’S nachts staar je naar de volle maan,
hoe zij schijnt als prinses van de nacht.
Zo groot, maar toch zo klein,
trekt ze je aan en stoot ze je af.
Zet de getijden in gang,
laat het water in en uit je vloeien.
Aderen zijn dan diepe rivieren
die hun weg banen, je eroderen vanbinnen uit.
En tranen, als regen, maken diepe putten.
In aanpassing schuilt kracht.
En verandering is onvermijdbaar zegt men
Maar alles stroomt nooit helemaal
weg.