Ik loop van de ene kamer naar de andere.
Het zijn vier kleine donkere holtes
waarin je mij herbergt.
Ik loop van de ene ruimte naar de andere.
In welke richting kom ik je warmste knuffel tegen, je geliefde huisdier,
je oudste vriend, je eerste kus?
Aan welke kant hangt je grootste idool, je favoriete gerecht,
je mooiste tekening, je verste reis?
Ik hoor een dubbele herhaling kloppen, maar het klinkt niet als je luidste lach,
je zachtste pas, je pijnlijkste val, je vrolijkste lied -
mijn zoektocht stokt in natte voeten.
Bloed spoelt je kleinste gebaar aan, je lievelingskleur,
je kinderdroom, je laatste traan.
Ik kan niet graag worden gezien in isolatie. Het komt me tot aan de lippen
en tijd ontbreekt om mijn langste zondagochtend te slapen, mijn diepste zucht
te zuchten, mijn zomerse schemering in te wisselen voor een septemberse dageraad.
Ik kan niet worden overspoeld
zonder te houden van houden van.