Over de Grote Pap en de dingen die voorbij gaan

24 dec. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Beste Alfons,
Het gevreesde is gebeurd. Ik ben zonet opgeroepen voor de oorlog.
Mag ik, zoals we onlangs hebben besproken, Maria en onze kinderen aan uw goede zorgen toevertrouwen?
Ik bid onze Heer Christus dat ik gezond en wel zal mogen terugkeren.
Met broederlijke groet,
Karel.

Sierlijke blauwe letters op een vel hagelwit papier. Dat ben ik.
Of beter. Dat was ik.
Doorheen de jaren is de schittering verloren gegaan. Het blauw is dieper geworden, donkerder. Op het wit verschenen geelbruine vlekken.
Mijn conceptie vond plaats bij het witte licht van een gaslamp. De pen schoof over het papier en de woorden stroomden eruit. In vochtige sierlijke krullen. Daarna de streling van warme adem. Het aanbrengen van de vouw die ik steeds met fierheid heb gedragen. Hij was een begenadigd Schrijver. Dat is belangrijk.
Drie dagen bleef ik in de omslag. Mijn baarmoeder. Donker en geborgen. Vol verwachting. Ik voelde de druk van honderden andere brieven. De blijde verwachting van al die beschreven vellen. Weldra zouden ze geboren worden. Weldra gelezen.
Men zegt soms dat het eerste licht de meeste indruk maakt. Of de plotse overgang van geborgenheid naar ruimte. Ik ben het daar niet mee eens. Het is de lezer die indruk maakt. De lezer die betekenis vat. Ik voelde het aan de vingers die me vasthielden. Hoe de hartslag in de duim versnelde. De greep van duim op wijs- en middenvinger verstrakte. Hoe de vingers me kreukten en hun haast onmerkbare afdrukken nalieten. Ik had de Lezer ontmoet.
Zeven dagen lang lag ik in de zon op een bureautafel. Af en toe werd ik even opgenomen, maar de intensiteit van die eerste keer was verdwenen. De Lezer nam me, en liet me los. Een enkele keer streek hij me glad.
Dan, bij het eerste ochtendlicht van de achtste dag, greep de Lezer me. Er zat urgentie in die greep. Beslistheid. Hij nam me stevig vast. Plooide me, eerst in twee zoals de Schrijver me gevouwen had, dan bracht hij een nieuwe vouw aan. Snel, niet zeer secuur.
Ik verdween in zijn portefeuille. Een doorleefd lederen etui waar ik graag heb verbleven. Mijn letters naar binnen gekeerd. Weg van de wereld. Beschermd tegen licht en vocht.
Ik zat er tussen twee foto’s. Ik ben daar niet goed in, kan geen beelden samenstellen uit vlekken. Letters liggen me beter. Achterop de ene foto stond Octavia, 9 september 1912. Van de andere kende ik enkel het vlekkenpatroon.
Slechts drie keer ben ik uit die portefeuille gehaald. De eerste keer was na amper twee dagen. De Lezer ontvouwde me bij het flakkerende licht van een kaars. Hield me even in dat licht en borg me weer op. De tweede keer was maanden later. In het blauwe schemer van een kerk. Ik draag de vlek die een traan op me maakte. Bij de derde keer verhuisde ik definitief naar een kartonnen doos.
In die doos tussen andere papieren, heb ik goed geleefd. Het is de plek waar ik vergeelde. Waar mijn inkt verdonkerde. Ik ben niet ambitieus aangelegd, leef liefst in de luwte met een paar goede vrienden. Daarom was ik er graag.
Mijn dierbare vrienden. Mijn gezelschap voor jaren. Ik zie de postkaart voor me: Zonnige groeten uit Blankenberge, fam. Stevens. Het briefje met de bedenking Het is niet wat je doet, maar hoe je het doet. De gebedsprentjes van de Z.E.H. Norbert Versmissen (1867-1930) en Sophia Vertesselt (1899-1919). De kaartjes uit Lourdes. De versregel In de ochtend zingt de nachtegaal, als voorbode van dagkabaal. Het kattenbelletje met 1 liter melk, 5 eieren, bloem van Rosie. De brief aan Mijn Lieve Fons. Ze spoelden aan gedurende jaren. Telkens de doos openging een paar nieuwelingen. Na het geboortekaartje van Magali, 7 januari 1937 stopte de vloed. De Lezer heb ik niet meer ontmoet.
Ik geef het toe. Ik ben mezelf wat kwijt de laatste dagen.
De doos verdween, me ruw ontrukt. Na jaren donkerte lag ik plots in hel daglicht. Eenzaam tussen onbekenden. Het gebedsprentje voor Sophia Vertesselt (1899-1919) was de laatste die bij me bleef. Tot een reclameblaadje voor Lidl ons scheidde.
Al dat nieuwe papier. Drukwerk van een ongelooflijke kwaliteit, onbekende lettertypes, haarscherpe prenten, kleurenfoto’s, dikke boeken, vellen vol cijfers, flinterdun glanspapier, kranten op rare formaten, rekeningen, bonnetjes, tijdschriften in felle kleuren, bioscooptickets, ledenblaadjes, reisbrochures, reclamedrukwerk. Een lawine van onverteerbare informatie. Zo raakte ik bedolven.
Ik steunde op mijn vouwen en hield me gedeisd.

Zonet begon de hoop te schuiven. Het labiele evenwicht ruw verbroken. Door iets.
Papieren klampen zich aan elkaar vast. Mij is het om het even. Mijn leven ligt achter me.
De hoop breekt. Neonlicht valt op me. Ik word opgetild. Niet door zorgzame vingers, maar door een grote machine. Samen met duizenden anderen en toch alleen. Ik zeil door de ruimte en kom op een lopende band terecht. Die voert me hoger, steeds hoger in het koude neonlicht. Dan val ik in water.
Ik weet dat dit het einde is.
Elke vezel van mijn vel zuigt gulzig het dodelijke vocht. Wat eerst bros van ouderdom was, zwelt en voelt voor even jong. Mijn letters vervloeien, vervagen, donkerblauw wordt lichter, verliest betekenis.
Ik scheur.
Verkruimel.
Word één met de Grote Pap.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

24 dec. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket