Er is de stilte
in het zingen van het gras,
het glas dat valt
voor het breekt.
Van stille waters die
ondoorgrondelijk lonken,
spelonken waar de echo sterft.
De stilte in je blik wanneer je
in de verte tuurt, likkende vuurtongen
tegen de kilte van de nacht.
Er is de stilte na het klateren
van je lach, het eindpunt
van de dag net voor het donker wint.
De stiltes in je zinnen en hoe
je die zorgvuldig afweegt,
de leegte die je laat
tot je me aankijkt en ik vraag
heb je mij niet horen zwijgen?