Opgesloten ter dood

Loewieze
26 apr. 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Opgesloten ter dood

“Pak je korset! De koets staat al klaar.” riep moeder door heel de villa. “Ja moeder!” Terwijl ze mijn korset zo hard mogelijk aanspande, vertelde moeder: “Prins Alexander gaat vanavond ook aanwezig zijn op het bal. Zorg dat je straalt!” Ik knikte en pakte mijn sieraden. Terwijl ik ze aan deed, spelde moeder mijn haar op. “Klaar om te gaan!” zei ze vrolijk. Ik stapte in de koets, helemaal klaar voor een koninklijke avond en een elegante dans. Vader kon er niet bij zijn want hij was weg... voor zaken denk ik. Ach ja, ik red het wel in men eentje. De portier opende het deurtje en liet me uitstappen. “Kin omhoog” fluisterde moeder. Ik lachte triomfantelijk en ging naar binnen. Wel moeilijk op zo’n hoge hakken en zo’n strak korset. We bevonden ons nu in een grote, versierde danszaal. Er klonk sierlijke muziek. Moeder had haar vriendinnen al meteen gevonden. Ik? Ik stond daar dan, alleen. Maar dat was rap over want lord Gabriel van Artelsburg kwam naar me toe en vroeg om te dansen. Ik glimlachte en stapte met hem naar de dansvloer. “Je ziet er prachtig uit.” fluisterde hij. Ik probeerde te lachen maar hield niet echt van die opmerking omdat alle jongemannen dat altijd zeggen. Je moet altijd maar alsof doen als jonkvrouw. Niet veel later zag ik mijn vriendin komen, Margot. Ze zwaaide zo beleefd als ze kon en ik lachte – niet fake -  terug. Ik ging even naar haar toe. “Jij hebt je zo te zien al goed beziggehouden?” giechelde Margot en keek naar lord Gabriel die op me stond te wachten. Ja, te wachten! Ik keek even naar hem en ging dan weer terug naar Margot. “Ik wou dat we samen weg konden. Op witte paarden ofzo. Weg van deze wereld…” zuchtte ik.

Plots hoorde ik een luide bonk. Mensen gilden en gingen achteruit. Ik hoorde er zelfs ééntje zeggen: “Nee! Mijn jurk!” De knecht die in de buurt was ging met haar weg om haar te troosten maar had volgens mij zelf niet eens door wat er gebeurde. Ik ook niet. “Zullen we gaan kijken?” vroeg ik geschrokken maar ook nieuwsgierig aan Margot. “Ik weet het niet hoor…” Maar ik was al vertrokken, de massa in. Margot bleef alleen achter totdat ze me hoorde gillen boven iedereen. Ze zocht me meteen en vond me spierwit en in shock. Toen durfde Margot niet te kijken naar wat er was gebeurd maar ze zag bloed op de grond liggen en wou zich echt wel even omdraaien. “What the…” Voor ze haar woorden kon uitspreken, viel ze flauw. Jeetje, wat een gedoe. Ik pakte haar en ging weer naar achteren. Ik zag iemand wegrennen met een rode mantel. Raar, die mantel heb ik al eerder gezien. Waarschijnlijk was deze persoon geshockt en voelde hij zich niet goed. Maar wat was dit nu? Iemand die vermoord is op een bal? Vele gedachten dwarrelden door mijn hoofd. Moeder kwam aanlopen en zei dat ze naar de koets ging en Margot wel meenam. “Ik kom mee want ik wil hier geen minuut langer blijven” zei ik bibberend. De volgende dag zat er – zoals altijd -  een krant onder de bloempot die bij onze voordeur staat. ‘Man … vermoordt … bal van hertog Charles … totale chaos…’ Ik hoefde al niet verder te lezen want ik was erbij. Hé? Dit is raar… dacht ik. Bij het artikel stond een foto van die ene persoon – die op een man lijkt - wegloopt. Bizar… Of zou hij er iets mee te maken hebben? Ik weet het niet meer. Misschien moet ik me er niet mee bemoeien… Of toch wel? Ik heb gewoon die mantel al eens gezien. Die is best uniek omdat het van stof is die van de andere kant van de wereld komt. Speciale stof. Ik denk dat mijn vader die ook heeft omdat hij al eens naar Australië is gegaan. Maar die had hij mee op zakenreis. Ik liet het artikel aan moeder zien die haar ogen neer sloeg. “Het was een kennis van me” zuchtte ze. Ik keek haar aan met puppyoogjes omdat ik wel wat medelijden had met haar maar ook zeker met de familie van die lord. Ik hoopte echt dat ze de dader gingen vinden maar een paar dagen later was er nog steeds geen nieuws. Het was tijd om me te gaan bemoeien. “Ik ga naar de stad” loog ik tegen moeder. Ik kreeg een duimpje als antwoord. Natuurlijk ging ik niet naar de stad. Ik moest de waarheid achterhalen.

Ik ging vervolgens naar hertog Charles en vroeg wie er op de avond van de moord allemaal aanwezig was op het bal. Hij keek op en ging dan weer terug naar een paar belangrijke formulieren. “Oké, dan haal ik zelf de lijst wel.” Geschrokken keek hij op en zei hij dat hij zo terug was. Duidelijk dat ik niet naar de bibliotheek mocht, dacht ik. Hij kwam terug met de lijsten. “Succes” Grijnsde hij. Ook duidelijk dat hij dacht dat ik dit niet serieus nam. Ik wou net naar buiten lopen totdat ik zag dat de deur van de bibliotheek nog open stond. Ja, waarom niet? Ik sloop er naar binnen en bewonderde de grote ruimte. Ik ging langs de eeuwenoude boeken en ging via een krakerige trap naar beneden. Blijkbaar had iemand dat gehoord want ik hoorde voetstappen in deze richting. Ik verstopte me rap ergens in de kamer. Deze was iets kleiner dan de eerste. De voetstappen verstomden. Opgelucht keek ik de kamer nog eens rond. Huh? Wat was dat? Ik wou net een boek pakken van een rek en plots gaan er precies een soort deur open? Maar net toen dat ik de donkere ruimte wou betreden, hoorde ik veel luidere voetstappen. Zo snel als ik kon klom ik door een raampje en liep ik weg. Maar de lijst had ik per ongeluk nog laten liggen op het bureautje van de grote bibliotheek.  Shit! Ik moest terug om het te gaan halen en ik wou natuurlijk de verborgen ruimte betreden. Stiekem ging ik terug en klom ik door het raampje. Ik ging rap naar boven, pakte de lijst en ging weer terug naar de kleine ruimte. Eenmaal daar ging ik – met de lijst in men hand – de trapjes af. Wat is dat hier allemaal? Een oude, muffe en vochtige geur kwam ik onderweg tegen. Eindelijk, ik was beneden. Ik keek naar boven en zag hoe diep ik nu onder de grond zat. Er was ook nergens een raam te bespeuren. Raar. Ik snuffelde wat rond omdat het toch wel raar is dat je zo’n koude, suffe en donkere kamer in je huis hebt. Ik vond een paar aantekeningen en andere dingen. Tot mijn verbazing zag ik niets geheims totdat mijn oog viel op een doek. Er zat sowieso iets onder. Ik trok het doek eraf en vond een kluis. Een heel ouderwetse dus kon ik gewoon met een speld – die nog in mijn haren zaten om zogezegd naar de stad te gaan – de kluis openen. “Wat …” De rode mantel met bloedspetters lagen erin met nog wat testamenten. Meteen greep ik ze en las ik de testamenten één voor één. Daar zag ik wat handtekeningen van … mijn vader? Onbegrijpend las ik verder. Geschokt bleef ik kijken naar één zin: Deze opdracht wordt opgedragen aan John McKenzie. Ik keek nog verder. ‘Handtekening hier… absoluut niemand vertellen… geheim…’ Ik was in shock. Dus míjn vader heeft iemand vermoordt?? Ik kon het haast niet geloven! Plotseling hoorde ik een klap die van boven kwam. Rap ging ik kijken. Shit! De deur is dichtgevallen. Ik hoorde voetstappen die weggingen… Of… dichtgedaan! Ik wou naar de deur gaan om te proberen dat die nog open ging maar bedacht me dan dat het tientallen trappen zijn en ik toch best zeker weet dat ik ben opgesloten. Wie ging mij hier ooit vinden? Niemand, precies. Ik ben gedoemd… Ik moest hier weg en deze papieren moesten naar de sheriff en wel nu. Maar wat kon ik doen?  

Net toen ik wou gaan roepen kreeg de deur weer beweging. Charles kwam binnen en al lachend zei hij: “zozo, jij hebt ons geheimpje dus gevonden…” Ik keek hem vies aan. “Je kunt me niets doen want ik ben de dochter van John McKenzie!” probeerde ik. “Oooh, dus jij bent Penelope.” Zei hertog Charles grijnzend. Ik keek hem nog viezer aan. “Rustig prinsesje, ik kan je inderdaad niets aandoen maar ik kan je natuurlijk ook niet zomaar laten gaan…” “Wat wil je dan hé?” “Jij… gaat niets maar dan ook niets zeggen tegen niemand. Anders is je moeder de volgende. Oh ja, die testamenten en de mantel die je had gevonden, die blijven natuurlijk ook hier.” Mompelde Charles. “Hoe weet jij dan wanneer ik iets heb gezegd?” protesteerde ik. “Ik heb hier en daar wel wat kennissen… de sheriff bijvoorbeeld” Ik huiverde. Ik kon echt nergens naartoe. Naar niemand. Maar ik liet me niet op mijn tenen trappen en antwoordde: “We zullen wel zien!” De hertog lachte wreed en pakte me bij de arm en zei: “Pas maar op, Penelope. Of je zult hier gauw terug zitten, voor altijd.” Ik verloste me uit zijn greep en deed een spurtje naar boven. Ik liep en liep zo hard ik kon het bos in, op weg naar huis. Eenmaal daar vroeg moeder: “Je bleef zolang weg? Veel gedaan in de stad?” “Jaja, veel gedaan.” Ik ging naar de woonkamer om alles even op een rijtje te zetten en vervolgens een plan te verzinnen. Want hierbij kon ik het echt niet laten. Ik kon er misschien niet mee naar de sheriff gaan maar… wel mee naar de pers! Maar ik moest wel een anonieme naam hebben en een soort van code taal. Ik had meteen al een idee. Blijkbaar is er ergens in de stad een geheim detective bureau waar ze in geval van nood, nu dus, communiceren met cijfers. Margot had dat ooit eens verteld dat de vader van de neef van haar broer daar werkt. Ze zei dat ik het tegen niemand mocht doorvertellen. Zelfs moeder weet het niet. Ik pakte een blad en een vulpen en begon sierlijke getallen te schrijven. “Ziezo, dit moet naar de drukker!” zei ik tegen mezelf. “Ben zo terug!” riep ik tegen moeder. “Naar waar ga je?” vroeg ze snel. “Gewoon naar Margot.” En weg was ik.

Ik had natuurlijk ook al een anonieme ‘naam’ bedacht: 483928. Dat betekent in letters gewoon Penelope. Met een lang gewaad en een grote hoed op zei ik met mijn vrouwelijkste stem: “Zou u dit kunnen publiceren?” “Euhm… Er staan alleen maar cijfers op?” begon de redacteur. “Doe het nou gewoon.” zeurde ik. “Naam?” Ik keek naar het blad en zei: ”483928” De meneer keek op en deed zijn brilletje af. “Mevrouw… Voor wie houdt u mij?” Ik begon onrustig te worden want niemand had natuurlijk door dat dit over een moord ging. Plots kwam hertog Charles binnen. Shit! Wat doet die hier nu weer? Ik zei bedankt tegen de oude meneer en vertrok zo snel ik kon. Maar hij hield me tegen. “Wie we hier hebben… Wat is dat? Cijfers? Je denkt toch niet dat iemand dit gaat begrijpen?” zei hij spottend en hij lachte luid terwijl hij me streng aankeek. Ik had echt zin om in zijn gezicht te spuwen maar ik draaide me om en ging rap weg. Hij keek me achterna, bang dat ik het toch op de één of andere manier zou vertellen tegen iemand. Dat was ook het geval. Maar hij dacht sowieso dat hij me nog steeds in zijn macht had. Dat was niet het geval. De waarheid moest aan het licht komen. “Hoe was het bij Margot?” vroeg moeder. Ik mompelde wat met het verslag in men handen. “Wat is dat?” Ik keek naar moeder en dan weer terug naar het blad. “Niets hoor.” Dit moest echt gepubliceerd worden want het detective bureau heeft geen specifiek adres naar waar ik het kon sturen. Ik ga morgen terug, dacht ik luidop.

 Zo gezegd, zo gedaan. Deze keer had de redacteur gewoon gedaan wat ik vroeg omdat ik zo serieus leek. Hij keek me raar aan en zei: “Voilà, het zal morgen in de krant verschijnen. Ik knikte vriendelijk en ging weer rap weg. Oké, dat was dat.

 De volgende dag stond het inderdaad in de krant. Tevreden was ik. Hopen dat ze het zouden lezen. Van moeder moest ik boodschappen gaan halen, dus deed ik dat. Net toen dat ik de winkel wou uitgaan, verscheen Charles weer. Ik vloekte in mezelf. “Ik heb gehoord van een zeer betrouwbaar iemand dat jij een bericht voor dat ene detective bureau hebt gepubliceerd?” Ik bleef stokstijf staan want hoe kon hij dat nu weer weten?? “Je wilt vast weten van wie ik het heb? Dat krijg je nog te horen, maar nu moet je eerst mee met mij.” Ik slikte. “En wat als ik niet wil?” zei ik met een bibberende stem. “Je hebt geen keuze.” Vlak na die woorden pakte hij me stevig bij de arm en trok hij me subtiel in een kleine koets. Mijn mond was droog, ik kon niet schreeuwen. Er zat gewoon een verrader bij het detective bureau! Ik keek angstig door het raam van de koets. “Je vader.” zei hij droog “Wat?” zei ik onbegrijpelijk. Onverstoord ging hij verder: “Je vader zit bij het geheime detective bureau.” Ik sloeg een hand voor mijn mond. “Dus was dat mijn vader die in de krant stond met die rode mantel?” riep ik uit. Charles keek weg. “Geloof me of niet, je zult het toch niet meer tegen iemand kunnen zeggen. Nooit meer.” De hele rit bleven die woorden in mijn gedachten. Wat bedoelde hij daarmee? Eenmaal aan zijn grote huis zei hij: “Trouwens, met nooit meer bedoeld ik dat ik toestemming had gekregen van je vader om je op te sluiten. Voor altijd.” Ik keek hem met grote ogen aan en schreeuwde: “Dat kan niet! Zoiets zou hij nooit doen!” Ik was woedend, maar ook bang. Ik begon te lopen, dwars door het bos. Takken zwierden om me heen. Netels brandden in mijn handen en benen. Ik keek achter me. Hij was op zijn paard geklommen om me achterna te gaan. Zijn zwaard hing langs zijn lederen uniform. Ik struikelde over een dikke tak. Mijn jurk was vies en gescheurd. Mijn hakken deden het niet meer. Blootvoets ging ik op weg naar Margot. Ze moest dit weten. Maar dat was nog een eindje lopen… Niet veel later kwam ik uit op een weg waar er paarden rondliepen die een koets meesleurden. Daarin zat waarschijnlijk de hertogin met haar dochter op weg naar een evenement. Mijn ogen gingen alle kanten uit. Ik hoorde Charles achter me en begon terug te lopen. Op dat moment pakte hij me vast en zette hij me ruw op zijn paard. Ik stribbelde tegen maar tevergeefs. Ik was verloren. Mensen keken ons raar aan maar deden niets. In volle vaart zette hij koers naar zijn huis waar hij me vervolgens afzette. Voor ik weer kon gaan lopen pakte hij me vast en trok hij me naar binnen. Ik keek onrustig om me heen en begon te gillen. “Kop dicht!” snauwde Charles. “De waarheid moet aan het licht komen!” protesteerde ik. “Denk je nu echt dat iemand jou gaat geloven?” Ik keek hem vies aan. “Je kunt niet zomaar iemand vermoorden op je eigen bal!” Hij lachte gemeen en sleurde me mee de duistere kamer in. “Denk je nu echt dat ik iemand heb vermoord?” Ik deed een klein knikje naar links, dat betekent ja. “Ik zou mijn handen toch nooit vuil maken aan zoiets.” lachte hij wreed. Ik spuwde naar hem. Ik wou hier gewoon weg. Daar werd hij niet blij van. Hij gooide me op de grond en liet me achter. “Groetjes!” riep hij vals. Hij trok de deur dicht met een harde klap. Ik bonkte op de deur en riep het uit. Ik zakte naar beneden en begon te huilen. Hier kon ik nooit meer weg. Niemand ging me ooit hier vinden. Ik was opgesloten. Opgesloten ter dood.

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Loewieze
26 apr. 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket