in de buik ben ik piloot
en echtgenoot op wolken
op land roeien zij
de naakte dames
mijn vrouw is als een boot
een trein met vaart
op haar fiets eet zij slagroomtaart
in haar buik ben ik haar ogen
en breek er door de vleugels
helder zijn de kille sterren
en uit mijn schoot trek ik
potloodlijnen naar de landingsbaan
ik ken de wegen uit het vak
mik gesprekken door het ruim
en richt mijn blikken strak
over schouders drink ik mee
zij krijgen zoete koffie
nu zucht de slaap van twee
de neus laat zich omringen
door een vage kring
wolken trekken koude voort
en zwijgzwaam is de staart
ik heb geen gave voor tragiek
geen barst in mijn vertrouwen
laat elk conflict als opgeblazen bal
rollen in het spoor
van een zweverig gegeven
en adem dromerig van landen
op een baan waar mensen staan
te wachten in een rij van tijd
op een baan waar mensen staan
landen vogels in het land
in het land dat niemand heet
geen veilig neder dalen op het strand