Een dag als alle anderen. Ik heb net mijn kleren aangedaan. Mijn kamer is het kleinste kamertje op de eerste verdieping. Ik heb een grote broer, die mocht de grotere kamer. Mijn twee zusjes, zij mochten op zolder slapen. Mijn ouders hebben hun best gedaan om deze kleine kamer naar mijn smaak te maken. Heus behang met brandweerwagens en een echte hoogslaper. Ik was tevreden en zeer content met deze kleine maar fijne ruimte.
Nog even een likje gel in mijn haar, voordat ik naar beneden vlieg om te ontbijten. Een boterham met kaas, dat is vaste prik. Oei, toch wat aan de late kant. Snel tandenpoetsen en een vest aan om naar school te gaan.
De school staat in het midden van het dorp, wij wonen aan de rand. Alsnog is het minder dan een kwartier lopen. Ik geniet van deze wandeling en heb zin om de zon te ontmoeten. Elke morgen en middag maak ik deze tocht. Ik kan hem blindelings volgen: eerst de grote weg over, dan over het stukje stoep welke later aan de linkerkant is weggehaald, vervolgens na de boerderij een sluippaadje van grind langs het tennisveldje. Hier zit aan de rechterkant een slootje waar we in de winter het ijs op gaan en in de zomer springen we eroverheen om de avontuurlijke weilanden te ontdekken. Na dit ‘tennispaadje’ nog een klein stukje woonwijk en dan was je bij de school. Zo ging dat: dag in, dag uit.
Elke keer voortbewogen door mijn eigen jonge benen. Tot ik op een ochtend merkte dat ik dit pad niet meer bewandelde. Ik kwam nog wel op school. En ook over de grote weg, op de stoep dat later aan de linkerkant is weggehaald, over het paadje na de boerderij en door de woonwijk. Dat was hetzelfde gebleven, maar het voelde anders. Mijn voeten namen deze route niet meer waar. Ik voelde de stoep en het paadje niet meer maar ik zag ze wel.
Dit gebeurde weken achter elkaar. In mijn hoofd kon ik het niet plaatsen. Dit is toch niet mogelijk? Hoe kan het dat ik nog steeds op school aankom maar niet meer wandel? Een vervoersmiddel met wielen was er ook niet. Dat zou ik wel gevoeld hebben op de verschillende ondergronden (en ik zou het wel hebben gezien, maar zo werkte mijn brein toen niet).
’s Avonds in mijn bed kon ik uren mijmeren over hoe het bestond dat ik de wandeling niet meer voelde. Tot ik op een dag besloot om tijdens de oversteek maar eens naar mijn voeten te kijken. Tot nu toe had ik alleen nog maar ervaren dat ik de weg niet meer voelde en nooit gezien.
Op die dag viel mijn mond van verbazing open. Na de grote weg besloot ik om eens naar beneden te kijken. Daar zag ik dat mijn voeten zo’n 10 centimeter van de grond bungelden. Ze raakten de grond dus helemaal niet.
Ik schrok ervan, want zoiets kan toch helemaal niet? Ik heb dit niemand ooit zien doen.
Na deze ontdekking ben ik weken bezig geweest om meester te worden over dit zweven. Al snel ontdekte ik dat ik totaal geen controle had op dit gebeuren. Het was altijd naar school toe, altijd na de grote weg en nooit een afwijking in de richting. Op een andere route kon ik niet zweven. Teleurstellend maar ook intrigerend.
Na deze ontdekking ging ik, op een discrete manier, onderzoeken of andere mensen dit ook konden. Overal waar ik kwam probeerde ik kleine signalen op te vangen die zouden bewijzen dat ik niet de enige was. Hoe meer ik mij focuste op dit onderzoek, hoe minder ik nog zweefde. Dat wilde ik niet, omdat dat mijn enige aanknopingspunt was. Ik stopte met mijn observaties, maar het was al te laat. Het zweven was al weg. Het puzzelde me nog een tijd maar ook dat stopte. Er was alleen nog de wandeling naar school. Dag in, dag uit.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.