Voel me zo licht, als het licht om me heen zwaar is voor iedereen die ik niet ben, vandaag.
Heb het gevoel dat er geen staartje aanzit, dat de vliegen wil vinden, vandaag, lijk ik een van hen, vandaag, voor de eerste keer misschien, of een beetje zomaar, lijk ik zelf te vliegen.
Vandaag voel ik me zonder reden, vanuit mezelf, goed.
Het is iedereen die ik gisteren was niet gegeven.
Moet al ver teruggaan, naar voor ontbijt op bed, thermometers en eeuwen, lijkt het wel, van loeiende wekkers, om me zo een vrij gevoel te herinneren. Het is alsof de wei heel klein werd, en ik eindelijk alles kan overzien, van begin tot einde, de tamtam-signalen over de vlakte klinken dichtbij, regelmatig, elektriciteitspalen staan zorgvuldig zij aan zij, zuchten nu en dan een beetje, de krant ritselt aan m’n voeten, ik kan er niet bij, hoe zalig ik me voel.
Mensen had ik niet nodig, voor de nieuwsgierigheid, meestal om me heen, dat herinner ik me nog wel en toch eentje in’t bijzonder, die wist hoe me te verplegen. werd ik zo tam, zo vet, zo moe, niets kon me nog interesseren, dat het gras groen was, dat ze me niet lieten staan of gaan, niet vroegen wat ik wilde, had ik wat willen zeggen, boe of iets waar ze wat aan hadden, dan was ik zeker van zure gezichten. had ik iets willen doen, de krant voorlezen, een elektriciteitspaal aan het lachen brengen, mijn eigen tamtam maken, mensen heb ik nodig, na de nieuwsgierigheid.
Voel me zo licht vandaag, als de eeuwen die samenkomen zwaar zijn voor iedereen die in het nu leeft. zwevend boven de kleine wei, iedereen die ik was, ben en zal zijn. en niet. iedereen anders en eentje in’t bijzonder, die weet hoe me te vergeten, wijst de nieuwsgierigheid aan, de tamtam zwijgt, de elektriciteitspalen houden hun adem in, de krant kopt: coma-koe in crisis.