vast toestel en bel naar Yolanda.
Het half uurtje wachten heeft haar gekalmeerd, maar ze klinkt volledig uitgedoofd: de waarheid is nog niet doorgedrongen.
Ik luister naar het relaas van die laatste momenten en tracht haar te steunen in volledig besef dat ik de leegte die Liesje zal teweeg brengen, nooit zal kunnen opvullen.
Ik kan alleen maar luisteren en er zijn voor haar, zoals zij er al die dagen is geweest voor Liesbeth, als een uniek goede vriendin.
Die avond stap ik, zoals altijd, met Milou nog even de nachtelijke koude in, voor een korte wandeling in mijn prachtige bos.
Terwijl Milou rondsnuffelt, kijk ik naar donkere, bewolkte hemel.
Geen sterren…
Ik sluit mijn ogen en prevel een stil gebed: “Papa, waar je ook bent, help Liesje, begeleid haar. Je kent haar niet maar je zult haar herkennen in haar warmte en weten dat ze bijzonder voor me was. Sta klaar voor haar aan die andere kant, zodat ze geen moment eenzaam is,… ze is me zo dierbaar.”
Ik open mijn ogen en zie een fonkelende hemel vol sterren.
Ik hoef niet verdrietig te zijn, alles is zoals het hoort.
Een rauwe snik welt op vanuit mijn buik en de bevrijdende tranen stromen ongestoord over mijn gezicht.
“Goede Reis, Liesje, ik hou van je en zal je nooit vergeten.”
Carine